‘De jeugdjaren van mijn generatie zijn voorbij’
Marek Šindelka is slechts een dag in Amsterdam. Na een paar interviews reist hij door naar Brussel en Gent. Ondanks de lovende ontvangst in zowel Tsjechië als Nederland van Anna in kaart gebracht, dat in 2016 door Das Mag werd uitgegeven, blijft Šindelka (1984) onbekend bij het grotere publiek.
Hoe zou je jezelf introduceren?
‘Hoe zou ik mezelf introduceren… Ik ben een Tsjechische schrijver. Mijn debuut was een poëziebundel. Daarna maakte ik de overstap naar proza. Mijn eerste prozaboek was een zeer experimentele roman. Daarna publiceerde ik twee verhalenbundels, waarvan Anna in kaart gebracht er een is.’
In een eerder interview refereerde je aan Anna in kaart gebracht als een ‘niet-lineaire roman’. Tegelijkertijd is het ook een verhalenbundel.
‘Het is iets ertussenin. Een literaire mutant. Ik koos voor deze vorm vanwege het onderwerp van het boek. Ik probeerde op een structuur te komen die daarbij kon horen en besefte dat het fragment goed zou passen. Onze levens zijn gefragmenteerd en door sociale netwerken een soort web geworden. Je kunt verbindingen maken tussen de verschillende verhalen.’
Die fragmentatie zie je terug in de cover. Het plastic is een los hoesje.
(Lacht) ‘Dat heeft een Nederlandse grafisch ontwerper bedacht. We hebben het erover gehad met mijn Tsjechische grafisch ontwerper. Zij heeft de kristalstructuur ontworpen die ook op de Nederlandse editie staat. Maar misschien is de Nederlandse versie wel mooier dan de Tsjechische…’
Hoe begon je aan Anna in kaart gebracht? Wat was de eerste vonk?
‘Ik zag een meisje voor me dat niet aanwezig zou zijn in het verhaal. Onzichtbaar, een puzzel. Je weet in het begin niet wie Anna is, ze is niet in het eerste verhaal, niet in het tweede verhaal. In het derde duikt ze ineens op. Later realiseer je je dat ze ergens ook aanwezig was in het eerste verhaal en dat haar partner zijn opwachting maakte in het tweede. Het was heel spannend zo te schrijven.’
‘Ik wilde schrijven over het moderne leven. Dat was moeilijk.Het moderne leven is fluïde, het is als water, het glipt door je vingers. Je kunt het zien, maar niet vastpakken. De uitdaging was deze gevoelens, deze sfeer en alles wat ermee te maken heeft vast te leggen.’
Hoe is je dat gelukt? Was er ergens een doorbraak?
‘Ik had een aantal fragmenten, stukken uit mijn dagboek. Dat is een soort literair DNA. Toen ik aan Anna in kaart gebracht begon, heb ik deze fragmenten gebruikt. Twee verhalen waren zeer belangrijk. Een daarvan is ‘Onroerend goed’, dat is een echt een pilaar waar het boek op rust. De kern van ‘Onroerend goed’ is een schrijver die verhalen haat, maar ermee geïnfecteerd is en niet kan stoppen ze te vertellen. Hij heeft het gehad met de geschiedenis, met al deze verhalen die ons omringen maar die we niet kunnen stoppen. Hem op papier krijgen was een cruciaal moment. In dat moment ontwikkelde ik een nieuwe aanpak tot tekst in het verhaal. Deze verteller en zijn flow, zijn gedachten…’
Zijn tirade tegen de wereld.
‘Ja, precies. Dat uitspuwen van woorden. Hij is bang voor mensen, voor de wereld, maar hij durft ook niet alleen te zijn. Hij kan niet alleen zijn. Hij heeft iemand nodig die naar hem luistert. Deze spanning was cruciaal.’
Anna in kaart gebracht slaagt er uitstekend in zowel een levendig beeld van een specifieke tijd en plaats te geven – in dit geval Tsjechië, en vooral Praag, na de val van het communisme – als een boodschap te geven die de condition humaine weergeeft. Zo lezen enkele verhalen, waaronder ‘Onroerend goed’, niet alleen als een elegie voor het Praag uit de jaren negentig, maar ook als een verhaal over menselijk verlangen.
‘In het begin van dat verhaal,’ legt Šindelka uit, ‘gaat het over de Nuselsky-brug, en zakenmannen met champagne in de handen in hun Cadillacs en de hoofden uit het raam. Het is deels een grap, maar ook weer niet zó ver verwijderd van de realiteit. Staatsondernemingen en -fabrieken werden geprivatiseerd. Mensen verdienden veel geld. Iedereen deed ergens zaken in. Dit waren de jeugdjaren van mijn generatie – het leek wel een droom. Deze tijd is nu voorbij. Het moderne Praag is anders. Maar toen ik het boek schreef, dacht ik aan Europa, aan hedendaagse dertigers in heel Europa.’
Wanneer Šindelka wil laten zien hoe de tijden zijn veranderd, refereert hij aan zijn vrienden. Velen van hen zijn communist geworden, wat tien jaar geleden nog ondenkbaar was. ‘Mensen zouden je op straat in je gezicht slaan,’ zegt hij, lachend. Het communisme werd gehaat. Maar dit is, blijkbaar, veranderd.
In het derde verhaal zegt de verteller, de verhalen-hatende schrijver: ‘Plotseling merkte ik dat tussen de woorden Holocaust en Transformers geen groot verschil meer zat.’ In zo’n tijd leven we blijkbaar.
‘Klopt. Voor een jongere generatie zijn dit woorden uit een parallel universum. Ik schrik ervan als ik zie hoe gemakkelijk we de Tweede Wereldoorlog veranderen in een Disneyland voor schrijvers. Misschien gebeurt het altijd, maar het verbaasde me hoe verhalenvertellers elk kwaad in zich op kunnen nemen en het ombuigen naar entertainment. Er is het kwaad, en het goede, sommige bad guys zijn eigenlijk goed, sommige good guys vallen ten prooi aan het kwaad. In Mefisto beschrijft Klaus Mann op wonderbaarlijke wijze hoe complex en gecompliceerd de situatie vroeger was. Er waren geen slechteriken of helden. Dat was niet zichtbaar, het liep door je vingers.’
‘Uit de geschiedenis zijn zoveel verhalen te vertellen, gebeurtenissen uit het verleden zijn zo gepolijst opgeleverd. Er blijven heldere, schitterende vormen over die we gemakkelijk tot ons kunnen nemen en waar we gemakkelijk over kunnen dromen. Maar we zijn niet in staat lessen te leren van het verleden en deze lessen door te geven. Mensen willen de meest simpele oplossing, of de meest eenvoudige verklaring van wat er gebeurt, maar die bestaat niet. De wereld is ingewikkeld, en zo verbonden met onze geschiedenis. Je moet uitzoomen om te begrijpen wat er gebeurt.’
Postmoderne vercommercialisering leidt ook naar wat wel ‘kopieën van kopieën’ genoemd wordt. We verlangen naar verhalen, maar willen ze niet. Dan ben je nergens.
‘Kopieën van kopieën, dat is… dat is niets nieuws, dat heb ik niet verzonnen. Baudrillard schreef erover. Volgens mij is het cruciaal in onze maatschappij, vooral kopieën van andere levens…’
Zoals die van Anna.
‘Zoals die van Anna, precies. Het centrale verhaal in Anna in kaart gebracht gaat over een familie-infectie, bijna een soort ziekte. Routinematig gedrag, gedachten en strategieën. Anna voelde veel druk, bijvoorbeeld die van haar familiegeschiedenis. De manier waarop haar vader en haar moeder leefden, hun ongelukkige relatie, beïnvloedde haar toen ze nog een kind was en later heeft ze haar eigen relaties door zulke schema’s laten schaden. Op het moment dat ze dat beseft en besluit zich te ontdoen van deze patronen, gedachten en waarden, die ze immers geërfd heeft en daardoor nooit echt bij haar hoorden, op dat moment groeit ze eindelijk op. Ze breekt los uit hun greep.’
Een thema dat al Šindelka’s boeken verbindt, is de aandacht voor het lichaam en lichamelijke ervaringen. Anna wordt via haar lichaam in kaart gebracht. De eerste zin zegt dat luid en duidelijk: ‘Het begon heel lichamelijk.’ ‘Alles wat ik schrijf gaat over het lichaam, over het lichaam als probleem of als een kooi, als een gevangenis’, zegt Šindelka.
Anna komt in de roman door haar lichaam in beeld – haar ogen, haar lippen, enzovoort. Is het lichaam zo belangrijk voor wie we zijn? Beginnen we daar?
‘Zeker weten. Dat kun je niet ontkennen. In de christelijke traditie, in onze op die traditie geschoolde maatschappij, wordt het onderscheid tussen lichaam en geest onderstreept. We komen er niet van af. Ik durf wel te stellen dat het onderscheid in de moderne maatschappij nog wat sterker is, omdat onze geest door zoveel gadgets en digitale hulpmiddelen van ons lichaam gescheiden wordt.’
Tot slot: leestips. Wat moeten wij volgens Marek Šindelka lezen?
‘Ik bewonder Witold Grombowicz. Hij is een genie en niet zo populair als hij zou moeten zijn. Milan Kundera is geweldig, ik houd van zijn boeken. Hij was ook heel belangrijk voor me. (Zachtjes) En Cormac McCarthy. Hij schrijft ook over lichamelijke ervaringen, over onderwerpen zoals moord, dood en het menselijk lichaam in extreme situaties. Dat zijn heel belangrijke onderwerpen. We vergeten soms dat de dood bestaat. We zijn veilig, zo veilig – misschien wel té! We vergeten dat we levende wezens zijn. Dat is heel raar.’