Ronddolen en stilstaan
Op de dag dat het college van B&W zijn goedkeuring geeft aan de bouw van het nieuwe Stedelijk Museum in Amsterdam, wordt de tentoonstelling Mapping the City in het Post CS-gebouw geopend. Deze tweede tentoonstelling in een serie van vier, verspreid over vier jaar, heeft als onderwerp de stad als werkterrein van de kunstenaar. De stad als een plek waar de kunstenaar ronddwaalt en onzichtbare momenten, plekken of blikken aanstipt. De stad klaar om te ontdekken. Er wordt een grote variatie in werken getoond. Werken uit de periode vanaf de jaren zestig tot heden, gemaakt door diverse kunstenaars, gebruikmakend van uiteenlopende media. Mapping the City bevat onder andere werk van Francis Alÿs, Philip Lorca diCorcia, Jeff Wall en nieuweling Doug Aitken.
Hoe de kunstenaar zich tot zijn atelier verhoudt, was de eerste vraag die het Stedelijk in Mapping the Studio in 2006 probeerde te beantwoorden. Nu komt de vervolgvraag aan bod: hoe verhoudt de kunstenaar zich tot de stad? Het werk van Francis Alÿs heeft betrekking op beide: hij bestudeert de stad rondom zijn atelier. Zijn Collection of Ephemera, recentelijk aangekocht door het Stedelijk Museum, bestaat uit tekeningen, foto’s en notities over de tien blokken rondom zijn werkplek in Mexicostad. Zijn werk is schematisch; de tekeningen lijken door de onuitgewerkte lijnen snel gemaakt. Alÿs slaagt er zo in om het snelle leven in een grote metropool weer te geven.
Bill Owens, Suburbia, Zwart/wit fotografie, 40,5 x 51 cm Courtesy James Cohan Gallery, New York |
De bezoeker van Mapping the City wandelt met de kunstenaars mee. Daarbij worden verschillende aspecten van de stad belicht, aan de hand van de thematiek die de kunstenaar heeft gekozen. Bill Owens toont in Suburbia de leegheid van het leven in de buitenwijken van Amerika in de jaren zeventig. Hij plaatst teksten als: “We zijn echt gelukkig. Onze kinderen zijn gezond, we eten gezond en we hebben een fijn huis.” naast een foto van een overgelukkig uitziend gezin, waardoor het beeld niet meer klopt. De dubbele bevestiging van de boodschap ontkracht deze juist. Hoewel het werkterrein van zowel Alÿs als Owens de stad is, is de thematiek niet hetzelfde. Owens neemt de mensen in de stedelijke omgeving als uitgangspunt, terwijl Alÿs de gebouwde stad verkent en het onderzoek zélf als werk beschouwt.
Op verschillende manieren komt in de tentoonstelling naar voren hoe nauw de mens met zijn omgeving verbonden is. Zoals in de video-installatie Electric Earth van Doug Aitken, waarin danser Ali Johnson op de voice-over zegt: “A lot of times I dance so fast that I become what is around me.” In deze video danst Johnson ’s nachts op een afgelaten parkeerterrein. Schoonheid en enorme droefheid worden door Aitken tijdens het ronddolen voor een moment verenigd.
Isolatie
Beat Streuli, Sydney 1998, 1999. kleurendruk, 182 x 245,5 cm. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam |
Het ronddolen door de stad zonder duidelijk doel voor ogen, beschreven door de Franse Situationist Guy Debord met de term dérive, is een van de leidraden van de tentoonstelling. Een andere leidraad is de flâneur, door de Franse schrijver Charles Baudelaire in 1860 beschreven als een figuur die alles met gepaste afstandelijkheid aanschouwt. De kunstenaar heeft dus een ander perspectief dan de ‘gewone’ stadsmens, die zich voortbeweegt met een duidelijk doel voor ogen. Het houvast van een doel zorgt ervoor dat we vragen zoals “Waar gaan we naartoe? Wat stelt dit voor? Wat betekent dit?” makkelijk kunnen beantwoorden. Een kunstenaar als Jeff Wall probeert ons aan het wankelen te brengen door onze vragen niet te beantwoorden. Er komen juist meer nieuwe vragen bij. Er zijn twee grote lichtbakken aan het begin van de tentoonstelling te zien. Een van de lichtbakken, Dawn, laat een hoek van een straat zien, een bocht, een stuk muur, elektriciteitsmasten, bomen en een grote steen. Waar moeten we naar kijken, waar zit de betekenis? Instinctief voelt het licht onnatuurlijk aan waardoor de kijker het gevoel krijgt dat hij iets belangrijks moet zien.
De werkwijze van Wall hangt tussen documentatie en geënsceneerde fotografie. Bij Dawn plaatste hij twee foto’s over elkaar; één van de straathoek met de brandende straatlantaarn, en een van nadat deze was uitgegaan. Dat Wall gebruikt maakt van trucage is geen geheim. Voor een goed kunstwerk doet de truc er niet toe, het geheim is niet de belangrijkste clou, zoals bij een goochelaar. Dit geldt ook voor de foto’s van Philip Lorca diCorcia. De truc die hij toepast zorgt ervoor dat nietsvermoedende stedelingen extreem fel uitgelicht gefotografeerd worden. Het resultaat is foto’s van pure, nadenkende blikken. Een gevoel van isolatie straalt van de mensen op de foto’s af, alsof ze alleen zijn in plaats van omringd te zijn door anderen.
Blauwdruk
Willem de Ridder en Wim T. Schippers, ‘Mars door Amsterdam’ , december 1963, Signalement, Vara televisie, still. |
De stad is de blauwdruk waarop de kunstenaar werkt en bouwt. Vanuit geconcentreerde openheid aanschouwt de kunstenaar de ruimte om zich heen. De videowerken van Sarah Morris registreren de uiterlijkheden van Florida op afstandelijke wijze. Stanley Brouwn liet willekeurige passanten optekenen hoe ze van A naar B gaan. Wim T. Schippers en Willem de Ridder organiseerden de mars door Amsterdam, een performance waarbij zes heren van het Centraal Station naar het Rembrandtplein liepen. Omstanders zullen niet door hebben gehad wat er aan de hand was. Toch was de mars volgens Schippers en de Ridder een geslaagde onderneming. Schippers gebruikte de stad vaker in zijn werk. Door een performace te houden of een object te plaatsen in de stad, liet hij de omgeving ook deel uitmaken van het kunstwerk.
Kortom, de ruimte waarin ons dagelijks leven afspeelt, de grote plaats waarin wij leven, is het werkterrein voor de nieuwsgierige kunstenaar. En wellicht kijken we de volgende keer met wat meer verwondering om ons heen. Het woord ‘stad’ betekent volgens de Van Dale niets meer dan ‘een grote plaats met een centrum en samenhangende bebouwing, ingedeeld in straten en wijken’; maar de kunstenaar laat ons zien dat er zich van alles af speelt. Een dwaaltocht zonder doel, zoals Debord met dérive bedoelde klinkt dus lang zo gek nog niet.