De weg naar emotie in abstractie
Het Gemeentemuseum Den Haag toont dit najaar een uniek, uitgebreid overzicht van het werk van de Amerikaanse abstract-expressionist Mark Rothko (1903-1970). De tentoonstelling biedt de bezoeker de kans om zaal na zaal in vervoering gebracht te worden door de zinnenprikkelende klassieke werken en geeft tegelijkertijd aandacht aan de manier waarop de kunstenaar vanuit het figuratieve uiteindelijk tot zijn absolute eindpunt van de schilderkunst kwam.
Wie ooit een Rothko in het echt heeft kunnen aanschouwen kent de aantrekkingskracht die zijn werk kan hebben en zal in het Gemeentemuseum overweldigd worden door de hoeveelheid werken die hier tentoongesteld zijn. Het is een absoluut unicum om zo’n grote verzameling Rothko’s bij elkaar te zien. De meerwaarde die deze tentoonstelling heeft is dat hij bij weet te dragen aan het begrip van het werk van de kunstenaar. Ook bezoekers die niet zozeer gegrepen worden door zijn onmetelijke schilderijen en de emotie die in de abstractie verscholen ligt heeft deze tentoonstelling daardoor iets te bieden.
Voordat Rothko begon met het maken van zijn bekende klassieke werken schilderde hij in een verrassend figuratieve stijl. De bezoeker heeft de mogelijkheid uit twee routes te kiezen: de emotionele route, die direct de diepte van de klassieke periode induikt, of de rationele route, die de bezoeker langs de ontwikkeling van Rothko’s werk leidt. Wie niet direct de zaal met de immense doeken wordt ingezogen zal beginnen met het ontdekken van de manier waarop in zijn oeuvre het ene werk het andere werk voortbrengt. Bij veel bezoekers zal nieuwsgierigheid gewekt worden door de figuratie van zijn vroege werk, dat hier in de eerste zaal getoond wordt. Deze rationele route toont stap voor stap Rothko’s zoektocht naar de ideale kunstvorm. De surrealistische figuren waar hij mee start vervagen langzaam tot abstracte, maar nog steeds organische vormen in zijn multiforms. Uiteindelijk versmelten deze dansende druppels tot de volledig abstracte, gloeiende kleurvlakken van zijn klassieke periode, waar wel altijd dynamiek en diepte in te vinden zijn.
Spirituele connectie tussen kunstenaar en kijker
Rothko stapte over naar abstractie omdat hij dit bij uitstek de kunstvorm vond om tot mensen te spreken. Voor hem waren deze werken het eindpunt in de schilderkunst, zoals het Zwart Vierkant dat voor Malevich (1878-1935) was. Het was voor Rothko dan ook onbegrijpelijk en onverdraagzaam dat tegelijkertijd met zijn werk een stijl in opkomst was die lijnrecht tegenover zijn abstract expressionisme stond. Via Jasper Johns (1930) en Robert Rauschenberg (1925-2008) ontwikkelde zich in de jaren 50 namelijk de Pop Art, die de kunst op een andere manier toegankelijk voor het publiek wilde maken. Wanneer je omringd wordt door de sereniteit van Rothko’s klassieke werken begrijp je waarom de kunstenaar de meer luidruchtige Pop Art niet waardeerde. De zwevende, vibrerende kleurvlakken in Rothko’s werk zijn ongrijpbaar, maar het werk pakt de toeschouwer bij de lurven om niet los te laten voor hij volledig in het doek gezogen wordt, en onderdeel is van een wisselwerking tussen kunstenaar en kijker.
Rothko wilde met zijn werk dezelfde spirituele ervaring teweeg brengen die hij had toen hij het werk schilderde. Deze ervaring is geen denkproces, maar gaat om het gevoel, waarbij het werk je als een atmosfeer naar zich toezuigt en waarbij fysische grenzen worden losgelaten. De kijker zou het werk lichamelijk gaan ervaren en als het ware contact met de ruimte verliezen door op te gaan in het doek. Rothko wilde dit bereiken door tegenstellingen tussen onder en boven, donker en licht en verschillende kleuren. Het kunstwerk vormt als het ware een venster tussen de emotie van de kunstenaar en de ervaring van de kijker.Het enige dat die ervaring in de weg staat is de onvermijdelijke drukte die de populariteit van Rothko in het Gemeentemuseum met zich meebrengt. Rothko zelf zei dat zijn werk in stilte, zonder obstakels, bekeken zou moeten worden en in dat opzicht staat het succes van de tentoonstelling Rothko’s bedoelingen in de weg. Maar zelfs een zaal vol geïntrigeerd gekakel verdoezelt de sublieme schoonheid niet. Wanneer je voor het doek staat lijkt de zaal stil te vallen en sta je als kijker aan de grond genageld. Zijn werk appelleert aan iets onbekends, dat de zintuigen lijkt te overstijgen.
Interessant is hoe in het Gemeentemuseum Rothko op verschillende wijzen wordt getoond. De ideale vorm van zijn werk tentoonstellen is, hoewel Rothko daar zelf veel over te zeggen had, altijd problematisch. Rothko schreef zijn kijkers voor 50 centimeter van het doek af te staan om volledig opgenomen te kunnen worden door het werk, maar hoewel dat vaak niet mogelijk is vanwege de afstand die de bezoeker dient te houden, word je toch omringd door zijn werk in de grote zalen. In iedere zaal wordt de stemming begeleid door schemering, en de bezoeker kan hier ervaren hoe het is om een zaal vol met zijn werk te zien in vergelijking met een meer eenzame opstelling in de kabinetten, waar slechts een werk in een ruimte hangt.
Het absolute einde
De meer monochrome, donkere werken die Rothko tegen het einde van zijn leven maakte zijn grimmiger en reflecteren de depressies die zijn leven op dat moment overheersten. Hij wilde met deze schilderijen absolute gebaren maken en ze missen dan ook de openheid van zijn eerdere werken, maar in handen van Rothko is zelfs grijs en zwart stralend.
In een van de zalen zien we een ontmoeting tussen Rothko en Mondriaan. De Victory Boogie Woogie (1942-1944) heeft een stapje opzij moeten doen voor het laatste werk uit Rothko’s oeuvre, het bloedrode, ijzingwekkende Untitled (1970) dat hij vlak voor zijn zelfmoord maakte. De kennis van zijn naderende dood speelt natuurlijk mee bij de perceptie van dit werk, maar waar het rood in vroegere schilderijen meer meditatief is lijkt het hier eerder paniek uit te stralen. Het zien van deze Rothko naast de andere meester van abstractie is verrassend, maar de link die het Gemeentemuseum legt is uiterst logisch. Hoewel beide kunstenaars verschillen in hun aanpak, waarbij Mondriaan de koele, geometrische abstractie vertegenwoordigt en Rothko de lyrische abstractie, vloeien ratio en emotie, gelijk met de twee routes van de tentoonstelling, voort in een gezamenlijk doel: het zoeken naar een spirituele ervaring en een hogere werkelijkheid. Het Gemeentemuseum, dat ooit door Berlage gebouwd is als een ’tempel voor de kunst’ is dan ook een waardige gastheer voor deze bijzondere tentoonstelling.