Kunst als grenservaring
Halverwege de tien onderdelen van de eerste solotentoonstelling – bestaande uit zo’n veertig werken – van de Engelse kunstenaar Craigie Horsfield (1949), in de voormalige negentiende eeuwse stallen van het Centraal Museum in Utrecht, staat de bezoeker opeens in ongenadig hard zonlicht. Alles komt daardoor nóg harder binnen.
Dat komt niet alleen door het werk van Horsfield, maar ook door de door Kummer & Herrman ontworpen donkere, minimalistisch vormgegeven zalen. De teksten in het fraaie (gratis) boekje met bespiegelingen bij enkele van de werken geschreven door Mischa Andriessen zijn op die manier haast niet te lezen, maar de meest grootschalige werken van Horsfield komen ook zonder de teksten hard binnen.
Op de één of andere manier doet het werk denken aan de filosofie van de Vlaamse filosoof Marc De Kesel: op het grensgebied balancerend tussen de verschrikkingen die de wereld teisteren en de schoonheid die Horsfield er ook aan geeft.
Mooi en schrikbarend
Het begint meteen al wanneer je als bezoeker in de eerste zaal wordt geconfronteerd met het wandtapijt Broadway, gerealiseerd door Flanders Tapestries in de buurt van Gent. Wat je ziet, is het intens blauwe licht nadat de Twin Towers zijn ingestort. Zo zagen we het op de televisie en ook weer niet. Want het werk doet ook denken aan landschapsschilderijen uit de romantiek: mooi en schrikbarend in één.
Eenzelfde soort gevoel overvalt je bij het in de fresco-techniek van Factum Arte, Madrid gemaakte Via Carozza, een afbeelding van een processie in Nola (bij Napels). Op het eerste gezicht doet het sterk denken aan een schilderij met de kruisdraging door Jeroen Bosch, maar dan valt het oog opeens op de man vooraan in beeld met een embleem van waarschijnlijk een vakbond op zijn hoofddeksel. Op de één of andere manier associeer je dit met malafide praktijken van middeleeuwse gildes en trekt er een huivering door de kijker; je maakt als kijker geen deel uit van deze groep. Sterker nog: ze stoten je af en buiten, al wil het tekstboekje de bezoeker nog zo aansporen ‘om een eigen ervaring van saamhorigheid voor de geest te halen.’
Doorgaande geschiedenis
In Via Carozza gaat Horsfield uit van een doorgaande geschiedopvatting. Niet alleen herinnert het aan het verleden, maar de verschrikkingen van toen en nu vormen ook geen breuk. Immers: het kwaad wortelt in de geschiedenis en komt niet zomaar uit de lucht vallen.
Edwin Jacobs, artistiek directeur van het Centraal Museum en samen met Charlotte Schepke (Londen) curator van deze tentoonstelling, verwijst in dat verband in het hiervoor genoemde boekje naar ‘moderne realisten zoals Pyke Koch, en het intense licht-en-donkerspel dat we kennen van de Utrechtse Caravaggisten.’ Geen wonder dat de eerste Nederlandse solotentoonstelling met werk van Horsfield in Utrecht plaatsvindt! Dat gegeven wordt nog eens onderstreept door een serie zowel kwetsbare als krachtige portretten die wordt getoond, telkens onder de naam van de geportretteerde. Het gaat om dertig Utrechtenaren die wonen aan de Springweg en de Korte Nieuwstraat (2014), afgedrukt als dry print op Arches aquarelpapier.
Toch zit er ook iets hoopvols in die ononderbroken lijn heden – verleden – toekomst. Dat blijkt onder meer uit een serie over variété. Geen nostalgische beelden, maar een oproep om te kijken en nog eens goed te kijken naar wat raakt aan zin, zinnelijkheid en zingeving.
Hollandse meesters
Dat laatste, goed kijken en er betekenis aan hechten, deden de Hollandse meesters ook met hun haast mystiek en symbolisch geladen oesters, kazen, andere etenswaren en al dan niet verlepte bloemen. Een soortgelijke serie maakte Horsfield op eiken panelen, bedrukt met meerdere lagen inkt en afgewerkt met een waslaag. Een prachtig bolletje knoflook, varkenspoten, -hersens en –darmen. Voor de één een delicatesse, voor de ander een onrein dier.
Zo doen de twee neushoorns aan het eind van de expositie (Zoo, Oxford) niet alleen aan Albrecht Dürer denken, maar geven ze de kijker ook het dubbele gevoel dat een dierentuin met dergelijke grote dieren oproept. Wat Horsfield met deze twee foto’s vooral beoogde weer te geven, was de kwetsbaarheid van deze dieren, als een ‘melancholiek slot’ van deze indringende expositie.
Indringend is de expositie vooral ook door de geluidsinstallatie die Horsfield samen met Reinier Rietveld maakte (Utrecht Soundwork). De muziek klinkt in alle zalen en maakt zo een integraal onderdeel uit van de expositie. Het is méér dan een geluidswal die als achtergrond dienst doet. Want dat laatste is iets dat de kunstenaar nooit zou willen. Hij eist betrokkenheid tussen kijker en kunstenaar, muziek en luisteraar, heden, verleden en toekomst, mens en dier, licht en donker.