Kunst / Expo binnenland

Het zelfportret voorbij

recensie: Alias & Alibi. Alter ego's en klonen in de hedendaagse kunst

Een zelfportret van een kunstenaar is een redelijk bekend fenomeen. Al vanaf de zeventiende eeuw leggen kunstenaars zichzelf vast op doek of film. Een kunstenaar kan zich daarnaast echter ook verbergen achter een andere identiteit of een ander persoon en zich zo voorstellen aan de toeschouwer. Aan dit fenomeen besteedt het Fries Museum aandacht in de tentoonstelling Alias & Alibi.

Cees Krijnen, Steeplechase

Het leuke van de moderne kunsttentoonstellingen in het Fries Museum is dat daarin werken worden getoond van op dat moment internationaal befaamde kunstenaars. Een solo-expositie van een kunstenaar zou misschien te duur zijn en niet passen in het beleid, maar met deze thematische tentoonstellingen weet het museum interessant werk naar de Friese hoofdstad te krijgen. In de tentoonstelling Just Love Me (die overigens hoog eindigde in onze CRAZY 88 van 2004) waren het namen als Tracey Emin en Sarah Lucas die de aandacht trokken. In Alias en Alibi zijn het Cindy Sherman, Anthony Goicolea, Martin Kippenberger en Raymond Pettibon. Aan Goicolea werd vorig jaar aandacht besteed in R.A.M., terwijl Pettibon in 2003 een solotentoonstelling had in GEM in Den Haag en Kippenberger begin 2004 in het Eindhovense Van Abbemuseum.

Je kunt je afvragen of er in zo’n kleine tentoonstelling wel geld is om goede en belangrijke werken naar het museum te halen. Niet alle werken van grote namen zijn ook even interessant. Zo zijn de twee collages van Kippenberger op zich niet zo spannend, maar passen ze wel goed binnen de tentoonstelling, vooral omdat Kippenberger zich bezig hield met de verdeling van zijn persoonlijkheid in verschillende alter ego’s. Dan komt het Fries Museum er toch wel mee weg.

Robbie Williams

Paul M. Smith, Robbie Williams

Hoewel er geen catalogus is uitgegeven, is er veel aandacht besteed aan de kunsthistorische plaatsing van de werken en de informatievoorziening over de kunstenaars. Ook andere informatie over de tentoonstelling is gedegen, evenals de uitwerking van het thema. Alias & Alibi kent twee exponenten: aan de ene kant is het de kunstenaar die vorm geeft aan een alter ego, aan de andere kant is het de kunstenaar die kloont of gekloond wordt. Zo zijn er verschillende foto’s tentoongesteld uit de serie die Paul M. Smith maakte van Robbie Wiliams voor zijn cd Sing When You’re Winning (2001). Sommige werken lijken echter ook op een andere manier geïnterpreteerd te kunnen worden dan binnen dit thema. Bij het werk Steeplechase van Cees Krijnen vermeldt de zaaltekst dat het gaat om de moeder als muze. Het werk lijkt echter ook te verwijzen naar de complexe relatie tussen moeder en zoon en seksualiteit, of het oedipuscomplex.

Valse identiteit

Ook de bezoeker kan het alter ego van een kunstenaar worden. Dit gebeurt op de website davidstill.org gemaakt door een anonieme kunstenaar. Als websitebezoeker kun je de identiteit van David Still aannemen. Zo kun je per e-mail berichten onder zijn naam versturen of vertelt hij welke jeugdherinneringen je hebt, als je in zijn huid kruipt. Het vreemde is dat – behalve dan dat hij je zijn identiteit leent – David niet perse een heel interessant persoon is (hij werkt in de IT en woont in Almere). Het lijkt een omkering van hoe mensen soms onder een valse identiteit het net opgaan. Hier biedt iemand je zijn persoon aan, waardoor je niets meer zelf hoeft te verzinnen. Het heeft ook iets voyeuristisch, om rond te neuzen in iemands leven, zij het met toestemming.

Familie

Emmanuelle Antille, Wouldn’t It Be Nice (still)

In verschillende werken van de tentoonstelling vormt de familie een decor. Zo is er werk te zien van Bert Sissingh, die vooral bekend is door de foto’s van zichzelf en zijn ouders. Een ander voorbeeld hiervan is Wouldn’t It Be Nice van Emmanuele Antille. We zien een video van een lunch van haar familie, maar tussen de beelden van etende en pratende mensen door zijn een striptease te zien en twee zussen die op liefdevolle maar ook agressieve manier elkaars handen wassen. Deze intermezzo’s zijn fantasieën van de personen aan tafel of de alter ego’s van de familieleden, de andere zijde. De duizendmaal herhaalde en misschien saai wordende rituelen rond de wekelijkse lunch worden opgefrist door de vervreemdende beelden, die zich in de hoofden van de personen afspelen.

Gekloonde kunstenaar

Anthony Goicolea, Pool Pushers

Een van de kunstenaars van wie het erg leuk is om meer werk te zien is Goicolea. Op zijn bijzonder esthetische foto’s zien we Goicolea in verschillende poses terug. Hij kwam op het idee zichzelf te portretteren nadat hij zag dat hij er op foto’s vaak veel jonger uitziet dan in werkelijkheid. De foto’s zijn echter geen zelfportretten, het is namelijk niet Goicolea die hier verschillende keren staat afgebeeld. Op zijn foto’s zien we vaak jongens in de puberleeftijd die zich in ongemakkelijke situaties bevinden. De compositie is meestal erg strak en bijna geometrisch, zoals in Pool Pushers dat de expositie opent. Het is vervreemdend om Goicolea in verschillende poses terug te zien in de heldere gekleurde foto’s. De foto’s zijn hierdoor minder glamour dan de foto’s van Paul M. Smith, maar vormen meer een scène uit een absurde film.

Diversiteit

Het is vooral de diversiteit van werken die de tentoonstelling erg interessant maakt. De foto’s en video’s zijn afgewisseld met installaties en zelfs een beeldhouwwerk. Ondanks dat er van bekende kunstenaars niet altijd even interessant werk te zien, geeft de tentoonstelling een goed inzicht in hoe kunstenaars met deze thema’s bezig zijn en op welke manier het alter ego belangrijk is voor hun werk.