De kracht van zwakheid
De tweestrijd tussen geloof en angst die regisseur Robert Carsen in de opera Dialogues des Carmelités van Francis Poulenc centraal zet, is na meer dan twee honderd jaar weer actueel. Sterven voor een ander en sterven voor het geloof zijn gewetensconflicten die zich gedurende de hele opera tot een spiritueel dilemma ontwikkelen. Geen andere productie van De Nationale Opera in Amsterdam is wereldwijd vaker opgevoerd dan deze.
Het succes ligt niet alleen in de schone muziek van Poulenc en het treffende verhaal, maar vooral in de sobere enscenering waarin Carsen een dialoog met de verbeelding aangaat. De liefde leidt tot mystiek, de dood is een offer en de eigen wil blijft een proces.
De dialoog
Het is de zomer van het jaar 1789, het begin van de Franse Revolutie. De absolute monarchie, aristocratie en de kerkelijke macht worden vervangen door Liberté, Egalité en Fraternité oftewel vrijheid, gelijkheid en broederschap. Blanche, door sopraan Sally Matthews meeslepend gezongen, is een onzekere jonge vrouw voor wie de Parijse chaos van de revolutie te veel wordt. Ze verwisselt het ouderlijk huis voor een klooster in Compiégne. De karmelietessen, die zich daar richten op onthouding en het bidden, doen vanaf het begin een beroep op Blanches opoffering. “Wat [God] in jou op de proef wil stellen is niet je kracht, maar je zwakheid,” zingt de Duitse mezzo Doris Soffel alias Priores De Croissy met meesterlijke gelaagdheid. Ze zet daarmee in op een onophoudelijke dialoog van Blanches leven op een pad waarvan ze niet meer terug kan. In de daaropvolgende gebeurtenissen spant zich een beklemmend web van waarheden dat Blanche vastnagelt van angst en voor de luisteraar confronterend werkt.
Burgers in opstand vallen het klooster binnen. De kloostergeloften worden afgeschaft. De nonnen kunnen kiezen: meedoen of doodgaan. Blanches verlammende angst roept een waaier van emoties op die Poulenc subtiel in het orkest spiegelt. Intieme strijkersklanken worden door dissonante blazers gedwarsboomd. In paniek maakt Blanche zich los van de ter dood veroordeelde nonnen. De scène, waarin een organisch gechoreografeerde dans van de veroordeelden doorkruist wordt door het geluid van een suizende guillotine, is bloedstollend. De nonnen vallen, de een na de andere, met de woorden van het Salve Regina op hun lippen. De tragiek versterkt Blanche die zich ineens uit de verbijsterde figurantenmassa losmaakt en met ongelofelijke kalmte het schavot bestijgt. Haar dialoog is beëindigd.
Actueel
Hoewel de opera in de eenmalige enscenering van Robert Carsen al voor de derde keer in Amsterdam te zien is, is niets voorspelbaar. De casting kan niet beter: naast de bovengenoemde Sally Matthews en Doris Soffel verdienen ook Sabine Devieilhe en Adrianne Pieczonka de aandacht. Devieilhe voor haar interpretatie, de onberispelijke uitspraak en de zeer geloofwaardig geacteerde personage van Constance en Pieczonka in de rol van Madame Lidoine, die ze niet alleen spectaculair zingt maar waarvan ze ook de complexheid van het karakter weet neer te zetten.
Jammer dat het Residentie Orkest niet vanaf het begin van de voorstelling de spanning in de muziek weet op te roepen. De onrustig klinkende blazers en gebrek aan concentratie in de strijkers trekken onnodig de aandacht. Gelukkig weet de Franse dirigent Stéphane Denève in de loop van de avond de sfeer terug te vinden en tovert hij steeds meer kleur uit de klanken. Indrukwekkend is ook de hoeveelheid figuranten die tegelijkertijd op een geniale manier het decor vormen. Ook dit keer blijft Poulenc samen met de makers in een overrompelende dialoog met de luisteraars en met de nieuwste realiteit om ons heen.