Op reis naar een nachtmerrie
Het ene moment zijn ze op weg naar een bruiloft, het volgende zitten ze 25 maanden gevangen in Guantánamo Bay, zonder ooit officieel te zijn aangeklaagd. Dat overkwam drie Britse jongens van Pakistaanse origine. Wat een jaar of tien geleden nog onmogelijk leek, is tegenwoordig werkelijkheid. In The Road to Guantánamo beschrijft regisseur Michael Winterbottom (9 Songs, Code 46) niet alleen de weg naar Guantánamo, maar ook de terreur in het gevangeniskamp.
Feit en fictie
De scheidslijn tussen documentaire en fictie in The Road to Guantánamo is dun. Regisseur Michael Winterbottom en co-regisseur Mat Whitecross mixen interviewfragmenten, archiefmateriaal en reconstructies met acteurs. Vooral die reconstructies zijn levensecht: wanneer de bommen ontploffen, rent de cameraman weg. Soms wordt het beeld wit en voel je de klap in je buik. Zo maakt hij een zeer meeslepend verhaal over een uit de hand gelopen roadtrip van onschuldige jongens.
Winterbottom gebruikt dezelfde camerastijl als in In This World. Het belangrijkste verschil is dat dat verhaal over twee vluchtelingen samengesteld werd uit verschillende verhalen. Fictie dus, maar tegelijkertijd wel te verantwoorden. In The Road to Guantánamo volgt Winterbottom één verhaal, dat van de Tipton Three.
Naïef
En het is helemaal hún verhaal. Echt kritische vragen hoeven ze niet te beantwoorden: hoe kun je bijvoorbeeld op weg naar de grens in een verkeerde bus stappen en per ongeluk in Kunduz terecht komen, een Al Qaida-bolwerk en het front van de oorlog. De Britten zijn zo naïef en hebben zoveel pech dat het bijna onvoorstelbaar is. Dat gevoel wordt versterkt door de gelatenheid waarmee de jongens alle ellende over zich heen laten komen, al vanaf het begin. En dat is toch wat vreemd.Aan de andere kant: Winterbottom staat erom bekend dat hij niet bang is om standpunt in te nemen. Hij maakt ook duidelijk dat hij de kant van de jongens kiest. Met flashbacks laat hij hun gelukkige leventje in Engeland zien. Dat ze geen moslimfanatici zijn en dat ze op de verkeerde plek terecht zijn gekomen, laat hij zien door kleine hints: de Gap-trui over de djellaba bijvoorbeeld. Bovendien laat hij de kritische vragen misschien expres open om de kijker zelf een oordeel te laten vellen. En wat dan ook de precieze motieven van de jongens waren: voor Winterbottom is het ondergeschikt aan de verschrikkingen die ze meemaakten. En die laat hij dan ook uitgebreid zien.
Onthutsend beeld
Dat is meteen het sterkste punt van de film: de chaos van de oorlog is voelbaar. Ook schetst Winterbottom een onthutsend beeld van de situatie in Guantánamo Bay. Aangezien journalisten er niet in mogen, is het de eerste keer dat de verschrikkingen daar in beeld zijn gebracht. Nagespeeld weliswaar, maar toch. De twijfel over de motieven van de jongens maken het niet minder indrukwekkend. Het verantwoordt de terreur niet, bovendien is er al genoeg over de situatie uitgelekt om te weten dat Winterbottom hier een terecht beeld schept. Sterker nog: misschien is de regisseur nog voorzichtig geweest.
Tegelijkertijd geeft hij een onuitgesproken verklaring voor de behandeling door de Amerikanen. Als een onbewapende gevangene voor verhoor uit zijn kooi mag, wordt hij zo’n beetje behandeld als Hannibal Lector. Door een soldaat of vijf wordt hij op de grond gedrukt, uitgekleed en meegesleurd. Dit gedrag valt alleen te verklaren door een soort ongefundeerde angst voor de onvoorspelbaarheid van moslimterroristen waarmee de soldaten op pad zijn gestuurd. Dat de jongens door een ironisch gelukje uiteindelijk geloviger dan ooit de gevangenis op Cuba verlaten, is ook volstrekt logisch.Terecht dus dat Winterbottom in Berlijn een Zilveren Beer voor deze film won. Het is een verwarrende, gelaagde film die vooral achteraf prikkelende vragen oproept. Over waarheid en fictie, maar vooral over de behandeling van krijgsgevangenen door de Amerikanen, de redenen erachter en het effect ervan.