Boeken / Poezie

Poëzie, dat is het leven zélf

recensie: Sleutelaar worden - Herinneringen van en aan een zwijgende dichter

Het is een langwerpig en zilverkleurig boekje geworden. Met priemende ogen kijkt Hans Sleutelaar de lezer vanaf het omslag uitdagend in het gezicht. De 80-jarige Rotterdamse schrijver/dichter, die overigens opvallend weinig heeft gedicht, krijgt met Sleutelaar worden een bijzonder eerbetoon.

Het moet een opwindende tijd zijn geweest, eind jaren vijftig van de vorige eeuw. Een aantal jonge schrijvers/dichters, hoofdzakelijk gesitueerd in het Rotterdamse, kruipt bij elkaar. De poëzie wordt op dat moment gedomineerd door de Vijftigers (Vinkenoog, Campert, Lucebert, e.a.) en bestaat uit een zeer persoonlijk, experimenteel en nogal ‘zweverig’ repertoire. Dat moet anders, denken Armando, C.B. Vaandrager, Hans Verhagen en Hans Sleutelaar: ‘Niet de fiktie, maar de realiteit dient tot kunst te worden verklaard’. Ze hebben hun wortels in de reclame, tekstschrijverij en journalistiek en zijn wars van de ‘poëtisering van het leven’. Nee, de poëzie, dat is het leven zélf.

Zestigers

Ze zien eruit als zakenmannen: donker pak, wit overhemd en strakke stropdas. De uitgebeende taal in hun verzen sluit naadloos aan bij het imago dat ze willen neerzetten. Armando is een buitenbeentje: hij beweegt zich tegelijkertijd in de beeldende kunst en zijn profilering in de zogenaamde Nul-beweging vormt een stevige basis voor het realistisch-minimalisme in zijn poëzie. Hans Verhagen wordt gaandeweg ingesloten als veelbelovend poëzietalent, terwijl Cornelis Vaandrager, min of meer van de straat geplukt, als onberekenbare aanjager geldt: ‘fijnbesnaard, een ontvlambaar gemoed en een mededogend hart’.

Sleutelaar is vanaf het begin de regelaar en initiator. De ‘Zestigers’, zoals ze al snel genoemd worden, ontlenen hun strakke poëzie hoofdzakelijk aan de werkelijkheid om hen heen. Er wordt niet gedaan aan introspectie en gevoelsuitingen: ‘Aan zelfbeklag, spleen of belijdenis hebben we geen boodschap. Wij zoeken de stof liever om ons heen dan in onszelf. Eerst zonder nadenken, nadien meer bewust.’

Haagse Post

Sleutelaar worden is een wat gemankeerde monografie geworden. De eerste helft van het boek bestaat uit bijdragen van Hans Sleutelaar zelf, die zijn persoonlijke wederwaardigheden in de schrijverswereld beslaan. Van zijn allereerste confrontatie met de poëzie, tot de ontmoeting met zijn partners in crime, de kamikaze-actie om een poëzietijdschrift te beheren en een nogal stichtelijk nawoord (‘Het loon van de dichter’) waarin de hij concludeert: ‘Vandaag dienen dichters moeilijk te zijn om ernstig genomen te worden’.

De korte stukjes zijn, geheel in Sleutelaar-stijl, compact geschreven en getuigen van een scherpe en accurate pen. Onmiskenbaar volgens het ouderwetse Haagse Post-credo: schrijf wat je weet en laat de rest weg. Niet voor niets was Sleutelaar een van de meest succesvolle redacteuren van dit spraakmakende weekblad. Ondanks de onderhoudende onderwerpen is het jammer dat in deze lofzang op Sleutelaar niet iets meer is terug te vinden van diens zo geroemde dichtkunst. Een vers over de dood van dichter Kees Buddingh’, een paar regels over de Rotterdamse Willemsbrug en verder moet de nieuwsgierige lezer het doen met de éénregelige poëziekraker:

Wollt ihr die totale Poesie?

Dichter S.

De tweede helft van Sleutelaar worden bestaat uit bijdragen van schrijvers die over Sleutelaar hebben gepubliceerd. Martin Bril verhaalt over zijn studententijd: de ambitieuze schrijver-in-de-dop kalkte de Groningse muren vol met de leus ‘Sleutelaar worden’ om zo zijn verwachtingsvolle toekomst kracht bij te zetten. In een prachtig artikel uit 1956 beschrijft C. B. Vaandrager over zijn zoektocht naar en ontmoeting met ‘de dichter S.’: ‘Veel vraagtekens doet hij op papier verschijnen. Alles, opgemaakt uit zijn gedichten, is niet bij machte ons de persoon van S. duidelijker te maken’. Het is de haast gecultiveerde ongrijpbaarheid van Hans Sleutelaar die hier boekdelen spreekt.

In zijn eigen woorden en in de woorden van anderen blijft de ‘zwijgende dichter’ een man op de achtergrond, met desondanks grote invloed op de Nederlandse literatuur. Als ‘aanjager, polemist en theoreticus’ stond hij aan de basis van het stormachtige talent van schrijver/kunstenaar Jan Cremer en heeft hij het prozawerk van Johnny ‘The Selfkicker’ van Doorn laten bloeien. Sleutelaar worden werpt een aardig licht op deze bijzondere persoonlijkheid die zijn spaarzame poëzieproductie treffend omschrijft: ‘De weinige gedichten die ik heb geschreven, zijn zonder uitzondering bij ingeving ontstaan. Blijft de inspiratie weg, dan doe ik er het zwijgen toe’.