Een voltooide kleurplaat
Griet op de Beeck heeft volgens de uitgeverij een boek geschreven dat meer is dan de droge optelsom van de afzonderlijke delen. Of dat werkelijk opgaat voor de verhalen in Gij nu is echter maar zeer de vraag.
Na het succes van Vele hemels boven de zevende (2013) en Kom hier dat ik u kus (2014) is Griet op de Beeck absoluut geen onbekende meer in de Nederlandstalige literatuurwereld. De Vlaamse schrijfster werd bedolven onder de positieve recensies en de verkoopcijfers houden nog altijd geen halt.
Kleine ontploffingen
Het derde werk van Op de Beeck is volgens uitgeverij Prometheus geen roman, maar ook geenszins een verzameling per ongeluk bij elkaar geplaatste verhalen. Gij nu (2016) bestaat uit vijftien verhalen over evenveel verschillende mensen die op een bepalend moment in hun leven zijn aangekomen.
Het overgrote deel van de verhalen volgt eenzelfde stramien. Het is dan ook geen toeval dat maar liefst dertien van de vijftien teksten uit vier delen bestaan. Op de Beeck begint telkens met het schetsen van een alledaagse, maar toch enigszins ongebalanceerde openingssituatie, om daarna een bommetje te laten ontploffen. Een kind dat sterft, een vliegtuig dat dreigt neer te storten, een onbedoelde moord of een enorme drol in een toiletpot; door een specifieke gebeurtenis wordt een karakter in het nauw gedreven. De keuzes die Op de Beeck de personages daarna laat maken – vluchten, ontsnappen, stilvallen, vechten – geven de bundel een psychologische en sociologische component.
Binnen de lijntjes
Het psychologiserende element van de verhalen vormt zowel de kracht als de zwakte van de bundel. De schrijfstijl van Op de Beeck is ondubbelzinnig en expliciet. Ze presenteert een kleurplaat die al helemaal – en ook netjes binnen de lijntjes – is ingekleurd. Er wordt verklaard, geïnterpreteerd, geanalyseerd en geconcludeerd. De kracht hiervan is dat Op de Beeck precies daar prikt waar het pijn doet; de karakters worden anatomisch ontleed en blootgelegd. De zwakte hiervan is dat de lezer nog maar nauwelijks de ruimte wordt geboden om dat zelf te doen. De mogelijkheid om te fantaseren of te filosoferen over de beweegredenen van personages is geminimaliseerd.
Dat veel verhalen een vergelijkbare opbouw hebben en dat Op de Beeck ervoor kiest om de karakters aan een behoorlijk sluitende psychologische analyse te onderwerpen, betekent niet dat de verhalen zwak zijn. De dialogen zijn vaak scherp en verrassend en ook de passages geschreven vanuit het wereldbeeld van kinderen zijn sterk. Het verhaal over de kleine Jason, die is weggehaald bij zijn moeder, ontroert, evenals de bijzondere ontmoeting van de met overgewicht kampende Bram en de knappe maar teleurgestelde Chloé.
Of er vijftien verhalen noodzakelijk zijn om tot het inzicht te komen dat iedereen anders handelt in precaire situaties, dat kun je je afvragen. Daarnaast kun je de aanname dat dit boek meer is dan de droge optelsom van de afzonderlijke delen verwerpen op basis van het feit dat vrijwel alle verhalen op vergelijkbare wijze zijn geconstrueerd. Wie zich daar echter niets van aantrekt en de romans van Op de Beeck heeft verslonden, zal Gij nu ook met plezier lezen. Duidelijk is wel dat het schrijven van een kort verhaal een heel andere professie is dan het produceren van een roman en dat Op de Beeck tot op heden vooral in het laatste uitblinkt.