Nieuw leven voor dystopieklassieker
De dystopische roman zit in de lift. Het is een beangstigende gewaarwording dat boeken als 1984 en A Brave New World relevanter zijn dan ooit. Ook Ray Bradbury’s Fahrenheit 451 beleeft een heropleving en verscheen onlangs voor het eerst in Nederlandse vertaling.
Fahrenheit 451 handelt over de ogenschijnlijk harde en laconieke brandweerman Guy Montag. In de kazerne laat hij zich niet langs de paal naar beneden glijden, maar stort hij zich al fluitend en met de handen in de zakken in het springgat, om slechts op het allerlaatste moment de paal te grijpen. Hij geniet van zijn werk bij de brandweer, die er in het grimmige toekomstscenario van Bradbury echter niet is om vuur te doven. Brandweermannen zijn hier juist de brandstichters, die huizen waar boeken zijn aangetroffen tot op de grond toen afbranden.
Gevaarlijke boeken
Boeken zijn de personificatie van het kwaad, aldus de heersende consensus in Bradbury’s toekomstbeeld. Kapitein Beatty, Montags baas, legt uit dat boeken uit den boze zijn omdat ze verwarring zaaien en mensen kunnen kwetsen. Reden temeer dat het bezit ervan strikt verboden is. In plaats daarvan pleit hij voor gemakzuchtige verzadiging van mensen: ‘Prop ze vol met onontvlambare data, stamp ze zo verdomde vol ”feiten” dat ze zich volgevreten voelen, maar ”briljant” door de informatie.’ Wanneer iedereen zich slim voelt, zal er minder onvrede in de wereld zijn.
Montag lijkt ogenschijnlijk niet zo veel te verschillen van zijn collega’s, die er genoegen in scheppen hele bibliotheken in vlammen op te zien gaan. Zijn leven komt echter op een keerpunt wanneer een nieuw buurmeisje zijn wereldbeeld verbreedt. Anders dan de meeste mensen, die volledig in de ban van hun technologische snufjes lijken, leert het meisje Montag zich bewust te worden van zijn omgeving. Het wakkert een algemene nieuwsgierigheid in hem aan die al gauw richt op de zo verboden literatuur. Er moet toch immers een reden zijn waarom sommige mensen hun leven op het spel zetten om boeken te kunnen lezen? Tijdens zijn werk weet Mondag meerdere boeken achterover te drukken, die hij vervolgens heimelijk verslind.
Relevantie in de 21e eeuw
Bradbury schreef met Fahrenheit 451 een van zijn belangrijkste sciencefictionwerken. Deels is het werk ingehaald door de tijd. Een poging alle boeken te verbranden zou tevergeefs zijn nu teksten via het internet eindeloos gereproduceerd kunnen worden. Toch doet Fahrenheit 451 meer dan zestig jaar na publicatie allerminst aan relevantie onder. Bradbury voelde immers feilloos aan dat de aandacht zou verschuiven naar digitale snufjes en laagdrempelig vermaak. Het gros van de mensen loopt in Fahrenheit 451 rond met een soort schelp in het oor, waaruit een niet aflatende stroom (nietszeggende) informatie komt; niet heel anders dan onze smartphones. En de drie interactieve televisiemuren die Guy’s vrouw Mildred heeft laten installeren in de huiskamer doen voor de hedendaagse lezer nauwelijks futuristisch aan.
Misschien is de meest verontrustende conclusie die we anno 2017 uit Fahrenheit 451 kunnen trekken dat er uiteindelijk helemaal geen boekverbrandingen nodig blijken om onze neiging tot het lezen van boeken in de kiem te smoren. In de strijd om onze aandacht verliest het boek het vaak van de smartphone. Gelukkig stemt Bradbury hoopvol in die zin dat het platte vermaak nooit volledig terrein wint. Ook op dit vlak vermoed ik dat Bradbury een correcte voorspeller is.