Boeken / Non-fictie

Een bundel geschenken

recensie: Cyrille Offermans - Wat er op het spel staat. Literatuur en kunst na 1945

Criticus Cyrille Offermans bundelt essays vol afwisselend kritische en bewonderende analyse. In Wat er op het spel staat maakt hij de balans op van de naoorlogse literatuur.

Eerst een inventarisatie. Losjes groepeert Offermans – van 1945, onder meer winnaar van de Busken Huetprijs – zijn essays in een aantal blokken. Grofweg rond enkele vijftigers en geestverwanten, dan rondom allerlei soorten vernieuwend proza en ten slotte rondom veelal nieuwer werk van voornamelijk een aantal Vlamingen (wier werk hij beschouwt als het beste van dit moment). Dit alles leidt hij in met een groot essay waarin hij de avant-garde, en dan met name André Breton en navolgers, de maat neemt, om vervolgens af te sluiten met een aantal wat mij betreft even rake als overbodige cultuurpessimistische essays.

Een cultuur van generositeit
In de inleiding zijn enkele hoofdthema’s al uiteengezet. Twee kerncitaten uit dezelfde pagina verhelderen al veel:

Een ambitieuze schrijver heeft geen boodschap aan de lezer, hij schenkt hem iets, het beste wat hij te bieden heeft – een’promesse du bonheur’. In plaats van zich hardhandig van hem af te wenden of hem stroop om de mond te smeren, bewijst hij hem eer door een beroep te doen op zijn hoogste intellectuele en creatieve vermogens.

Literatuur is een geschenk. Tegelijkertijd mag, nee moet, de lezer voor dat geschenk wel moeite doen. Offermans bekritiseert de radicale delen van de twintigste-eeuwse avant-garde omdat zij ‘de Europese oefencultuur’ overboord zetten. Dat terwijl oefening – en het reikhalzen, zou ik willen toevoegen – onontbeerlijk is om de Europese cultuurtraditie én haar literatuur in ere te kunnen houden, te begrijpen en voort te zetten. Positiever geformuleerd is de gevraagde moeite een vast onderdeel van het geschenk:

Wie met koninklijke egards wordt behandeld, wist Kant, gaat zich vanzelf een beetje koninklijk gedragen. (…) elke reële verandering begint met een fictieve. Hoger kan de betekenis van literatuur, hoezeer ook verdrongen naar de maatschappelijke periferie, niet worden aangeslagen. Wat er op het spel staat is een cultuur van de generositeit, het enige alternatief voor onze doorgeslagen consumentencultuur.

Hollanders versus Vlamingen
Offermans’ essays herbergen veel scherpe en verhelderende analyse, vaak over de relatie tussen literatuur en de (historisch-)maatschappelijke context. Evenzo bevat de bundel veel ‘genereuze’, bewonderende, zelfs liefdevolle stukken. Ik zal niet de enige lezer zijn die niet alle schrijvers, laat staan al hun werk gelezen had. Maar Offermans doet wat een criticus toch ook moet doen, namelijk aanzetten tot de gulzige wens de besproken boeken te (her)lezen. Met als gevolg dat ik nu uitkijk naar, bijvoorbeeld, het lezen van Camperts Het satijnen hart, Bernlefs Vallende ster of werk van Jacq Vogelaar.

Evenals naar werk van allerlei Vlamingen. Offermans is met name lovend over Edwin Mortier, wiens Godenslaap hij op gelijke hoogte zet met Claus’ Het verdriet van België. Door de essays heen komt vaak de tegenstelling terug tussen de stereotypen van de Nederlands-calvinistische, droge stijl en de Vlaamse opsmuk. Zijn voorkeur voor de zeer beeldend schrijvende Mortier geeft aan dat Offermans niet wars is van Vlaamse vlezige zinnen. Tegelijkertijd besluit hij als volgt een lichtvoetige recensie over ‘krullendraaier’ Pjeroo Roobjee: ‘Ik sta hoofdzakelijk paf.’

Geschenken
Uiteindelijk is dit een, weliswaar vermakelijke, non-discussie. Het gaat er gewoonweg om: is het goed, of is dat het niet. Zo vindt ook Luc Devoldere, essayist en onder meer directeur van Ons Erfdeel, een Vlaams-Nederlandse culturele instelling (met tijdschrift), die in een groot, slingerend en veel verrassingen bergend stuk door Offermans aan het woord gelaten wordt. Retorisch beschuldigt hij

alle woordomhaal die de werkelijkheid versmacht [in de betekenis van verstikt]; elke krul, elke rillerige rococo, elke beate bombastische guirlande die de helderheid van de uitdrukking aan het gezicht onttrekt, en – als laatste maar niet als minste – de beroezende, bedwelmende onanie die de taal met zichzelf bedrijft om ons te doen vergeten dat de Waarheid alleen uit Exactheid kan bestaan, de Exactheid alleen bescheiden kan worden nagestreefd en dat men over datgene waarom men niet kan spreken, moet zwijgen.

Dus de Hollandse droge stijl wint? Nee, want bij nader inzien:

Het gaat niet om waarheid, zelfs niet om exactheid, een respectabele tweede keus: het gaat om hardnekkig formuleren. In het beste geval wordt de formulering bezwerend – ofwel: literatuur.

Want dat is het geschenk literatuur toch ook: bezwering en betovering. Offermans bundelt mooie voorbeelden en toelichtingen.