Verstikkende vertelling over misbruik in de katholieke kerk
In een korte tijd heeft regisseur Michiel van Erp al twee boekbewerkingen op zijn naam staan. Een paar maanden geleden maakte Van Erp tijdens het Nederlands Filmfestival veel indruk met Niemand in de stad, naar de roman van Philip Huff. Bij Internationaal Theater Amsterdam debuteert Van Erp als theaterregisseur met een toneelbewerking van Jeroen Brouwers’ bekroonde roman Het hout. En dat is geen eenvoudige klus.
Brouwers’ aangrijpende roman uit 2014 over het seksueel misbruik op een jongenspensionaat in de jaren vijftig is beklemmend. De kracht van de roman is dat Brouwers schrijfstijl even benauwend is als de sfeer die op het pensionaat hangt. Met aangrijpende beelden en broeierige zinnen doopt Brouwers de lezer onder in het universum van het pensionaat, met al zijn gangen en achterkamertjes, waarin de meeste broeders ontucht plegen met de jongens.
Niet alle broeders doen dat. De twijfelende buitenstaander Bonaventura (in het stuk gespeeld door Aus Greidanus), ziet met lede ogen aan hoe de medebroeders, met Mansuetus (Bart Slegers) als grootste smeerlap, de leerlingen onder het mom van ‘tucht en orde’ misbruiken. Als Bonaventura de jonge weduwe Patricia (Maria Kraakman) ontmoet en op haar verliefd wordt, raakt hij steeds meer in existentiële twijfel: moet hij het pensionaat verlaten, of moet hij blijven om de jongens, op wie hij ook gesteld is, te beschermen?
De rijkdom van Brouwers’ taal
Deze toneelbewerking blijft op veel vlakken dicht bij de roman. Jibbe Willems, die de roman tot script heeft bewerkt, laat veel passages – niet alleen de vurige beelden, maar ook de ironie en de humor van de roman – letterlijk terugkomen. Voor lezers van de roman is deze rijkdom van Brouwers’ prachtige taal een feest van herkenning.
Die taal, of de taal an sich, heeft echter wel een erg prominente rol. Misschien soms wel iets te prominent. In zulke gevallen worden handelingen uitgesproken, in plaats van uitgebeeld. Bonaventura observeert dan vooral. Hij loopt bijvoorbeeld niet, maar zégt dat hij loopt. Zeker voor mensen die de roman niet hebben gelezen, kan die rijkdom aan taal eerder als een overdaad ervan worden gezien, wat ten koste gaat van de spanning van, en de betrokkenheid met het stuk.
Veelzijdige functie van het toneel
Het is daarentegen mooi hoe Van Erp samen met scenograaf Andrew Lieberman de beklemming van de roman op het toneel brengt. Dat komt al naar voren in de esthetisch erg sterke openingsscène. De broeders zingen in het Latijn tot God. Hun gezang klinkt aanvankelijk uiterst kwetsbaar en devoot, maar wanneer de jongens Mark Freelink (Joep Paddenburg) en Wil van Lanschot (Achraf Koutet) in voetbaltenue verschijnen en met elkaar stoeien, ontstaat er craquelé in het vrome gedrag van de broeders. De nietsverhullende kleding van de jongens staat in seksueel contrast met de bedekkende pij van de broeders. Daar zijn de broeders zich maar al te goed van bewust…
Het decor is overigens geen pensionaat met allerlei krochten, maar een kille open ruimte. Vanaf de zijlijn kijkt iedere broeder vanachter zijn eigen raam op het toneel. Zij zien alles, zowel het gedrag van de leerlingen, dat ze graag als aanleiding nemen om hen te straffen, als elkaars wangedrag. Geen van hen doet daar echter iets tegen.
Tegelijkertijd staat het toneel, die ropen ruimte, ook symbool voor Bonaventura’s eigen binnenkamer. Dit verklaart wellicht de overdaad aan taal. Immers, Bonaventura’s observeert alles. De visualisering van Bonaventura’s psyche maakt Van Erp ook duidelijk door Patricia aanvankelijk als fysieke afwezige tegen Bonaventura te laten praten. In het klooster zijn vrouwen verboden, maar in gedachten laat Bonaventura haar stiekem toe. Ze luistert naar zijn verhalen, geeft commentaar op het gedrag van de medebroeders en spoort hem aan om zich te ontdoen van zijn verstikkende pij en bij haar te komen. Daar slaagt ze stukje bij beetje in.
Voor Bonaventura haar ontmoet, is zijn wereld somber en kil – zoals het toneel. Maar wanneer Maria Kraakman als Patricia het podium betreedt, wordt zijn leven kleurrijk. Dit wordt letterlijk uitgebeeld door de feestelijke achtergrondkleuren en dito muziek. Met Kraakmans komst als Patricia begint het ook in de zaal te bruisen. Waar het stuk tot dan toe wel erg kil en neerslachtig blijft, komt er nu wat meer leven in de brouwerij.
Sterk acteerwerk tegenover tamelijk vlakke bijfiguren
Kraakman speelt de gevatte, humoristische Patricia zonder problemen. Haar gewaagde opmerkingen staan in mooi contrast met de bedeesdheid van Aus Greidanus, die overigens overtuigt als Bonaventura. Hij zet de twijfel en hulpeloosheid van zijn personage treffend weer.
Ook de andere acteurs zetten hun rol sterk neer. Bart Slegers speelt de smerige Mansuetus erg krachtig. Die kracht komt aan het einde, wanneer Mansuetus zich op beestachtige wijze aan Mark Freelink vergrijpt, extra aangrijpend terug.
Het is alleen jammer dat sommige personages vooral als passant in het leven van Bonaventura fungeren. De relatie tussen Mark Freelink en Wil van Lanschot bijvoorbeeld wordt in dit stuk al meer als liefde neergezet, maar de uitwerking van die relatie komt nog niet dusdanig uit de verf om echt te beklijven. Zelfs Patricia, hoe humoristisch ook, blijft als personage tamelijk oppervlakkig. Haar emoties over Bonaventura’s besluiteloosheid komen nauwelijks aan bod. En dat terwijl zij stukje bij beetje Bonaventura’s binnenwereld openbreekt.
Esthetisch slot als loutering
Het is uiteindelijk dankzij haar dat Bonaventura het pensionaat (wederom letterlijk) de rug toekeert. In de slotscène, die zich afspeelt tijdens Pasen en die net als de openingsscène een esthetisch hoogtepunt is, roept Patricia, als een heilige Maria, vanaf het balkon in de zaal Bonaventura tot zich. Terwijl de andere broeders hypocriet hun vrome liederen zingen, kiest Bonaventura voor zijn bevrijding. Zo geeft Van Erp met deze toneelbewerking de symboliek van de roman sterk weer. Hij kaart niet alleen de misstanden in de katholieke kerk aan, maar laat ook zien dat er nog altijd hoop op loutering is.