Spiegels van de ziel
De expositie met werk van Leonardo da Vinci (1452-1519) en navolgers in Teylers Museum in Haarlem past niet alleen in het rijtje eerdere tentoonstellingen (Michelangelo, 2005 en Rafaël, 2012), maar ook omdat er een verbinding wordt gelegd met de wetenschappelijke insteek van het museum door middel van een zogeheten Leonardo-spoor, dat door de vaste collectie wordt getrokken.
Aan de ene kant worden tekeningen van ernstig misvormde gezichten getoond. Da Vinci ontleende deze aan de werkelijkheid op straat. Tot aan het begin van de twintigste eeuw maakten zij vooral zijn bekendheid uit en werden veelvuldig nagevolgd, al vormen ze eigenlijk maar een klein deel van zijn oeuvre. Aan de andere kant zijn er de prachtige portretten van schonen, mannen en vrouwen. En niet in de laatste plaats Het Laatste Avondmaal als culminatiepunt en synthese.
Hoogtepunten en magerte
Alle drie komen ze in de tentoonstelling aan bod, ‘als spiegel van de ziel’, zoals directeur Marjan Scharloo in Teylers magazijn 135 schrijft. ‘Wonderlijk genoeg stond dit onderwerp’, vervolgt zij, ‘nog nooit eerder centraal’.
Het levert hoogtepunten op, zoals ontegenzeglijk de Studie van het gezicht van een jonge vrouw (ca. 1490), dat terecht alleen op een wand hangt. Maar ook ongemakkelijke situaties. Natuurlijk, Leonardo tekende al die misvormde gezichten – en er hangen er veel in Haarlem – deels ter vermaak (wat heet) en deels om bepaalde standen en groepen (adel, geestelijken en dichters) belachelijk te maken. Misschien stonden ze wel nooit zo centraal, ómdat ze ongemakkelijk zijn; lelijkheid staat in Da Vinci’s tijd voor zonde, schoonheid voor rechtschapenheid.
Als je echter stelt, zoals wordt gedaan, dat Da Vinci’s werk zowel tijdloos is als dat het hem niet primair, zoals bij Michelangelo, om de anatomie ging maar vooral om het overbrengen van emoties, dan komt de terloopse opmerking dat ‘in een aantal gevallen medisch specialisten’ tot op de dag van vandaag ‘er een ziektebeeld’ in kunnen herkennen wat mager over.
Gastconservator Michael Kwakkelstein, directeur van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, maakte hem in een essay in de rijke, prachtig uitgevoerde catalogus. Je hoeft natuurlijk niet zover te gaan als bij de tentoonstelling Rendez-vous met Frans Hals dit jaar in het Frans Hals Museum, ook in Haarlem, waar Hans Aarsman en Roy Villevoye probeerden te achterhalen welke ziekten Hals uitbeeldde, maar er valt wel meer over de grotesken van Da Vinci en onze tijd te zeggen.
Nuancering en verrijking
Da Vinci nam later zelf wellicht ook een genuanceerder standpunt in. Kijk bijvoorbeeld naar Het Laatste Avondmaal (Santa Maria delle Grazie, Milaan). Dit hangt in Haarlem in de laatste zaal als 1:1 afbeelding, tegenover een eveneens 1:1 afbeelding van de kopie naar Da Vinci in Tongerlo. Deze kopieën worden vooraf gegaan door een zaal waarin in nissen voorstudies van de discpelen hangen. We weten namelijk dat Leonardo da Vinci niet uit de voeten kon met de figuur van Judas. Na lang zoeken is deze uiteindelijk dan ook subtiel weergegeven.
Een publieke gedachtewisseling over deze aspecten is gastconservator Kwakkelstein van deze once-in-a-lifetime-tentoonstelling, net als hoofdconservator Michiel Plomp van het museum, van harte gegund. Na maar liefst vijf jaar voorbereidend werk om alle bruiklenen, waarvan de meeste (twintig) uit het bezit van koningin Elizabeth (Windsor Castle), rond te krijgen, zou dat de uitwerking van Da Vinci’s werk op de publieke opinie alleen maar rijker en dieper maken. De bladen met gezichten van Da Vinci zijn niet alleen (meer) om te lachen of ons aan te vergapen, zoals aan zo’n prachtig meisjesportret. Met name het eerste genre vraagt om een inhoudelijk gesprek. Daarvoor moet je ze echter eerst gaan bekijken. Misschien wel meer dan een keer. Dan praten we hopelijk verder.