‘Lezen duurt lang, het leven is kort’
Een essay over de romankunst: het lijkt niet meteen de ideale vakantielectuur. Toch verdient Milan Kundera’s reis door de romangeschiedenis een plaats in de koffer van iedere literatuurliefhebber. Als geen ander weet de grote Boheemse schrijver thematische zwaarte immers draaglijk te maken. Afwisselend lichtvoetig en serieus wandelt de auteur in Het doek langs Cervantes, Flaubert, Joyce, Proust, Kafka en García Márquez. Aan de lezer om te raden wie ontbreekt in het rijtje.
Een innige omhelzing tussen literatuur en filosofie, zo zou je Kundera’s romans kunnen omschrijven. Dat hij daarenboven niet terugdeinst voor een scherpzinnige metareflectie bewees hij al in de essays Verraden testamenten en De kunst van de roman. Het doek sluit daar zowel thematisch als formeel – ook dit essay bestaat uit zeven delen – bij aan. Vanuit zijn ervaring als lezer en schrijver overpeinst de Tsjechische auteur verleden, heden en toekomst van de romankunst. Aan de hand van memorabele passages uit de wereldliteratuur en verrassende autobiografische anekdotes gunt hij zo een blik in de ziel van de romancier.
Hapjes literair lekkers
Milan Kundera |
“In een plaatsje in La Mancha, waarvan de naam mij niet te binnen wil schieten, leefde niet lang geleden zo’n edelman met een lans in zijn wapenrek, een antiek leren schild, een magere knol en een hazenwind.” Met die zin begint voor Kundera de geschiedenis van de romankunst. De vragen waarop Cervantes’ antiheld een antwoord zoekt, zullen nadien keer op keer door romanciers gesteld worden: wat is de identiteit van een individu? Wat is waarheid? Wat is liefde? Ver van alle pedanterie en eruditie gidst de wijze docent Kundera ons vervolgens door zijn wereldbibliotheek. Op een onderhoudende en heldere manier legt hij uit wat al die klassiekers – die we eigenlijk allemaal zouden moeten lezen – nu net zo gedenk- en lezenswaardig maakt. Niet dat we nu ineens enthousiast het volledige oeuvre van Tolstoj en Balzac gaan verslinden, daarover maakt ook de docent zich geen illusies: “Lezen duurt lang, het leven is kort.” Op lichtverteerbare wijze laat hij ons echter wel essentiële hapjes van al dat literair lekkers proeven.
Intellectueel onderonsje
Tussendoor vermaakt Kundera de lezer niet alleen met fijnzinnige bedenkingen over lezen en leven, hij haalt ook opmerkelijke persoonlijke herinneringen op. Zo vertelt hij dat hij kort na de Praagse Lente drie grote Latijns-Amerikaanse romanschrijvers op bezoek kreeg: Gabriel García Márquez, Carlos Fuentes en Julio Cortázar. Stel je voor, een gezellig intellectueel onderonsje in ’68 tussen vier auteurs die literaire geschiedenis aan het schrijven waren. Want het moge duidelijk zijn: sinds zijn debuutroman De grap (1967) werkt ook Milan Kundera aan een indrukwekkend oeuvre. In Het doek verwijst hij uiteraard niet expliciet naar zijn eigen romans. Toch weet al wie Kundera een beetje kent meteen dat de in het essay uiteengezette theorieën ook gelden voor zijn eigen literaire fictie. De pretentie van de schrijver is volgens hem echter onlosmakelijk verbonden met zijn integriteit: een roman die er niet naar streeft voort te leven na de dood van de auteur, is niet met hartstocht geschreven en dus middelmatig en overbodig. “Dat is de vloek van de romancier: zijn integriteit is vastgebonden aan de verachtelijke paal van zijn megalomanie.”