Muziek / Concert

Overweldigend Requiem van Verdi in handen van Frank Deiman

recensie: Orkest van het Oosten, Toonkunstkoor Euterpe & solisten o.l.v. Frank Deiman

Het Requiem van Verdi blijft een overweldigende ervaring. Zeker wanneer deze mammoetcompositie in een kerk wordt uitgevoerd.

In 1868 vatte Verdi het plan op om ter nagedachtenis van Rossini samen met een aantal vooraanstaande Italiaanse componisten een requiem te componeren. In november schrijft hij hierover aan zijn muziekuitgever Tito Ricordi:

Het zou een goed idee zijn om een commissie van wijze mannen samen te brengen, die de bijzonderheden van deze uitvoering zou moeten regelen, en, bovenal, de componisten zou moeten kiezen, beslissen wie welke delen schrijft, en de algemene samenstelling bewaken.

~

Die commissie kwam er en Verdi componeerde het ‘Libera me’, maar van een uitvoering kwam het door organisatorische problemen niet, en Verdi ging aan de slag met Aida. Na het overlijden van de nationalistische dichter en schrijver Alessandro Manzoni, vijf jaar later, hervat Verdi echter het plan een requiem te componeren. In mei 1873 schrijft hij aan de muziekuitgever Giulio Ricordi:

Ik ben diep getroffen door de dood van onze Grote Man! Ik kom morgen niet naar Milaan, aangezien ik het niet zou kunnen opbrengen om bij de uitvaart aanwezig te zijn. Ik zal binnenkort zijn graf bezoeken, alleen en zonder te worden gezien, en wellicht zal ik dan (na nadere overweging, en na mijn krachten te hebben gepeild) een voorstel doen om zijn herinnering te eren.

Dat voorstel komt een maand later:

Ik zou een Dodenmis willen componeren, die het volgend jaar op zijn sterfdag uitgevoerd zou moeten worden. De Mis zou van tamelijk grote omvang zijn, en buiten een groot orkest en een groot koor zouden er ook (ik kan het nog niet precies zeggen) vier of vijf solozangers nodig zijn.

Een verbeten strijd op leven en dood

Het resultaat bleek overweldigend. Weinig religieuze muziek is zo overrompelend als Guiseppe Verdi’s Missa da Requiem, zeker wanneer je het stuk niet in de concertzaal hoort, maar in de kerk. De contrasten zijn enorm, en in de meest bombastische passages lijken orkest, koor en solozangers een verbeten strijd op leven en dood uit te vechten. Toen de beroemde dirigent Hans von Bülow een paar dagen voor de première in Milaan een blik op de partituur wist te werpen, omschreef hij het stuk niet voor niets als “Oper in Kirchengewande”.

<

Toen Von Bülow zeventien jaar later eindelijk een complete opvoering bijwoonde was hij echter tot tranen toe geroerd en schreef hij aan Verdi een brief met zijn verontschuldigingen. En inderdaad, Verdi’s grootste werk dat niet voor het theater bedoeld is, weet de luisteraar als geen ander te raken en ontroeren. Maar voor het overhaaste eerste oordeel van Von Bülow valt eveneens veel te zeggen: in vrijwel elke noot toont Verdi zich vooral een operacomponist; zijn Requiem heeft nog maar bar weinig van doen met de Rooms-katholieke dodenmis, maar des te meer met het hoogstdramatische operabedrijf. Niet geheel onterecht wordt het Requiem daarom door sommigen zijn beste ‘opera’ genoemd.

Het eerste deel is nog ingetogen, maar in het Dies irae (Dag des Oordeels) trekt Verdi alle registers open, met veel trompetgeschetter en luide percussie. In de woorden van dirigent Frank Deiman: “Het dondert de kerk uit. Dat gaat over het leger engelen dat op de dag des oordeels komt. De eenzame mens staat er trillend als een rietje te wachten.”

Woeste donderpreek

Latere componisten als Gabriel Fauré zetten zich dan ook nadrukkelijk af tegen de grootschalige requiems van Verdi en vooral Berlioz, die zich net als Verdi concentreerde op het dramatische van de dodenmis en het religieuze bijkans vergat. Fauré schrapte daarom heel bewust het Laatste Oordeel uit zijn Requiem om een meer sacrale dodenmis te verkrijgen. Het is ironisch dat Verdi voor zijn dodenmis misschien wel zijn meest levenslustige en strijdbare muziek gecomponeerd heeft: geen ingetogen contemplatie over de doden, maar veeleer een woeste donderpreek met alle retorische kunstgrepen die daarbij passen.

Dit alles neemt echter niet weg dat Verdi met zijn Requiem een van de spannendste religieuze werken uit de muziekgeschiedenis gecomponeerd heeft. Een werk dat bovendien stukken beter is dan een niet onaanzienlijk deel van zijn opera’s. Verstokte Verdi-liefhebbers zullen deze opmerking ongetwijfeld even blasfemisch vinden als oprecht gelovigen het theatrale aspect van zijn Requiem, maar geheel toevallig is natuurlijk niet dat de mooiste opnames van het Requiem gemaakt zijn onder leiding van dirigenten die in de grote operahuizen het klappen van de zweep geleerd hebben.

Een uitzonderlijke prestatie

~

Ervaring in de grote operahuizen heeft Frank Deiman niet. Wel schreef hij veel muziek voor het theater, onder andere met Willem Wilmink (De Pathmosprinses). In zijn handen staat het theatrale aspect van Verdi’s muziek dan ook nadrukkelijk op de voorgrond. Hierbij wordt hij geholpen door uitstekende solisten, het voortreffelijk spelende Orkest van het Oosten en het amateurkoor Euterpe (voor deze uitvoering met twintig man uitgebreid) dat boven zichzelf uitstijgt en een uitzonderlijke prestatie neerzet, al heeft het hier en daar moeite boven het orkest uit te komen.

Omdat een kerk nu eenmaal geen concertzaal is, moet een dirigent rekening houden met de onvermijdelijke nagalm, anders verwordt de muziek tot een ondefinieerbare bak lawaai waarin niets meer te onderscheiden is. Dit gevaar blijft Deiman wonderwel de baas; sterker, hij benut de akoestiek van de kerk om de abrupte overgangen extra zeggingskracht te geven door precies op de juiste momenten een halve maat rust in te lassen, precies genoeg om de nagalm uit te laten sterven. Droevig is het daarom dat deze uitvoering eenmalig is; gedurende een zegetocht door de vele grote kerken die ons land rijk is zouden koor, orkest en solisten nog meer naar elkaar toe kunnen groeien. Verdi schreef echter niet alleen een van de mooiste religieuze werken, maar ook een van de prijzigste om op de planken – of liever: in de kerk – te brengen.