Kunst en architectuur
In het NAI is momenteel de tentoonstelling No. 250 An Exhibitionte zien, over het Zwitserse architectenduo Herzog & de Meuron. De inmiddels wereldberoemde architecten gunnen ons daarmee een blik achter de schermen van hun bureau. De tentoonstelling laat van een aantal van de meest prominente ontwerpen zien hoe deze tot stand zijn gekomen. Het levert een interessante kijk in het werk van twee van de meest toonaangevende architecten van deze tijd.
Olympisch Stadion, Beijing |
‘No. 250’ staat voor het 250ste project van het bureau van Jacques Herzog en Pierre de Meuron. De architecten, beiden afkomstig uit Basel, hebben sinds de start van hun bureau in 1978 geweldige opdrachten gerealiseerd, zoals het Tate Modern Museum in Londen, de Prada-shop in Tokyo en misschien wel het toekomstige icoon van dit bureau, het in 2008 verwachte Olympisch Stadion in Beijing. In Nederland zijn Herzog & de Meuron nog niet zo bekend, waarschijnlijk omdat zij hier nog niks hebben gerealiseerd, maar in de rest van de wereld worden ze in één adem genoemd met namen als Frank Gehry, Rem Koolhaas en Norman Foster. Reden genoeg voor een kennismaking.
Afval
Prada shop, Tokyo |
Jacques Herzog omschrijft de tentoonstelling in het NAI als een architectuurtentoonstelling van afval. Het is geen tentoonstelling waar de kant en klare ontwerpen worden gepresenteerd, maar een tentoonstelling waar juist het proces is uitgestald. Er zijn tal van modellen, vorm- en materiaalstudies te zien die zijn gebruikt om tot het uiteindelijke resultaat te komen. Tafels staan vol met maquettes en verder zien we oa. veel schetsmodellen (van de kleinste schaal tot aan grote gevelfragmenten), allen gebruikt om tot een definitief ontwerp te komen. Dit is meteen het meest indrukwekkende deel van de tentoonstelling, omdat hier duidelijk is te zien wat het bureau karakteriseert, namelijk een gedreven zoektocht naar perfectie. Een ander deel bestaat uit een galerij met talloze kleine foto’s van allerlei gedocumenteerde projecten, wat een indruk moet geven van het zogenaamde digitale ‘bronboek’, maar in werkelijkheid niet meer is dan een simpele verzameling foto’s aan de wand. Verder een aantal kunstenaarsprojecten en grove ontwerpschetsen van projecten die een leuk beeld leveren maar weinig waarde bevatten. Overigens heeft Jacques Herzog zelf de indeling van de tentoonstelling uitgetekend.
Vorm en materiaal
Dominus Winery, Napa Valley, Californië |
Het werk van Herzog & de Meuron kenmerkt zich in sculpturale vormen en bijzonder materiaalgebruik. Ze proberen de maximale kwaliteit uit elk ontwerp te halen door elke opdracht op een specifieke manier te benaderen, waarbij de omgeving en de functie van het gebouw belangrijke issues zijn. Dan volgt er een uitgebreid proces van studies die leiden tot het ultieme resultaat in vorm, materiaal en textuur. De keuze van materialen is iets wat hoog in het vaandel staat en ook uit de tentoonstelling blijkt dat hier veel op gestudeerd wordt. In de Dominus Winery, een wijnmakerij in Californië, zijn bijvoorbeeld basaltstenen die in de omgeving werden aangetroffen geplaatst in een soort gazen containers voor de gevel van het gebouw, waardoor een duidelijke relatie met de omgeving wordt aangegaan. Daarnaast heeft deze gevel ook nog een actieve functie: ze fungeert namelijk als een thermische muur die de extreme temperaturen in de Napa Valley weet af te vlakken. Zo is de architectuur van Herzog & de Meuron niet alleen prachtige poëzie, maar wordt er ook wel degelijk aandacht aan de functionele eisen besteed.
Kunst en architectuur
De architectuur van Herzog & de Meuron wordt in hoge mate beïnvloed door de beeldende kunst, niet alleen als inspiratiebron maar ook omdat er vaak kunstenaars worden benaderd in een project. Zo ontwierp Thomas Ruff gevelpanelen bedrukt met historische foto’s voor een universiteitsbibliotheek in het Duitse Eberswalde. De samenwerkingen schijnen de architecten goed te bevallen en het is duidelijk een toegevoegde waarde aan hun architectuur.
Een van de fascinaties van Herzog & de Meuron gaat uit naar het gebruik van geuren. Daarom is er speciaal voor de gelegenheid een geur ontwikkeld die Rotterdam moet vertegenwoordigen, een geur die ruikt naar Rijnwater, hasj, hond, algen, bont en mandarijn. De context wordt hier niet duidelijk, maar beschouw dit maar gewoon als een ‘leuke’ toevoeging. 1000 Flesjes zijn er speciaal gemaakt voor de verkoop bij de tentoonstelling. Voor de liefhebber, zo lang de voorraad strekt.