Geheimen in het Getto
Naar aanleiding van het 60-jarige jubileum van onze bevrijding organiseert Foam (Fotografiemuseum Amsterdam) in samenwerking met het Joods Historisch Museum en de Hollandse Schouwburg een expositie van het werk van de joodse fotograaf Henryk Ross die tijdens de Tweede Wereldoorlog foto’s maakte van het leven in het getto van Lodz.
At work. © Archive of modern Conflict, 2004 |
Henryk Ross (1910-1991) werd als Poolse jood in 1941 door de Nazi’s naar het joodse getto in Lodz (Polen) afgevoerd. Voor de Tweede Wereldoorlog was Ross sport- en persfotograaf. De Joodse Raad in het getto stelde hem aan als één van de twee ‘huisfotografen’ voor het maken van propagandabeelden en portretten voor identiteitspapieren. Naast zijn officiële werk voor de Joodse Raad maakte hij in het geheim foto’s van de verschrikkingen en het dagelijkse leven in het getto. Volgens eigen zeggen wilde hij de wereld op de hoogte brengen van de wreedheden en onmenselijkheden van de Holocaust. Zijn archief van meer dan 6.000 negatieven heeft hij net voor de opheffing van het getto weten te begraven. Na zijn bevrijding heeft Ross alles weer opgegraven. Circa 3.000 negatieven hebben de oorlog zodoende in goede of minder goede staat overleefd.
Gedetailleerd en haarscherp
Aan het begin van de expositie hangen treurige, maar welbekende beelden van de ellende en narigheid in een getto. Executies, deportaties, dwangarbeiders, uitgemergelde en uitgehongerde mensen: het zijn beelden die de laatste zestig jaar al vaker te zien waren. Toch grijpen deze mensonterende foto’s je direct bij de keel. Het is de betrokkenheid van de fotograaf en zijn gevoel voor perspectief die deze zwart-wit foto’s bijzonder maken. Haarscherp en dicht op de huid van de mensen geven de foto’s de gruwelijkheden tot in detail weer. Zelfs de vlekken, krassen en strepen die zijn ontstaan door het begraven van de negatieven geven de foto’s een extra dimensie en versterken het beeld van de ellende en de horror van de gettobewoners.
Groot contrast
Private photograph of the ghetto police. © Archive of modern Conflict, 2004 |
Als je de tweede zaal inloopt, wacht je een verrassing. Hier geen gruwelijke oorlogsbeelden, maar huiselijke tafereeltjes. Toch zijn het juist deze foto’s die je keel helemaal dichtknijpen. Een vrolijke moeder met haar weldoorvoede kind, een receptie met goed geklede kinderen en volwassenen, spelende kinderen op straat, olijk lachende stelletjes… Het lijken familiekiekjes zoals veel mensen ze bezitten. Gaven de beschadigde negatieven van de foto’s uit de vorige zaal een extra dimensie aan het verdriet en de ellende van de gettobewoners, in de tweede zaal versieren ze als een soort serpentine de foto’s en vergroten zo de schijnbare vrolijkheid en ongedwongenheid van de geportretteerden. Het is pas na een tweede keer goed kijken dat je de gele sterren ziet en je beseft dat het ook hier gaat om joodse mensen die in het getto leefden. In dit geval behoorden ze tot een kleine elite, bijvoorbeeld de leden van de Joodse Raad. Ze genoten een ogenschijnlijke voorkeursbehandeling. Toch heeft uiteindelijk bijna niemand van deze elitegroep het getto overleefd. Het contrast tussen de beide series is uiteindelijk minder groot dan je aanvankelijk dacht.