Boeken / Non-fictie

‘H(oofdstuk) 52 klaar’

recensie: Harry Mulisch - Logboek

.

Logboek is de héél zakelijke registratie van twee jaren uit een schrijversbestaan. Gestructureerde notities, vaak niet meer dan enkele zinnetjes per dag, die de wordingsgeschiedenis van Mulisch’ zelfverklaarde magnum opus, De Ontdekking van de Hemel, vertellen. In combinatie met vermeldingen van andere dagactiviteiten: de wekelijkse maandagavondafspraken met Deftig Links (later de Herenclub), het gerommel bij het bestuur van de uitgeverij, de familiale kwesties en de actualiteit. Vreemd genoeg blijkt die kurkdroge neerslag best leesbaar, vooral omdat de obsessies en zelfs fetisjen van de schrijver er heel duidelijk in doorschijnen.

Wie hoopt nieuwe inzichten te verkrijgen in Mulisch’ (laten we eerlijk zijn, toch wat overroepen) krachttoer, kan zich de moeite besparen. We komen niets te weten over zijn motieven en beweegredenen om OvdH – zoals hij zijn project consequent noemt – te schrijven. Verder dan opmerkingen als ‘H(oofdstuk)52 klaar’, en ‘begonnen aan H53′ komen we niet echt. Maar voor wie het boek gelezen heeft, zijn er af en toe wel leuke ontdekkingen te doen. Zo tobde Mulisch lang over het feit of hij Onno een kamergenoot moet geven tijdens zijn kluizenaarschap. Nu weten we allemaal dat het uiteindelijk een raaf werd, maar aanvankelijk dacht Mulisch aan een… poedel! Veel meer dan af en toe zo’n anekdotisch terzijde valt er helaas niet te rapen.

Opgeplakte neus
Toch vormt Logboek wel degelijk interessante lectuur. Ten eerste omdat er bij momenten, tussen al die zakelijkheid, flink gelachen kan worden. Zo herinnert Mulisch zich een toneelstuk waar hij als jonge knaap aan deelnam. Op een bepaald moment tikt een vrouw in het publiek Mulisch’ moeder op de schouder, en fluistert: ‘Aardige jongen, maar waarom heeft hij zo’n grote neus opgeplakt?’ Of wanneer Mulisch zich eindelijk overgeeft aan schrijven op de computer, die opeens slachtoffer wordt van een virus. Dat leidt tot volgend komisch misverstand:

De deskundige gebeld, die zei dat hij woensdag kwam met een virusscanner. ‘Jullie komen dus met zijn tweeën?’ vroeg ik. ‘Nee, alleen,’ zei hij. Ik: ‘Maar je zegt toch, dat je met een viruskenner komt.’

Ten tweede krijgen we een interessante kijk op Mulisch’ megalomanie, zeker wanneer hij de wereldgebeurtenissen aan zijn roman begint te linken. Zo blijkt de val van Gorbatschow (sic) exact op het moment te komen dat Mulisch bezig is aan H49, ‘dat gesitueerd is op 11 maart 1985: de dag dat Gorbatschow aan de macht kwam!’ Dit leidt zelfs tot de bewering dat hij het gevoel heeft dat alles wat op het wereldtoneel gebeurt, rechtstreeks betrekking heeft op het schrijven van zijn roman. Van iedere andere schrijver trek je bij zo’n bewering de ogen open, maar Mulisch, met z’n gekende grootheidswaan, komt er mee weg.

Een derde troef is dat er hier en daar een mooie wijsheid te lezen is. Zoals deze: ‘Ik betrap mij er op, dat ik nu alweer sinds een paar weken ben vervallen in de kardinale fout: nadenken over wat ik moet schrijven, in plaats van te schrijven.’

Beroerte
Maar wat vooral verbazing wekt, is dat Mulisch er in slaagde een pil van ruim 900 pagina’s te realiseren terwijl zijn er persoonlijke leven op zijn zachtst gezegd nogal turbulent was. In de periode 1991-1992 was Mulisch getrouwd met Sjoerdje, met wie hij twee kinderen had – Sjoerdje was toen al het huis uit, en Mulisch onderhield een relatie met Kitty Saal. Op zich al complex genoeg, maar op een bepaald moment wordt Kitty (ongepland) zwanger, wat voor de nodige verwikkelingen zorgt. Op de koop toe wordt hij dat jaar 65, en dus ouder dan zijn vader ooit is geweest. En wordt hij pal in het centrum van New York getroffen door een (lichte) beroerte, waar hij – tegen de gang van het boek in – ettelijke pagina’s aan wijdt.

Logboek biedt een interessante, zij het summiere en heel zakelijke kijk in de psyche, of eerder in het werk- en leefritme van een schrijver, die heel goed wist dat hij met iets groots naar buiten zou komen.