‘Taal maakt afstand mogelijk’
Nino Haratischwili (1983) begon aan Het achtste leven (voor Brilka) om het verleden van haar vaderland, Georgië, beter te begrijpen. Op school werd meer tijd besteed aan drieduizend jaar oude koningen dan aan de Sovjettijd. Misschien wilde ze ook ergens afscheid van nemen.
Ik wou bij het begin beginnen: ‘Eigenlijk heeft dit verhaal meer dan één begin.’ Hoe kwam je tot die zin?
Puur op gevoel. Ik had al een aantal personages en hoofdstukken, maar zocht nog naar een proloog. Ik schreef van alles, en dacht op den duur: misschien zijn ze allemaal wel het begin.
Bij families kun je ook afvragen: waar begint hun verhaal?
Precies. En in Het achtste leven gaat het niet alleen om de Jasji’s, maar om een hele geschiedenis. Ik had jarenlang door kunnen gaan, zonder een begin of einde te vinden. Ik begon in de jaren negentig, tachtig, zeventig en kwam uiteindelijk bij de Oktoberrevolutie uit. Ik had verder terug kunnen gaan.
Waarom heb je dat niet gedaan?
Dit voelde als een goed punt. Ik wilde niet per se over een eeuw schrijven. Het ging me in eerste instantie om de jaren negentig, een moeilijke periode voor iedere Georgiër. Het hele land ging op de kop. Maar voor Duitse lezers zou dat niet begrijpelijk zijn geweest. Ik kon zelf ook niet uitleggen hoe en waarom dingen veranderden. Het werd een obsessie, alsof ik steeds een nieuwe deur in het gebouw opende.
Is het ook een echo van Oorlog en vrede? Men zegt dat Tolstoj het chronologische begin van die roman steeds verder de geschiedenis in duwde.
Lachend: Nee! Je kan toch niet achter je bureau gaan zitten en denken: vandaag ga ik doen alsof ik Tolstoj ben. Ik vind het leuk om te horen, maar was niet mijn intentie. Tolstoj…
Toch zijn er flink wat echo’s. Ook naar Anna Karenina.
Die zijn veelal onbewust. Alleen de naam Kitty niet. Daar kiest haar moeder Stasia bewust voor.
In hoeverre is het verhaal van de Jasji’s ook de geschiedenis van Georgië?
Ze zijn natuurlijk representanten. Maar ik heb het ook overdreven. De historische gebeurtenissen drijven het verhaal wel voort, maar de familie is de emotionele kern.
Ik vond het fascinerend hoe iemand als Stalin, een belangrijk figuur, soms bijna het verhaal binnenkomt, maar toch op een afstand blijft.
Daar heb ik over nagedacht. Ja, Stalin is een belangrijk figuur. Maar ik kan hem niet beschrijven als een monster, en ook niet als een liefhebbende vader. Hetzelfde geldt voor Lavrenti Beria. Hem kon ik niet thuis etend beschrijven, of in de opera. Hem kon ik introduceren door de affaire met Christine. Hij is een historisch personage – hij was een moordenaar. Door zijn ontmoetingen met Christine speelt hij toch een rol in Het achtste leven.
Die afstand maakt hun aanwezigheid sterker, vind ik.
Het is allemaal gebaseerd op verhalen. Ik sprak met een vrouw, ze is inmiddels overleden, die de maîtresse van Beria is geweest. Het was schokkend: na vijftig, zestig jaar realiseerde ze zich nog steeds niet wat er gebeurd was of wat voor man hij was. Maar het is ingewikkeld. Er doen zo veel verhalen en legenden over hem de ronde. Zo veel mythes. Men zegt dat toen hij veroordeeld werd, hij werd beschuldigd van allerlei verkrachtingen. Daar heb ik me door laten inspireren.
Dat is geweldig voor fictie.
Zeker. De verbeeldingen is op een bepaalde manier waarachtiger. Levendiger. Ik kan niet goed met de werkelijkheid omgaan. Ook niet met een autobiografie.
Terwijl Het achtste leven af en toe heel autobiografisch aanvoelt.
Er zitten veel persoonlijke dingen in. Bijvoorbeeld de passages uit de jaren negentig. Maar autobiografisch is het niet.
De roman eindigt in 2006. Waarom dan?
Ik had door kunnen gaan, maar had de afstand nodig. Bovendien kwam daarna weer oorlog. Er zat al wel genoeg oorlog in het boek, vond ik. Rellen is genoeg.
Je woont in Hamburg. Hoe ga je daar zelf mee om?
Als ik weer in Georgië ben, raak ik gelijk weer betrokken. Ik was daar toen de oorlog uitbrak in 2008. Het was absurd. Ik wist ook niet gelijk of ik wel terug wilde naar Duitsland… Verder volg ik het nieuws, praat ik met vrienden en lees werk van Georgische auteurs.
Is dit boek ook een manier om betrokken te blijven?
Nee, eerder een manier om ervan af te komen! (Lacht) Natuurlijk, ik ben Georgisch, dat zit in mij. Maar ik wil niet vast komen te zitten. Veel vrienden zijn fysiek elders, maar mentaal nog in Georgië. Ik denk dat ik me daarvan wilde bevrijden. Maar ik weet dat dat een illusie is, ik zal altijd terug blijven gaan.
Ik las deze roman als Trauerarbeit: je werkt je door een pijnlijke geschiedenis.
Het is heel belangrijk vooruit te blijven gaan – als individu, maar ook als maatschappij. Dat wordt in Georgië wel geprobeerd, maar het blijft kleinschalig. En dat terwijl de laatste vijfentwintig jaar een en al herhaling zijn. Telkens gebeuren dezelfde dingen. Een nieuwe president wordt als Messias binnengehaald, en na vijf jaar is hij de duivel. Dat heeft te maken met de Sovjetgeschiedenis: er was altijd wel iemand die voor je zorgde. Je hoefde geen individu te zijn, geen verantwoordelijkheid te dragen. Het besef dat je zelf dingen kan veranderen, komt nu pas.
Hoe reageerden Duitse Georgiërs op het boek?
Wat heel interessant was, waren de reacties op de toneelbewerking. Iedereen zei hetzelfde: ze zaten in het theater en keken naar het toneel, waar Duitse acteurs over hen praatten, hen lieten zien, hun geschiedenis vertelden. Men voelde zich gezien, een beetje belangrijk. Georgië is zo’n klein land, het is geweldig als mensen zich zo voelen.
Heeft dat je schrijven beïnvloed?
Niet echt. Ik denk niet, ‘ik moet nu mijn land representeren.’ Ik ben blij en vereerd dat het zo gegaan is, maar die status is nooit mijn doel geweest. Wanneer dit boek in het Georgisch vertaald wordt, zullen er ook mensen zijn die zeggen dat ik hun helemaal niet goed laat zien. Dat is de andere kant.
Het achtste leven eindigt met Brilka, heel open, met de mogelijkheid van verandering. Gaat het leven anders zijn voor de jongere generaties?
Dat hoop ik. Mijn neefje en nichtje zijn meer Westers. Ze staan open voor dingen en zijn geïnformeerd. Mijn generatie is neoconservatief. Daar heb ik me nooit fijn bij gevoeld. Iedereen studeerde management en trouwde toen ze 24, 25 waren. Ik weet natuurlijk niet hoe het zich gaat ontwikkelen, maar de jongere generatie is anders. Zet een vijftienjarige naast een tiener uit Duitsland of Nederland en ze lijken erg op elkaar.
Wat is er anders voor hen?
Het internet, ten eerste. Reizen is gemakkelijk. Mijn generatie kon als eerste op reis, daarvoor was het niet echt mogelijk. Het was te duur. En nu, sinds dit jaar, mogen Georgiërs visumvrij de Europese Unie in. Dat is een enorme stap. Een cadeau. Je voelt je vrijer, meer Europees. Dat heeft een effect op hoe zo’n generatie zich ontwikkelt. Ik zou teleurgesteld zijn als ze over tien jaar net zo neoconservatief zouden zijn als mijn generatie.
In Het achtste leven wordt ook gereisd. Was Europa vroeger een spiegelbeeld?
Toen zeker. Kitty reist vanuit een dictatuur naar een plek waar ze haar eigen leven kan leiden. Het gekke is, toen ik aan het boek begon, kende ik voornamelijk het Westerse perspectief op de twintigste eeuw. Ik wist zelfs meer van de nazi’s dan van de communisten! Ik wilde een Oosterse blik geven. Mijn redacteur vroeg me waarom de val van de Berlijnse Muur maar kort genoemd wordt. Dat klopt, zei ik, maar zo belangrijk was het niet voor ons. Wij waren met andere zaken bezig!
Voel je je nu Europees?
Ja. Misschien ben ik naïef, maar ik geloof in het in vrijheid samenleven van verschillen. De toekomst gaat niet over nationale identiteiten. Het gaat erom dat er meerdere ideeën zijn van wat goed leven is, meerdere perspectieven op dezelfde gebeurtenissen. Dat is een kans. Het Europese ideaal is het beste dat we nu hebben.
Welke rol speelt taal daarin?
Mensen vragen me vaak waarom ik nu alweer veertien jaar in Duitsland woon. Ik kwam voor mijn studie en wilde eigenlijk teruggaan na vier jaar. Maar de taal maakte dat onmogelijk. Ik kon al wat Duits, leerde de taal verder en bleef. Die taal kennen opende zoveel mogelijkheden.
Hielp het ook om Het achtste leven te schrijven?
Volgens mij wel. Je weet natuurlijk niet wat er anders gebeurd was, maar ik denk dat ik dit boek niet in het Georgisch had kunnen schrijven. Dan had ik te dicht op de gebeurtenissen gezeten. Schrijven gaat over afstand nemen. Taal maakt dat perspectief mogelijk.