Een roman in fragmenten
Leo Pleysier, de man die in vijf boeken (onlangs uitgegeven in één cassette) zijn familie portretteerde, is in zijn nieuwe boek De dieven zijn al gaan slapen aangekomen bij zichzelf. Deze keer geen compacte historie over zijn moeder, zus, tante, broer of vader, maar een verzameling van korte en zeer korte teksten die van de uitgever (of de schrijver?) het etiket ‘roman’ niet mocht dragen.
In de daaropvolgende romans stond steeds een familielid centraal dat om de een of andere reden onbereikbaar was: een gestorven moeder, een tante in India, een broer in Afrika. En steeds sprak de wens om zelf te vertrekken uit de boeken, maar wist de schrijver zich gevangen in zijn geboortedorp, gevangen in zijn verleden en ook gevangen in de taal. Want dat is een sleutelbegrip in het werk van Pleysier. Hoezeer de taal ook het instrument is van de auteur, hoezeer ook zijn identiteit: taal overweldigt de ikfiguren in zijn boeken. In De dieven zijn al gaan slapen is dit niet anders:
Mijn romans zijn slimmer dan ik zelf ben. Omdat taal hun onderwerp is. En omdat taal groter is en ook slimmer dan ik ben. Taal overstijgt mij. Taal neemt het over van mij.
Dergelijke opmerkingen zijn als marsepein voor de Pleysier-lezer. Net als vele andere fragmenten in het boek. Het is bijvoorbeeld een genoegen om tantenon (tante non) uit De gele rivier is bevrozen nog eens te ontmoeten en het is fijn om te vernemen dat ook de broer in Nigeria uit Zwart van het volk het goed stelt. Bovendien is het verrassend om tussen de vele tekstjes reflecties van de schrijver op zijn eigen boeken aan te treffen.
Vlaamse meester
Het boek biedt veel herkenning en hier en daar heeft het iets weg van een ‘handboek Leo Pleysier’, maar dat is het niet. Hier blijkt het raffinement van de Vlaamse meester. De op het eerste gezicht achteloos verzamelde fragmenten vormen een zorgvuldig gecomponeerd zelfportret, gelardeerd met vele grappige, maar betekenisvolle anekdotes. De passage over opa die spijt heeft dat hij nooit iets genoteerd over zijn leven, omdat hij het overzicht verliest, is veelzeggend:
Nu vormden al die feiten, feitjes en gebeurtenissen één grote chaos en warboel, zei hij. En het komt vooral door de volgorde waar het dan mis mee gaat.
‘O, maar denk maar niet dat het bij mij zoveel beter gesteld is daarmee’, zei ik daarop tegen hem.
‘Waarmee?’ vroeg hij.
Spiraal
Ondanks de afwezigheid van een rechtlijnig verhaal, is De dieven zijn al gaan slapen in alle opzichten een echte Pleysier. Een ‘weefsel van stemmen‘ zoals hij zelf zijn werk typeert. Bij nader inzien is zelfs de chaos, waarvan sprake is in het citaat, te overzien. Het boek is een lange spiraal die via het lichaam, de omgeving, de mensen, de gesproken taal, de geschreven taal en het zwijgen, uiteindelijk uitkomt bij het onuitsprekelijke. Bij de ultieme rust. En eigenlijk: bij de schrijver.
In plaats van ‘Papa Leo’ (een ontwijkingsmanoeuvre, die aanspreking, ik weet het, maar ik voel mij nog wat te jong om met ‘opa’ of ‘grootvader’ te worden aangesproken) noemt Nathan mij ‘Pablo’.
Mijn verdiende straf.
Leven en boek
Louis Paul Boon schreef ooit: ‘Het leven is geen boek. Nergens begint het. Het is hier en daar en ginder, en alles gebeurt tegelijk. Een boek is anders.‘ Het zelfportret dat Leo Pleysier in De dieven zijn al gaan slapen heeft geschilderd is hier en daar en ginder. Het is het leven van de schrijver, waarop De Bezige Bij gerust het etiket ‘roman’ had mogen plakken.