Anderhalf uur van haast tergende herhaling
Twee paar voeten schuiven piepend over de vloer, hijgende ademhaling vult de stilte. Een man en een vrouw staan als twee steenbokken tegen elkaar aan te duwen. De vrouw ontsnapt en neemt afstand. De man springt in een omhelzende beweging op haar af. Ze duwt hem op de grond en loopt over hem heen. Hij duwt haar omver en gooit haar met zijn voeten heen en weer over de grond, drukt haar vervolgens met zijn hele lichaam tegen de vloer. De twee bewegen zich richting hun startpositie, de linker voorkant van het podium en beginnen hun dans opnieuw. En nog een keer. En nog een keer. En nog een keer.
Er zal iemand komen: anderhalf uur van haast tergende herhaling.
De eerste versies van Er zal iemand komen waren in 2018 al te zien op het Jonge Harten theaterfestival. De theatertekst waar de voorstelling op is gebaseerd is geschreven door de Noorse schrijver Jon Fosse. Het informatieblad van de voorstelling benadrukt zijn persoonlijke zoektocht naar intimiteit en hoe dit ook in deze versie van Er zal iemand komen op de voorgrond ligt. Liliane heeft aan deze tekst de bewegingen toegevoegd, met als doel dat deze uitdrukken wat de personages met woorden niet kunnen zeggen. De woorden zijn namelijk zeer schaars en de gesprekken vallen steeds terug op hetzelfde punt: ze zijn hier om alleen te zijn, maar er gaat iemand komen.
Het alleen zijn vindt plaats in een oud huis naast een fjord. Het stukje grond wordt aan het begin van de voorstelling afgebakend door een knalgele kalkwagen die een dikke witte verfstreep op de zwarte vloer achterlaat. De twee mensen zitten op uitklapstoeltjes naast elkaar en proberen zichzelf en elkaar er al pratend van te overtuigen dat ze goed zitten op deze eenzame plek, waar ze helemaal alleen zijn. Maar wat als er iemand komt? In plaats van deze vraag af te doen als zinloos gaan ze er beide telkens weer op in. Af en toe staan ze op en leggen hardhandig hun vingers tegen elkaars wang. Deze bewegingen en de gesprekken komen houterig en geforceerd over. Hier tegenover staat de dans-achtige gevechtsscène die de twee door de voorstelling heen steeds herhalen: een soort agressief afstoten en aantrekken wat op haast obsessieve wijze wordt herhaald. Deze scènes leggen op een soepelere manier de onderhuidse betekenis van de karige woorden bloot. De man en de vrouw verlangen naar intimiteit maar werken elkaar telkens tegen en vallen dan terug in hun oude patroon, op de een of andere manier niet in staat om eruit te breken.
Wat dit patroon steeds versterkt is achterdocht, gepersonifieerd door een derde acteur, de man die hun het huis heeft verkocht. Hun angst wordt werkelijkheid. Er is hier iemand. Hij onderbreekt hiermee de verbinding tussen de man en de vrouw wat de kijker uit de flow van de voorstelling haalt. Deze onderbreking is echter zeer welkom en de achterdocht die derde man veroorzaakt vormt een nieuwe factor in het zich alsmaar herhalende patroon. De dynamiek tussen de drie is erg interessant, maar in de momenten dat de persoonlijke behoeftes van de derde man meer naar voren komen wordt het te ingewikkeld. Zijn karakter had wat dat betreft beter volledig neutraal kunnen blijven.
Wanneer het licht dooft over de twee die voor de zoveelste keer de “vechtscène” herhalen slaakt het publiek een collectieve zucht. Lang duurde het zeker maar de tekst en bewegingen vormen samen een interessant en uitgediept geheel van een relatie die volledig is vastgelopen in patronen.