Spaarzaam begeleide vertellingen
Daniël Lohues kiest er op zijn zijn tiende soloplaat voor om zijn herkenbare teksten spaarzaam te begeleiden. Blijkt dat effectief of ietwat saai?
Eerder dit jaar keerde liedjesschrijver Daniël Lohues terug met zijn tiende soloplaat: Moi. Het album is zoals altijd gevuld met beschrijvingen, beschouwingen en levenslessen die alledaags en dus herkenbaar zijn. Dit alles uiteraard in het Drents dialect. Het verschil met zijn voorgaande werken is de spaarzame begeleiding. Regelrecht kaal, kun je wel zeggen.
Van liefde tot gewonde spreeuw
Een akoestische gitaar of piano, Lohues geeft zijn schrijfsels nauwelijks meer aankleding. Dat betekent dat je niet om de teksten heen kunt. Lohuis zingt in het Drents dialect, maar het is voor een niet-Drent geen probleem om zijn teksten te volgen. Vaak met een zweem van weemoed bezingt Lohues zaken als de voorbijrazende tijd (‘Zo Hard as De Tied Giet’) en de liefde (‘Zodat Ok Bij Mij de Wind Goed Stiet’). Net zo gemakkelijk beschrijft hij echter een gewonde spreeuw die in zijn grasveld is neergestreken (‘Vlieg dan toch!’).
Eenvoudig maar scherp
De teksten van Daniël Lohues zijn eenvoudig maar scherp. Ze komen binnen door de oprechtheid ervan. Bovendien kan iedereen zich herkennen in een lied als ‘Mooie Verhalen Later’, waarin Lohues de woorden van zijn opa aanhaalt toen die hem ooit verdrietig aantrof: “Nou lek ’t op het einde / mar ’t begun is net west / ’t Worden mooie verhalen later / Mooie verhalen later / Je hebben ’t nou nog niet in de gaten / Mar t worden mooie, mooie verhalen later”.
Toch zijn de teksten een enkele keer ook ietwat knullig. Openingsnummer ‘Laot Mij Mar Lekker Dit Doen’, over hoe Lohues niets anders kan en wil zijn dan muzikant, kent een aantal van zulke momenten: “Iederiene kan wat ‘e kan / De iene kan schildern / De ander is brandweerman”. Niet elk nummer is dan ook even indrukwekkend.
Minimale begeleiding
Meestal is de minimale begeleiding effectief. In ‘Widukind’, een verhaal over de Saksische leider die streed tegen Karel de Grote, geeft Lohues zijn vertelling op knappe wijze spanning mee met enkel een akoestische gitaar. Na verloop van tijd worden de nummers echter te veel van hetzelfde. Telkens dat spaarzame piano- of gitaarspel met de kenmerkende stem van Daniël Lohues eroverheen, het begint lang voor de plaat eindigt te vermoeien. De teksten alleen zijn niet genoeg om daarvoor te compenseren. Moi kan zich dan ook niet meten met een album als het veel afwisselendere Hout Moet (2011), maar Daniël Lohues voegt weer een aantal pareltjes toe aan zijn al zo imposante discografie.