Muziek / Concert

Van Monteverdi tot Landi

recensie: Stefano Landi -‘La morte d'Orfeo’
De Nationale Opera

Stefano Landi, (1587 – 1639), Italiaanse kapelmeester en zanger, schreef  de opera La morte d’Orfeo als vervolg op Monteverdi’s opera L’Orfeo. Pierre Audi, die dertig jaar geleden als regisseur in Amsterdam begon met een Monteverdi-cyclus, zet zijn laatste regie op het programma van het Opera Forwards Festival. Zo maakt hij de cirkel van ‘de oertijd van de opera’ als directeur van De Nationale Opera rond.

Poging

Landi’s tragikomische stuk uit 1619 dat vandaag de dag als een schakel in de ontwikkeling van het genre gezien wordt, gaat net als het pionierswerk van Monteverdi over de lotgevallen van de mythische zanger Orpheus – maar Landi gaat door waar Monteverdi’s opera ophoudt. De muziek van Landi is vlak in het begin, er zitten weinig contrasten in en de spirituele context ontbreekt. De emoties van verdriet, liefde en genoegens zijn niet van elkaar te onderscheiden, vele vragen blijven open, maar dankzij Audi’s regie, die met  eerst een zwart, en dan zwart-wit decor (denk Escher) de pijn en het verlies een polariserende achtergrond geeft, wordt de luisteraar afgeleid en zit niet op de antwoorden te wachten. Audi’s ambitie om de vier decennia tussen toen en nu met zijn realistische muziektheater te overbruggen, blijft bij een poging.

Semideo

Landi’s Orfeo nodigt allemaal mannelijke gasten op zijn verjaardag uit, behalve de wijngod Bacco. Natuurlijk komt Bacco er snel achter, is woedend en zoekt wraak: hij stuurt zijn wilde wijven de Maenaden op Orfeo af. Ze spelen met hem en scheuren zijn lichaam in stukken. Dat de Maenaden niet door de zang van Orfeo te vermurwen waren en hoe woest ze hem gedood hebben, horen we van Fileno die het wrede ritueel aan Calliope, moeder van Orfeo, vertelt. In de volgende scene verschijnt Orfeo’s ziel in de onderwereld Hades. Hoopvol zoekt hij naar zijn geliefde Euridice en wil hij zich nog steeds met haar verenigen, maar ze lacht hem uit. Ze herkent hem niet meer nadat ze het water van de rivier der vergetelheid gedronken heeft. Zodra Orfeo ook van het rivierwater drinkt, is zijn smart op slag verdwenen. De goden ontfermen zich over hem, sturen Mercurio om hem naar de hemel te halen en benoemen  hem tot semideo (halfgod). De karikaturale Orfeo schittert nu in een zilveren pak als een discobal aan het eeuwige firmament. Als er een gouden doornenkroon op zijn hoofd wordt gelegd, ontkom je er niet aan te denken aan Jezus en zijn lijdensweg.

Personages

Negen zangers vertolkten eenentwintig rollen en wisselden voortdurend van kostuums en karakters, slechts Orfeo, tenor Juan Francisco Gatell, zong een enkele rol, waarmee hij een weinig genuanceerd personage neerzette. Renato Dolcini daarentegen overtuigde met zijn wendbare bariton als Fato en Fileno, evenals de heerlijk vileine countertenor Kacper Szelążek als Bacco en de wat meer ingetogen Mercurio. De schitterende Poolse alt Magdalena Pluta zong en acteerde met veel souplesse niet alleen een van de drie Maenaden, maar vertolkte ook  Calliope  – de rouwende moeder met een prachtige, ronde frasering in de donkere registers. Ook de zanglijnen van de bas Salvo Vitale amuseerden als hij Furore of de lallende veerman Caronte met veel dynamiek inkleurde.

Verwachting

De tekstexpressie wordt door enigszins monotone orkestmuziek begeleid. Onder leiding van Christophe Rousset , die tijdens de voorstelling ook nog klavecimbel speelt, hebben de dertien musici van Les Talens Lyriques, die het Amsterdamse publiek van vde Händel en Monteverdi opera’s bij DNO kent, soms moeite met de overdadige koorzang. Het ligt meer aan Landi zelf dan aan de kwaliteit van het ensemble.

Al met al een barok schouwspel zonder hoogtepunt en zonder diepere laag, dat zelfs Pierre Audi niet naar een hoger plan wist te tillen. De laatste productie van deze regisseur vervulde helaas niet de verwachtingen.