Zuurtjes, chocolade, lollies en leugens
Boris is met zijn moeder op de vlucht voor zijn vader, of voor de kinderbescherming, het hangt ervan af wat je wilt geloven. Alle volwassenen om hem heen vertellen een andere versie van het verleden, en terwijl Boris zich in Snoepreis volpropt met snoep, wordt hem van alles ingefluisterd.
Boris’ moeder heeft er geen enkele moeite mee Boris constant tussen haar en zijn vader in te zetten en te stoken. ‘Je hebt twee vaders, Boris. Een rioolrat is zuiverder op de graat dan die tweekoppige slang. Terwijl de een je aan het lachen maakt, liefdevol de stofjes van je trui plukt en je zomaar een kus op de wang geeft, giet de ander gif in je koffie.’ Gif in de vorm van exorbitante hoeveelheden suiker, misschien.
Snoep als vlucht, snoep als passie
Alle mannen in Snoepreis – opa, vader en Boris – eten zich letterlijk ziek aan grote hoeveelheden snoep. Ze liegen en stelen en worden kwaad op de vrouwen als ze het niet snel genoeg krijgen. Boris en zijn vader aten op de dagen dat ze met z’n tweeën waren snoep als avondeten. ‘Je moet niet alles geloven wat ze beweren. Snoepen is niet slecht’, houdt zijn vader Boris voor. Het snoep is soms een vlucht, vooral voor Boris, maar het is ook een passie.
Zijn vader spreekt vol enthousiasme als een fijnproever over de smaken en effecten van lollies, zuurtjes en chocolade. Boris ontpopt zich ondertussen, snoep connaisseur die hij is, tot snoep-maker en uitvinder van een lollie genaamd Para Todos – voor iedereen. Die naam is geen toeval. Hij zou niets liever willen dan iedereen tevreden stellen, maar dit wordt hem niet gegund.
Boris is tien. Het taalgebruik in het boek is daardoor ogenschijnlijk simpel, maar schijn bedriegt, zoals zijn vader en moeder dat ook doen. Victor Meijer laat zijn verteller keer op keer beelden en metaforen gebruiken die de gemiddelde tienjarige niet snel gebruikt. ‘Achter mijn vader lagen voetsporen van water die hij met zijn schoenen een voor een weer zou opnemen als ik alles als een film had kunnen terugspoelen.’ Simpele woorden misschien, maar ze scheppen een uiterst doeltreffend beeld. Juist hierin ligt de kracht van de roman.
Zonder het altijd expliciet te zeggen, legt Meijer de scheve verhoudingen en problemen binnen het gezin bloot. Je blijft als lezer hopen dat iets of iemand opstaat en Boris redt. De hoop dat het beter wordt maakt dat je door blijft lezen, evenals de wens om te begrijpen waarom en hoe zijn ouders het zo ver hebben laten komen. Die wensen worden – deels – vervuld, wat maakt dat het boek lekker weg blijft lezen.
Manische moeder
Waar eerst Boris herhaaldelijk dacht zijn vader te zien, is het na dik een jaar ‘vakantie’, oftewel vluchten, de beurt aan moeders. Halsoverkop wordt het stuur omgegooid om de man te zoeken, met Boris uiteraard op sleeptouw. ‘En ik begrijp niet waarom we mijn vader achternazitten. Waarom we in plaats daarvan niet met de auto plankgas naar El Puche terugrijden om onze spullen bij elkaar te pakken en weg te vluchten.’ Een valide punt, zijn vader was toch zeker een hijo de puta? Zijn moeder valt echter niet te begrijpen, want ze denkt niet helder na. Ze is manisch, of bipolair, en is dan weer zoet en dan weer zuur.
Het slachtoffer in het boek is niet Boris’ moeder, hoe hard ze dat ook roept, of haar hypochondere vader, maar Boris zelf. De hoeveelheden Phoskitos die hij wegwerkt maken niets goed, hij wordt erin geluisd waar hij bij staat. Er zijn liefdevolle momenten met zijn vader, moeder en grootouders, maar uiteindelijk staat hij er alleen voor, en wat het beste voor hem is wordt genegeerd. Boris heeft geen snoep nodig maar een stabiel, liefdevol huis om in thuis te komen. Of het met Boris nog goedkomt? Om zijn vader te quoten: ‘eerst zien, dan geloven’.