De teloorgang van een ‘Heldenleben’
Nadat Willem Mengelberg (1871 – 1951) op 24-jarige leeftijd ‘orchest-directeur’ van het Concertgebouworkest wordt, ontwikkelt het orkest zich tot een van de besten ter wereld. Daarmee is een held geboren. Tot de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvallen en alles verandert.
Joseph Wilhelm Mengelberg wordt geboren in Utrecht en blijkt al snel muzikaal hoogbegaafd te zijn. Zijn jeugd en adolescentie lopen langs een weg met slechts een mogelijke eindbestemming: het muzikantschap. En dat lukt. Vriend en vijand zijn het erover eens dat Mengelberg een uitzonderlijk dirigent is. Niet enkel het Concertgebouworkest, ook tal van andere orkesten willen Mengelberg op de bok. Hij reist de hele wereld over, wordt aanbeden door vrouwen, is bevriend met Gustav Mahler en ontvangt belangrijke eerbewijzen. Naast Mahler mag Mengelberg ook Richard Strauss tot zijn vriendenkring rekenen, de componist die het symfonische gedicht Ein Heldenleben schreef. Volgens critici een schaamteloos zelfportret. Toch had het evengoed een muzikale weergave van Mengelbergs succesjaren kunnen zijn: de jaren tot aan de oorlog.
Kritiek
Niettemin zijn er in de jaren voor 1940 al kritische geluiden te horen. Met name over zijn politieke houding. Zo langzamerhand begint men aan zijn loyaliteit te twijfelen. Mengelberg heeft openlijk contact met hooggeplaatste Duitsers en NSB’ers. Opvallend twijfelt men in Duitsland evengoed. Aan wiens kant staat de dirigent nu eigenlijk? Vol overgave dirigeert hij de werken van Joodse componisten. Op een door nazi’s opgestelde lijst wordt Mengelberg aangeduid als Freund des Juden Gustav Mahler. Ook tijdens de bezettingsjaren houdt de dirigent er op zijn zachtst gezegd een ambivalente houding op na. Zo zou hij champagne klinken op Duitse overwinningen, geeft hij concerten in Berlijn, is hij lid van de Kultuurraad en ontglipt hem regelmatig een onhandige opmerking. Daartegenover staat zijn hulp aan Joodse orkestleden, het weigeren van concerten voor dubieuze organisaties en zijn genegenheid voor de in Londen verkerende koningin Wilhelmina.
Een kind
Na de bevrijding wordt de Nederlandse samenleving van zijn collaborateurs gezuiverd. Mengelbergs imago is te zeer besmeurd. Door een speciaal opgerichte ereraad wordt hij voor het leven uitgesloten van dirigeren in Nederland. In 1946 is er de mogelijkheid in hoger beroep te gaan en de inmiddels in Zwitserland wonende Mengelberg doet dat. Zijn advocaat, Sam Bottenheim, zoekt de oude musicus op en treft een man ‘die zich van geen kwaad bewust voelt, maar zich overigens diep getroffen acht door hetgeen men hem heeft aangedaan’.
Bovenstaande uitspraak legt een totaal gebrek aan zelfkritiek aan de dag. Oud-politicus Henri Marchant, een van de getuigen, typeert Mengelberg als volgt:
Mengelberg was een kind en dus ook kinderlijk in zijn opvattingen. Alles draaide om de muziek en het orkest. Mengelberg wist niets af van politiek.
Het beeld ontstaat van een wereldvreemde naïeveling. Op zichzelf geen probleem, maar voeg daar een portie ijdelheid, egoïsme, grootheidswaanzin en een gemakkelijk te beïnvloeden karakter aan toe en zie de precaire cocktail ontstaan. De raad besluit Mengelbergs uitsluiting voor het leven terug te brengen naar zes jaar. Een aantal maanden voor de straf afloopt sterft hij. Zijn geliefde orkest heeft hij na de oorlog nooit meer gedirigeerd.
Noodzaak
Dat het zuiveringscollege juridisch gesproken niet altijd de schoonheidsprijs verdient, weet Frederik Heemskerk (1939) helder uit te leggen. Zijn verleden als advocaat, officier van justitie en raadsheer helpt hem daarbij. Of hadden wij dit zelf ook wel kunnen concluderen? De vraag die na het lezen van Dossier Willem Mengelberg blijft hangen is: wat is de noodzaak van dit boekje? Hoeveel nieuwe feiten komen nu werkelijk boven tafel ten opzichte van de lijvige, door Frits Zwart geschreven Mengelberg biografie? Ontstijgt het het niveau van een ijverig werkstuk?
Nee. De getuigenverslagen zijn interessant maar overlappen elkaar veelvuldig, de toon is vaak te schools en de zaak mist de grandeur om er een boek aan te wijden. Dat Mengelberg fouten heeft gemaakt maar niet ‘fout’ was, kan de lezer al snel opmaken. Ook het feit dat Mengelberg zich nooit openlijk heeft verantwoord voor zijn daden, maakt het er niet gemakkelijker op. Vragen die de raad stelde konden de facto alleen door de hoofdpersoon beantwoord worden. Zoals Heemskerk zelf concludeert: ‘Voor zijn rechters – en voor ons – blijft hij nu de grote onbekende.’