Soundgarden zet zichzelf terug op de kaart met krachtig King Animal
.
Op de kop af vierentwintig jaar geleden (!) kwam de eerste langspeelplaat uit van Soundgarden. Na een stilte van zestien jaar is de band uit Seattle terug met een overtuigend album met twee smaken, getiteld King Animal.
In 1996 besloten frontman Chris Cornell en zijn drie bandleden een punt achter Soundgarden te zetten. De verschillende bandleden gingen ieder hun muzikale weg, waarbij vooral Cornell in beeld bleef. Niet alleen nam hij drie solo-albums op, ook werd hij zanger van de zogenaamde superband Audioslave. Van een band die begon als pionier in de grunge scene en hun doorbraak in 1994 beleefden met Superunknown, tot een band die weer terugkomt in een nieuw muzikaal en digitaal tijdperk, omdat het Soundgardengevoel toch weer de kop op stak.
T
Waar het genre grunge punkrock en metal samenvoegde tot een specifieke, aggresieve sound kon je de bands die het genre grootbrachten, Nirvana, Pearl Jam en Soundgarden toch goed van elkaar onderscheiden. Niet alleen hadden deze bands allen een eigen sound, de stemmen van Cobain (wanhopig) en Vedder (diep) waren uniek en zo ook die van Cornell. Een typische Cornell-techniek is de stem aan te laten zwellen en hem te laten ontaarden in rauwe schreeuwen. Dat hoor je nu ook weer goed in ‘Blood On The Valley Floor’, een nummer met een grootse opzet. ‘Attrition’, met maar één, snel tempo, is tweestemmig gezongen. Cornells stem heeft hierbij een relaxedheid over zich die een fijn contrast met de voortstuwende gitaren en drum oplevert. Hoewel misschien iets aan kracht ingeboet, blijft de rafelige stem van de frontman erg veelzijdig.
Twee smaken
Naast de krachtige hardrocknummers herbergt King Animal gelukkig ook wat rustigere nummers. ‘Black Saturday’, met akoestische gitaar, schudei en langzame zang is hier een voorbeeld van. ‘Halfway There’ geeft een ander beeld doordat Cornell in een hoger register zingt, wat zorgt voor een fris, helder geluid. ‘Eyelid’s Mouth’ is ook zo’n rustig nummer, maar pakt toch weer anders uit omdat de band zingt en Cornell antwoordt. Een oud recept dat goed uit de verf komt. De afwisseling tussen de vurige rock/metal nummers en de rustigere nummers geeft de plaat een goede balans, met als gemene deler de kracht die die tracks uitademen.
Een bijzondere vermelding verdient nog slotnummer ‘Rowing’. Het nummer heeft het ploegende tempo van een roeiboot of slavenschip, vooral door de slepende drums. ‘Don’t know where I‘m going, I just keep on rowing, I just keep on pulling, gotta row.‘ Een tekst die de huidige conditie van Soundgarden niet helemaal beschrijft: de groep roeit zeker door, maar weet wel degelijk welk pad zij volgt. Hoewel de jaren gaan tellen en de vocalen iets minder krachtig zijn geworden, blijft de kwaliteit van Soundgarden onverminderd aanwezig.