De maand van Marie
.
Litanie
Gruwez koos ervoor om zijn vier vrouwen elk in één lange monoloog hun verhaal te laten doen. Hij maakt er sierlijke, vloeiende teksten van, waarin steeds weerkerende elementen worden vervlochten met nieuwe stukjes vertelling. De verhalen worden een soort litanieën, de lange monoloogvorm zonder een toehoorder in levende lijve doet denken aan een gebed of een klaagzang. Met refreinregels en motiefjes, zoals het steeds weer met kleine variaties terugkerende zinnetje van Maia, alias de Madonna met de Blote Konte: “’t Is maar geld dat hier telt! God en den bank van Roeselare en West- Vlaanderen -als daar al veel verschil tussen is- die kunnen ’t weten.” En altijd hetzelfde hoofdthema: “En ’t herte -wie weet er dat beter dan ik?- ’t herte dient voor het verdriet.” Marie, Maia, Emma en Marion hebben even van de liefde geproefd, en hebben daar duur voor betaald.
Pearl Jam
Het Vlaams waarin de vrouwen spreken staat nadrukkelijk op de voorgrond. De levendige spreektaal maakt soms dat je Gruwez’ personages haast voor je ziet. Zeker bij de eerste spreekster werkt het, het is een echt oudje achter de geraniums, met praatjes voor drie over allerlei kwaaltjes en de goeie ouwe tijd: “ ’s Avonds in de zomer- dat bestond dan nog, de zomer- dan zaten w’ onder de lindebomen. Babbelen en babbelen, den enen al nen groteren bek dan den anderen. […] En ondertussen is Marietje hier drieënnegentig geworden en dat kan tellen. ’t Hangt er nog allemale aan, aan mijn lijf. ’t Is maar met mijn oren dat ’t slecht gesteld is.”Maar verder dan clichés lijkt Gruwez niet te kunnen komen. Zijn puber, de negentienjarige Marion, is ouderwets opstandig en egocentrisch: “Maar zo zag ik mij nog het liefst, ja: als standbeeld. ‘k Wilde per se dat iedereen zag dat ík daar stond, ikke, Marion en niemand anders: ’t Vrijheidsbeld van Deerlijk“. Daarbij kan ook de fascinatie voor seks en haar eigen lichaam niet uitblijven: ” ’s Nachts werd mijn kut een soort teletubbieke op jaren. ’t Kwam spoken boven mijn bed en ’t vloog overal tegenop, tegen de lusters en tegen de vensters, alsof ’t naar buiten wilde.“
Gruwez doet hard zijn best een jongerencultuur neer te zetten met wat stukjes songtekst van Pearl Jam die te pas en te onpas opduiken, en met uitroepen als “Megacool!” en “Forget it!“. Veel meer dan een uitwendig versiersel is het niet: “ ’t Zijn dan de laatste maanden van mijn middelbaar en in La Luna loop ik zo’n beetje te headbangen bij Pearl Jam. Beretof. I’m ahead, I’m a man / I’m the first mammal to wear pants, yeah / I’m at peace with my lust / I can kill ‘cause in God I trust, yeah / It’s evolution, baby. ‘k Ga volledig uit mijn dak.”
Romantische riedeltjes
Gruwez slaagt er niet in om de vrouwen echt een eigen stem mee te geven, ze zijn vooral bejaarde, puber, volksvrouw of hoger opgeleide. Hun verhalen worden daardoor nooit echt indringend. Ook de strak geregisseerde opzet van het boek doet de diepgang geen goed. De vier variaties op een thema blijven techniek, vingeroefeningen. Je leest er vlot doorheen, de triestige sfeer van een leven rondom een gebroken hart raakt je even, maar meer ook niet. Het zijn in dat opzicht niet meer dan romantische riedeltjes over de lasten van de liefde, waarin de rozen doorns hebben en de harten bloeden.