Ingrijpende fotografie
Het maken van een foto is een keuze voor de bevriezing van het moment en de kadrering van het onderwerp. De fotograaf kiest ook wat hij niet laat zien. De foto schenkt ons hiermee een blik in de wereld van het manipuleerbare.
In de tentoonstelling The Sound of Silence maakt de Chileense kunstenaar Alfredo Jaar (1956) duidelijk dat we fotografie niet moeten zien als een medium dat de natuurlijke stand van zaken weergeeft. In plaats daarvan moeten we ons bewust worden van de invloed die beeld heeft op onze maatschappij en de bepalende rol die de media spelen in het collectieve beeld van de internationale actualiteit. Een bezoek aan de tentoonstelling in het Nederlands Fotomuseum brengt het morele vraagstuk van de fotojournalistiek voor het voetlicht.
Menselijke aasgieren
De installatie The Sound of Silence (1995) confronteert de bezoeker met een in beeld gebracht verhaal van acht minuten over het leven van de Zuid-Afrikaanse fotojournalist Kevin Carter. In 1993 maakte Carter tijdens de hongersnood in Soedan een foto van een uitgehongerd meisje in de buurt van een voedseluitdeelpunt. Het meisje zit voorovergebogen en achter haar is een gier neergestreken.
De publicatie van deze foto in de media deed veel stof opwaaien. Het leidde tot hevige discussies en beschuldigingen aan het adres van Carter. Hij werd verguisd omdat de wereld vond dat hij het meisje had moeten helpen in plaats van zijn lens op haar te richtten. In 1994 wordt de foto bekroond met de Pulitzerprijs voor de fotografie. Enkele maanden daarna pleegt Carter zelfmoord.
The Sound of Silence confronteert door het verhaal van Carter tot in detail te vertellen. Hierdoor word je je als toeschouwer bewust van de overeenkomst tussen jouw rol in deze installatie en de rol die menigeen inneemt in de strijd tegen het onrecht in de wereld. Een rol waarbij je toekijkt en andermans daad gemakkelijk veroordeelt vanuit de luie stoel. Door de toeschouwer in deze positie te brengen roept het werk vragen op als: wat is goed handelen? Wat is helpen? Het maakt ons ervan bewust dat er zoiets is als het morele vraagstuk van de fotojournalistiek. The Sound of Silence doet inzien hoe dun de lijn is tussen veroordelen en tot een oordeel komen.
Ontwortelde beelden
De verdienste van de fotografie is tegelijkertijd haar manco: ze maakt het mogelijk dat de fotograaf kan inzoomen op het door hem gekozen onderwerp. Duidelijk is dat de foto daardoor altijd slechts een stukje van een groter geheel laat zien. De foto snijdt het onderwerp los van de bredere context. De werkelijkheid waar de fotojournalist getuige van is, is niet langer objectief af te leiden uit de foto. Het losgesneden beeld maakt het mogelijk om verweven te worden met de eigen context en wordt daarbinnen gezien als werkelijkheid.
De foto is een merkwaardige entiteit. Enerzijds laat de kadrering het toe om wat in het beeld besloten ligt te ontsluiten voor de goede verstaander. Anderzijds is dit nooit absoluut omdat de kadrering het tegelijkertijd mogelijk maakt dat het publiek haar ideeën erop projecteert. Daarnaast komt een moreel oordeel vaak tot stand zonder alle achtergrondinformatie over het land en de problematiek die daar soms al jaren speelt.
Ook in het specifieke geval van de door Carter gemaakte foto is er weinig duidelijk over de situatie. We weten niet hoe ver het voedseluitdeelpunt verwijderd was van de plek waar het meisje zich bevond. Evenmin kunnen we een inschatting maken van de afstand tussen de gier en het kind. Bovendien kennen we de omstandigheden waaronder Carter de foto gemaakt heeft niet. Deze redenen maken dat we elke foto, zelfs een journalistieke die een zo reëel mogelijk beeld van de wereld om ons heen probeert te vangen, in meer of mindere mate moeten bekijken alsof het kunst is.
Niet voor niets wil Jaar juist journalistieke fotografie inbrengen in de museale context. Hierdoor creëert hij namelijk ruimte om te kijken en na te denken over wat het is dat je ziet. Dit gebeurt in de eerste plaats doordat de aard van de museale ruimte het mogelijk maakt om een patroon te doorbreken en de immuniteit die velen hebben versus beelden van mensenrechtenschendende situaties te doen vergeten. De context is anders. Ten tweede maakt hij gebruik van de deels introspectieve blik die ontstaat wanneer er naar kunst gekeken wordt. Waar een opiniestuk of beeld in de reguliere media handvatten geeft om direct een oordeel te formuleren, zweven vragen in de museale ruimte rond totdat je zelf de keuze maakt om ze te beantwoorden. Deze manier van oordelen doet een beroep op je eigen normen, waarden, achtergrond en ideeën en maakt je bewust van je eigen moraal.
Het museum als vrijplaats
De manier waarop musea over de hele wereld hun collecties tentoonstellen en de manier waarop een fotograaf inzoomt op zijn onderwerp hebben een overeenkomstig effect: beiden tonen iets wat losgesneden is van de eigenlijke context. Met de komst van het white cube-tentoonstellingsmodel na de Tweede Wereldoorlog schilderden musea massaal alle muren wit. Dit roept de vraag op wat we nog zien van de traditie waarop het werk betrekking heeft als het getoond wordt in een oogverblindend wit vertrek. Het gebrek aan informatie maakt dat we het werk naadloos in onze eigen context kunnen inpassen. Hierdoor zien we tegenwoordig veel meer onze interpretatie, associatie en visie weerspiegeld. Het werk is ontdaan van haar wortels.
Het gebrek aan context enerzijds en de specifieke museale context anderzijds levert een vervreemdende werking op. Er ontstaat ruimte om geraakt te worden. Het niet-functionele aspect dat aan kunst kleeft, maakt het mogelijk om het ook eens niet te weten. Dit werkt weliswaar verwarrend, maar tegelijkertijd ook bevrijdend omdat je op zoek moet gaan naar nieuwe werkelijkheden. Niks in het museum is per definitie waar of onwaar. In dit opzicht is het museum een vrijplaats. Als een leeg doek waar ideeën op aangebracht kunnen worden.
Nieuwe perspectieven
Dat de foto van Kevin Carter destijds zoveel stof deed opwaaien is niet verbazingwekkend. Wat echter stuitend is, is dat hem verwijten werden gemaakt die het idee wekten dat hij verantwoordelijk was voor het leed zelf. De keuze van Jaar om juist als kunstenaar stil te staan bij het morele vraagstuk van fotojournalistiek is een sterke. De reden hiervoor is allereerst dat hedendaagse kunst als geen ander een beroep doet op je vermogen tot interpretatie. Het heeft niet als doel een eenduidig antwoord op te leveren, het heeft als doel een stroom van gedachten op gang te brengen. Het gevolg hiervan is dat je opnieuw leert kijken en dat je je wellicht op een andere manier gaat verhouden tot dit soort beelden in de media. Dat je beseft dat een foto altijd een vorm van ingrijpen is en dat het per persoon verschilt hoe je ingrijpen definieert.
De tweede reden waarom de museale context een nieuw licht werpt op het morele vraagstuk is omdat er een beroep wordt gedaan op je eigen verantwoordelijkheid. Jouw verantwoordelijkheid ligt bij de interpretatie van de werken en hetgeen je vervolgens met die interpretatie doet. Het laat zien wat het is om geraakt te worden en laat je jouw waarheid voelen. Een goed vertrekpunt voor je eigen moreel handelen. En een lofzang op het museum als instituut.