Zonder God gaat het zozo
Sinds de jaren zestig is God van het Nederlandse toneel verdwenen. We leven volgens Hans Boutellier in een seculier experiment waarbij we nergens meer in geloven, en daardoor overal in kunnen geloven, waardoor we uiteindelijk toch wel íets moeten geloven.
Al jaren staat Hans Boutellier te boek als kritisch denker over de moderne samenleving. In Het seculiere experiment komen vrijwel al zijn vorige publicaties op indrukwekkende wijze bijeen, met religie en secularisering als overkoepelend perspectief. Boutellier vraagt zich af of ons seculiere experiment geslaagd is en probeert die vraag te beantwoorden door de ontwikkelingen omtrent criminaliteit, veiligheid, seksualiteit en integratie te bestuderen.
Een balancerende academicus
Boutellier slaagt erin om zijn eigen ervaringen als bijzonder hoogleraar in harmonie te brengen met heldere statistieken, recente onderzoeken en baanbrekende theorieën. De lezer wordt moeiteloos aan de hand genomen bij het behandelen van vooraanstaande sociale wetenschappers. Boutellier refereert graag aan De Barbaren van Alessandro Baricco waar het gaat om het cultuurbesef en in het kader van de netwerksamenleving wordt Manuel Castells veelvuldig aangehaald. Denkbeelden van Michel Foucault, Norbert Elias, Jürgen Habermas en Anthony Giddens passeren ook de revue.
Het seculiere experiment is een intrinsiek gemotiveerde publicatie van een academicus. Het is geen academisch referaat, maar ook geen boek dat zich gemakkelijk laat lezen. Boutellier heeft de balans proberen te zoeken tussen volledigheid en leesbaarheid, met wisselend resultaat. Sommige pagina’s staan bol van de vakterminologie, terwijl op andere bladzijden nauwelijks nieuwe informatie wordt overgebracht.
Op zoek naar vervulling
Volgens Boutellier zit Nederland vol met ietsisten, die individuele keuzes maken rondom het ‘vervuld zijn’ en zoeken naar iets wat groter is dan zijzelf. We leven in een onttoverende wereld waarin de grote verhalen zijn uitgestorven. Ideologieën als het socialisme en het communisme zijn verdwenen en religies zijn eveneens aan de kant geschoven in de westerse wereld. We zijn kapitalisten en consumenten, die individueel aan zelfverrijking doen, maar als collectief nergens meer voor weten te strijden.
Toch schrikken we van die enorme vrijblijvendheid en de leegte van het liberale mensbeeld van het hyperconsumentisme, stelt Boutellier. Het maakt ons onzeker en kwetsbaar, waardoor we op zoek gaan naar iets groters. We hebben God proberen te vervangen door ratio, Geist, kunst, cultuur, de staat en de gemeenschap, maar niets beklijft.
Boutellier is liefhebber van de paradox: in de westerse wereld is de seculiere diepe twijfel gemeengoed geworden, maar die dwingt ons juist om iets te vinden en ergens in te geloven. De narratieve parameters waarmee we bepalen waarin we geloven, zijn eindeloos:
We laten ons inspireren door de verhalen van weleer en van vandaag. Van Griekse deugden tot Deense politieseries, van christelijke deugden tot wetenschappelijke teksten, en van Nelson Mandela tot Oprah Winfrey.
Een historisch perspectief
De studie van Boutellier berust op de aanname dat we vanaf de jaren zestig in een seculier experiment leven. Zijn analyse van de ontwikkelingen tussen 1960 en nu is vanuit sociologisch oogpunt magnifiek, maar mist toch een overkoepelende historische dimensie. Mensen hebben immers altijd gezocht naar een gevoel van ‘vervuld zijn’ en spanningen tussen collectiviteit en individualiteit zijn ook niet nieuw.
Dat nog niets heeft kunnen beklijven in onze zogenaamde postreligueuze samenleving is ook niet gek, als je aanneemt dat dit experiment pas een halve eeuw geleden begonnen is. Het Nederlandse leven zonder God is nog lang niet uitgekristalliseerd, net zoals het Nederlandse leven met God nog niet is uitgestorven. We zitten in een overgangsfase waarin religie en secularisering door elkaar heen lopen. De studie van Boutellier is een sociologische tussenstand die ons op een nieuwe manier laat nadenken over deze onderwerpen.