Boeken / Fictie

Meester Claes, mag het wat langzamer?

recensie: Paul Claes - Meester Claus

Paul Claes is een zeer belezen man, daar durft niemand aan te twijfelen. Ook Hugo Claus stond bekend om zijn grote eruditie. Claes zou op papier dan ook de ideale essayist moeten zijn om Claus’ vaak complexe, intertekstuele werk te duiden.

Claes heeft poëzie uit het Latijn, Grieks, Frans, Engels en Duits vertaald. Daarnaast schreef hij eerder onder meer uitstekende boeken over intertekstualiteit (Echo’s echo’s) en het ontcijferen van hermetische poëzie (Zwarte zon). In die eerder genoemde boeken behandelde hij ook gedichten van Hugo Claus. Dat deed hij dan op een rustige manier: een gedicht per hoofdstuk. Bij Meester Claus, een bundeling van vier essays, drukt hij het gaspedaal echter flink in.

Weinig ruimte

Claes gaat snel, eigenlijk te snel voor de beperkte omvang van Meester Claus. Het lijkt vaak of een boek van een pagina of twee-, driehonderd samengevat wordt in nog geen zeventig bladzijden. Daarbij lijkt Claes veel van de lezer te verwachten. Zo schrijft hij bijvoorbeeld dat het laatste woord in de titel De Metsiers een anagram zou zijn van Meester. Op het eerste gezicht klopt dat niet, maar Metsier is wél een anagram van het Duitse Meister, en dáár lijkt Claes op te doelen. Uiteraard hoeft alles niet voorgekauwd te worden, liever niet zelfs, maar wat meer toelichting had in veel gevallen geen kwaad gekund.

De krappe ruimte van Meester Claus lijkt bovendien niet altijd even nuttig besteed te worden. Zo wordt een hele alinea gewijd aan het in verband brengen van de achternaam Claus met het Latijnse ‘claudere’ (sluiten, hinderen), en daarvan afgeleide woorden. Die toevalligheid is een leuke constatering, maar niet veel meer dan dat. Een interessanter verband wordt afgedaan met twee zinnetjes: ‘Aan het einde van Une Saison en Enfer kondigde Arthur Rimbaud een zuiver wereld kerstfeest aan. Iets soortgelijks doet Claus wanneer hij in Paal en perk herders de komst van zijn geliefde laat begroeten.’ De Bijbeltoespeling is duidelijk, maar de Rimbaud-connectie blijft onduidelijk; die had best in een voetnoot verder toegelicht kunnen worden.

Aanknopingspunten

Bovenstaande kritiekpunten betekenen overigens niet dat Meester Claus een mislukt boek is. Claes wijst op een aantal interessante thema’s in Claus’ oeuvre, zoals beklemming. Dat dat gevoel van beklemming twee essays later (weliswaar kort) aan het stilistisch vuurwerk van de dichter gekoppeld wordt, is zo’n moment waarop het gelegde verband een nieuw venster op Claus’ poëzie opent. Meester Claus enthousiasmeert evenwel best om (weer) in de gedichten van de titelheld te duiken.

Door de beknopte omvang van Meester Claus lijken de essays uiteindelijk toch preludes, wellicht op een omvangrijk boek over Claus van Claes zelf, maar ze bieden ook aanknopingspunten voor neerlandici en literatuurwetenschappers in opleiding die een academisch onderzoek naar Claus’ werk willen doen. Maar op zichzelf is Meester Claus uiteindelijk wat onbevredigend: veel openingen om Claus’ poëzie te (her)lezen, maar veel lezers zullen niet het gevoel krijgen dat ze er nu enorm veel van hebben geleerd; dat in tegenstelling tot Echo’s echo’s of Zwarte zon. Daarvoor duizelt dit boek uiteindelijk te erg.