De wielervisie, -passie en -haat van Tim Krabbé
In de gekte rondom de aankomende Tour de France haakt ook Het Literatuurhuis aan door het geheel een literair tintje te geven. ‘De Literaire Tour’, een reeks literaire tourevenementen, wordt precies één maand voor de start afgetrapt door Tim Krabbé. Zijn boodschap: ‘Ik haat de Tour.’
De gehele titel van Krabbé’s lezing luidt: ‘Waarom ik de Tour haat terwijl ik toch zo van wielrennen houd.’ Het is duidelijk, dit gaat geen genuanceerde discussie over wielrennen worden. De organisator van het evenement sluit zich aan bij dit sentiment: ‘Of u bent deel van het gezelschap dat al maanden uitkijkt naar de Tour, of u hoort bij het andere kamp, dat van Tim Krabbé, de Tour-haters,’ legt hij het publiek voor. De werkelijkheid is waarschijnlijk echter dat de hele zaal deel uitmaakt van één en hetzelfde kamp, namelijk de Tim Krabbé-fans.
De lezing vindt plaats in de Domtoren, een plek waar een maand later honderden renners onderdoor zullen pedellen. Vanbinnen doet echter weinig van de ambiance van de Michaëlskapel aan de Tour de France denken. De kleine donkere zaal is gevuld met dikke kaarsen, voor Krabbé staat een diepe, fluweelrode stoel klaar. Maar zodra de schrijver en groot wielerfan begint te spreken is de sport bijna net zo tastbaar als wanneer de renners op dat moment voorbij zouden fietsen.
Vanaf de zijlijn mag je ongegeneerd partijdig zijn
Krabbé’s bezwaren tegen de Tour zijn makkelijk samen te vatten: het geheel wordt gerund door dopingfundamentalisten en door te grote ploegen en genivelleerd talent zal het grootste deel van de etappes altijd in een massasprint eindigen. Maar wat er deze avond eigenlijk het meest afspat is het tweede deel van zijn titel, Krabbé’s liefde voor wielrennen. Zelfs zijn ‘haat’, die wellicht wat is aangedikt voor deze avond, komt voort uit een romantisch verlangen naar de sport zoals die ooit was. Krabbé wil af van doorgedraaide, zinloze dopingcontroles en terug naar waar het eigenlijk over gaat: fietsen.
Des te stelliger Krabbé wordt, hoe meer het publiek geniet. Zijn zwart-wit-weergave van de stand van het dopingbeleid lijkt voor het publiek het kenmerk van een ware wielerfan. Over Lance Armstrong: ‘Hij had de Tour oneerlijk gewonnen van andere oneerlijke renners, en dus eerlijk.’ Het schrappen van Tourwinnaars doet Krabbé denken aan totalitaire regimes waarin mensen uit de geschiedenis worden verwijderd. Dat is het prachtige aan sport, aan de zijlijn mag je ongegeneerd partijdig en irrationeel zijn. Mensen die fel tegen de doping zijn? Die weten en houden te weinig van de sport.
Spijt dat hij zelf nooit iets geslikt heeft
Het publiek, toch voornamelijk bestaand uit mannen tussen de dertig en vijftig, hoogstwaarschijnlijk zelf in het bezit van een racefiets, geniet misschien nog het meest wanneer Krabbé uit zijn pas verschenen bundel wielerverhalen, De veertiende etappe, voorleest. Krabbé heeft humor en een ongekend vermogen dat gevoel wat wielrennen bij zo velen oproept op papier te krijgen. De meesten in de zaal weten al lang dat Laurent Fignon in 1989 de Tour met acht seconden verloor, maar uit de mond van Krabbé kan niemand er genoeg van krijgen. Ook degenen die nog nooit van deze Fransman hadden gehoord niet.
Tegen de tijd dat het interview van Krabbé met de Belgische auteur Ivo Victoria wordt ingeluid is de Tour al bijna vergeten. Nu gaat het over de schrijver, inmiddels 72, zelf op de fiets. Krabbé heeft namelijk vele amateurwedstrijden in de benen zitten. ‘Ik heb vanmorgen nog 100 gereden,’ zegt de kleine man niet zonder trots. In al zijn amateurwedstrijden heeft hij zelf nooit wat geslikt om zijn prestaties te verbeteren: ‘Daar heb ik wel eens spijt van, dan had ik er nu met meer verstand van zaken over kunnen spreken.’
Hij zou zo de politiek in kunnen
Met zijn gevatte antwoorden en vitale houding lijkt hij bijna jonger dan Victoria (1971), die liever over fietsen schrijft dan er zelf op zit. Alleen Krabbé’s gehoor laat het soms afweten: ‘Je praat Belgisch, dat kan ik niet verstaan. gROTE, wat is dat nou? Gggrote, zeggen wij in het Nederlands.’ Gelukkig kan Victoria er zelf om lachen. Krabbé mag dan wat ongenuanceerd zijn, door zijn vrolijke, vriendelijke voorkomen is hem alles snel vergeven. Alleen aan het eind vraagt Victoria hem nog een keer over de Tour: ‘Tim, nu eerlijk. Je haat de tour toch niet echt?’ De zaal lacht. Krabbé: ‘Laat ik het zo zeggen, ik vind de Giro interessanter.’ Iemand in de zaal mompelt: ‘Hij zou zo de politiek in kunnen.’
De vriendelijke houding van Krabbé wordt ook na afloop voortgezet. Bijna iedereen komt voor een handtekening. Krabbé’s grootste wielerklassieker blijft zijn roman De Renner (1978). Al voor hij aan de lezing begint is het uitverkocht. Een aantal toeschouwers kijkt dan ook beteuterd toe hoe Tim, want zo noemen ze hem allemaal, na afloop rustig stapels boeken van beter voorbereide fans aanneemt om te signeren. ‘Deze is nog voor mijn vriendin, zij is net begonnen met fietsen’, glundert een jongeman die een tweede kopie van De Renner naar voren duwt. Tim schrijft het gewillig allemaal op.
De lezing vond plaats op 4 juni 2015 in de Domtoren te Utrecht en maakt deel uit van de Literaire Tour.