Overal nazi’s
Hij was jood, homo en communist. En dat in de jaren vijftig in het naoorlogse West-Duitsland waar ze het liefst het nazi-verleden zouden vergeten. Het merendeel van de Duitsers wilde zo snel mogelijk vooruit met hun Wirtschaftswunder. Waarom nog omkijken naar dat zwarte verleden?
Fritz Bauer was in 1957 procureur-generaal, belast met de opsporing van nazi-kopstukken. Het was een tijd dat voormalige SS-officieren nog gewoon functioneerden. Ze zaten in de regering, ze werkten op belangrijke posities in bedrijven, bezetten sleutelposities in het rechtssysteem en stonden in het telefoonboek.
Verdwenen dossiers
Geen wonder dat Fritz Bauer, met zijn achtergrond en verleden, nauwelijks voortgang maakte. De geheime dienst volgde elke stap die hij zette en had zelfs een dossier met compromitterende feiten. Uit zijn kantoor verdwenen belangrijke dossiers.
Der Staat gegen Fritz Bauer laat zien hoe het Bauer ondanks alle tegenwerking toch lukte om in Argentinië Adolf Eichmann, de architect achter de jodenvervolging, op te laten pakken. Daarvoor moest hij wel samenwerken met de Israëlische geheime dienst Mossad, een gevaarlijke daad waarvoor hij aangeklaagd zou kunnen worden voor landverraad.
Fenomenale hoofdrol
Schrijver-regisseur Lars Kraume maakt van dit waargebeurde verhaal een ouderwets spionagedrama dat fraai is vormgegeven. Af en toe denk je te kijken naar een Duitse variant van Mad Men. Wat Der Staat gegen Fritz Bauer boven het spionagegenre uit tilt is de historische beladenheid – veel nazi’s hadden na de Tweede Wereldoorlog nog behoorlijk wat macht – en de fenomenale hoofdrol van Burghart Klaußner, die van Bauer een sympathieke mopperkont maakt die zich door niets en niemand liet stoppen.