Wat hebben de schrijver en de psychoanalyticus gemeen?
Verhalen lezen of schrijven is leuk. In fictie kan veel, zo niet alles. De narratieve structuren waar een schrijver gebruik van maakt, komen ook van pas in een andere beroepstak: die van de psychotherapie. In Het goede verhaal gaan schrijver J.M. Coetzee en psychoanalytisch psychotherapeut Arabella Kurtz met elkaar in dialoog. Ze onderzoeken de grenzen van fictie en waarheid binnen én buiten de therapeutische setting.
Uitgangspunt van Het goede verhaal is dat de auteur en de therapeut nogal wat gemeen hebben. Ze maken beiden gebruik van taal als instrument om de menselijke ervaring te beschrijven en te analyseren. Door elkaar te bevragen en uit te dagen tot kraakheldere definities van begrippen als ‘fictie’ en ‘waarheid’ vanuit beroepsmatig oogpunt blijken er echter ook interessante verschillen te zijn tussen de opvattingen van Coetzee en Kurtz.
Beleving van waarheid
De beleving van een verhaal is heel persoonlijk, zeker wanneer dit – zoals in de therapeutische setting – over jezelf gaat. Coetzee en Kurtz stellen zich de vraag uit welke bron van waarheid degene die in therapie is nu eigenlijk put. Is dat een bedachte of een ‘echte’? En wat maakt die waarheid dan ‘echt’? Wie bepaalt dat? Welk verhaal leidt uiteindelijk naar de verlossing of de vrijheid die de cliënt zoekt? Zou je in therapie niet gewoon kunnen streven naar een mooi, functioneel verhaal dat hem of haar laat functioneren in de maatschappij, ook al is dat een leugen?
Deze vragen zijn op zichzelf al buitengewoon interessant, maar het wordt nog beter. Deze vragen leiden de twee gesprekspartners naar een nieuw gebied om over na te denken: het ethische vlak. In dat verband wordt het thema ‘fictie en waarheid’ ook in een breder maatschappelijk perspectief geplaatst, bijvoorbeeld in het denken over een koloniaal verleden door de bevolking van een land. Voorouders worden vaak voorgesteld als ‘onwetend’ en de huidige generatie als volwassen. Samen gaan ze in op het groepsproces dat aan deze voorstelling ten grondslag ligt en wat het nut van dit mechanisme is.
Fascinerende dialoog
In Het goede verhaal reageren Coetzee en Kurtz voortdurend op elkaar en worden meningsverschillen allerminst opgelost. Coetzee permitteert zich veel meer vrijheden als het gaat om de inzet van fictie als medicijn’ dan Kurtz. De waarheid is voor hem een problematisch begrip. Kurtz blijft juist vasthouden aan een (inter-)subjectieve waarheid waarmee in de therapie gewerkt wordt, een waarheid die boven tafel móét komen, omdat er anders geen genezing kan plaatsvinden. Als lezer is het interessant mee te kijken vanuit beide gezichtspunten en je eigen gedachten over het thema vorm te laten krijgen.