Diep respect voor Jos de Gruyter
Daar waar het Stedelijk Museum de blik momenteel richt op icoon Willem Sandberg, eert het Groninger Museum tot en met 13 maart 2005 een van zijn belangrijkste naoorlogse directeuren, W. Jos de Gruyter (1899-1973). Een aanleiding is er ook: in 2005 is het namelijk precies vijftig jaar geleden dat De Gruyter als directeur van het Groninger Museum (1955-1963) werd aangesteld. Bovendien verschijnt in november van dit jaar zijn autobiografie Bewust leven. Lees over een man met een visie.
W. Jos de Gruyter |
Jos De Gruyter komt voort uit de wereld van de kunstkritiek. In de jaren 20 en 30 was hij als redacteur werkzaam voor uiteenlopende magazines als De Nieuwe Gids, De Stem, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift en Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur. Hij publiceerde boeken als De Europese schilderkunst na 1850, Van Daumier tot Steinberg: meesters van de spotprent, De Haagse School en Beeld en interpretatie. Voor conservator Han Steenbruggen van het Groninger Museum waren zijn schrijfsels een voorbeeld: “Hij schreef nooit hoogdravend; wat hij deed was een brug slaan tussen kunst, kunstenaar en publiek; op een goede, open manier, niet de afstand tussen kunst en publiek benadrukkend. Hij beschouwde zichzelf als een soort doorgeefluik.”
Blauwdruk voor het beleid
De Gruyter vond dat het museum niet enkel diende te conserveren. Belangrijker nog was de stimulerende functie, met name ten aanzien van de Nederlandse kunstenaar. Hiermee formuleerde hij een doelstelling voor het Groninger Museum die door zijn opvolgers werd overgenomen en door elk van hen op eigen wijze werd ingevuld. De Gruyter leverde hiermee een blauwdruk voor het toekomstige beleid van het Groninger Museum, al dient daarbij wel te worden vermeld dat de eis dat het museum zich moest richten op de moderne kunst er al lag.
En toen was het anders
De titel van de tentoonstelling (Keerpunt: Keuze uit het aankoopbeleid van W. Jos de Gruyter 1955-1963) impliceert een breuk met de voorafgaande periode en verwijst tevens naar de door De Gruyter in 1960 georganiseerde tentoonstelling Keerpunten in de Nederlandse schilderkunst. En inderdaad: met de komst van De Gruyter nam bijvoorbeeld het aantal tentoonstellingen drastisch toe, ondanks de financiële en ruimtelijke beperkingen. Bovendien werd er een start gemaakt met de opbouw van een collectie moderne kunst, waarbij het werk van de kunstenaars van de Groninger kunstenaarsvereniging De Ploeg als uitgangspunt werd gebruikt (en nog steeds is De Ploeg een van de pijlers onder het beleid). “De door hem verworven schilderijen, tekeningen en prenten van prominente Ploegleden als Jan Wiegers, Jan Altink, Johan Dijkstra en Hendrik Werkman, vormden de basis voor een indrukwekkende Ploeg-collectie die het museum in de loop van de afgelopen decennia heeft opgebouwd.”
Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat er binnen de tentoonstelling een prominente plaats is ingeruimd voor De Ploeg. De Ploeg-collectie illustreert helaas alleen wel het dilemma van een streekmuseum dat langzamerhand is uitgegroeid tot een museum van internationale allure. Het museum lijkt te hinken op twee gedachten: gaan we internationaal en richten we ons daarbij op hedendaagse kunst en design, of houden we vast aan onze achtergrond en blijft De Ploeg ook in de komende decennia een speerpunt? Voorlopig lijkt men er in Groningen nog niet helemaal uit.
Indrukwekkend rijtje
Charley Toorop, Zelfportret met drie kinderen, 1929 |
Keerpunt is chronologisch ingericht (loop wel rechtsom in plaats van met de klok mee) en telt in totaal zo’n 85 werken verdeeld over zeven zalen. Van alles is er te zien, variërend van 16e-eeuwse religieuze voorstellingen van Jan Swart van Groningen tot schilderijen van Vincent van Gogh, Isaac Israëls en George Hendrik Breitner. Natuurlijk is ook De Ploeg sterk (over?)vertegenwoordigd met onder meer Johan Dijkstra, Wobbe Alkema, Jan Wiegers en hangen er werken van Charley Toorop, Leo Gestel, Carel Willink en De Gruyters persoonlijke favoriet Co Westerik. Een indrukwekkend rijtje namen, al zal de jeugdige bezoeker waarschijnlijk liever naar Nocturnal Emissions gaan.
Deel van de elite
Toen ik voor de tweede keer mijn ronde in het museum maakte, stonden bij het schilderij van Carel Willink twee oudere dames die elkaar nog even fijntjes toefluisterden dat het ‘net echt was’. Ik begreep direct wat ze bedoelden en natuurlijk hadden ze groot gelijk. Willink wordt immers niet voor niets gerekend tot het Magisch Realisme, maar toch kropen de rillingen me over de rug. Ben ik, zonder het zelf door te hebben, toegetreden tot het door De Gruyter zo verfoeide elitepubliek? In ieder geval is Keerpunt bij uitstek geschikt om nog eenmaal een glimp op te vangen van een markante persoonlijkheid. Dit was voor mij het moment om de buitenlucht maar weer eens op te zoeken.
Het is overduidelijk dat De Gruyter bepaalde stromingen en bewegingen (Cobra, geometrisch abstracte kunst) links heeft laten liggen en nooit de extremen opzocht. Een zeker gebrek aan lef valt hem dan ook te verwijten. Zijn keuzes waren uiterst subjectief, maar verdorie, voor iemand met zo’n uitgesproken visie moet je diep respect hebben, en dat heb ik dan ook. De tentoonstelling is daarom met name geschikt om verschillen en overeenkomsten te signaleren met het huidige beleid. Dat laat ik graag aan jou over.