Gelukkig kun je altijd nog bij de kunst terecht
De verhalen van Rosan Hollak gaan over eenzame zielen en hun fantasie. De conclusie is onvermijdelijk: eigenlijk zijn wij allemaal alleen.
Een dikke, zwarte vrouw in een ziekenhuis, een studente, een bokser die traint voor de wedstrijd van zijn leven, een wereldberoemde dj die net vader geworden is, een dochter van een zojuist overleden fotograaf, een bejaarde Amerikaan alleen op reis door Azië, een Tunesisch jongetje aan de vooravond van zijn inwijding; de achtergronden van de personages in Scherptediepte – debuut van NRC-journaliste Rosan Hollak – verschillen nogal van elkaar, to say the least. De verhalen over hen zijn momentopnames, stills uit de films van hun leven. Steeds als haar personages in afwachting zijn van een kantelpunt, wordt de tijd even stilgezet, wordt er even ingezoomd. De voetballer die vlak voor de laatste penalty in de WK-finale even zijn aanloop onderbreekt.
Onbetrouwbare vertellers
Hollaks verhalen vertonen niet alleen een opvallende thematische overeenkomst. Ook is er altijd dat ene motief dat in allerhande verschijningsvormen terugkeert: dat van een aan kunst verwante gebeurtenis die je een definitief zetje in een bepaalde richting kan geven. Steeds weer: Molly Green die met medepatiënten klassieke Engelse gedichten leest, gedichten die haar tragische leven een nieuwe betekenis geven. De dj gaat zo op in zijn muziek en de verknipte verschijningsvormen van zijn succes dat de ziekte van zijn pasgeboren dochtertje langs hem lijkt af te glijden. Boubakr, het jongetje dat het ware geluk lijkt te vinden als hij Bob Marley ontdekt, komt erachter dat de muziek hem zelfs door zijn zwartste momenten heen kan helpen. Voortdurend is er de suggestie dat kunst de belangrijkste katalysator in een mensenleven is.
Alle verhalen worden aan de lezer meegedeeld door een ik-verteller, de hoofdpersoon van ieder verhaal. Je zou kunnen beargumenteren dat een schrijver zich er daarmee wat eenvoudig van afmaakt, omdat de onbetrouwbaarheid van de verteller de noodzaak van volledigheid en overzicht laat wegvallen. Met de keuze voor uitsluitend onbetrouwbare ik-figuren neemt Hollak echter ook twee risico’s: de eenvormigheid van de verhalen kan gaan tegenstaan, zozeer dat je aan het eind van de bundel vermoedt dat je zeven keer hetzelfde verhaal gelezen hebt, én ieder personage, hoe weird ook, moet een eigen stem krijgen, eentje die tegelijk literair en geloofwaardig is.
Iedereen is altijd alleen
Die hordes neemt Hollak beide met verve. De eenvormigheid van de verhalen wordt slechts in retrospectief duidelijk, juist door het feit dat de schrijfster erin slaagt om met dezelfde stenen iedere keer een volkomen ander huisje te bouwen. Belangrijkste oorzaak hiervoor: de hoofdpersonen. Met uitzonderlijk empathisch vermogen slaagt Hollak erin om van de meest uiteenlopende figuren niet van echt te onderscheiden mensen te maken. Dat lukt de ene keer trouwens beter dan de andere: in de verhalen over de bokser en over de zwaarlijvige patiënte probeert Hollak een rauwe vertelstem (denk: twee pakjes Gauloises per dag, en dat veertig jaar lang) die in korte zinnen, vol al dan niet authentieke uitdrukkingen het leven van de Amerikaanse onderklasse uit de doeken te laten doen. Dat dat onmogelijk is, wordt wel duidelijk als de vertwijfeling van de eenzame bokser wordt beschreven:
Ik pak een fles van de plank en staar naar het gezicht van Jezus. ‘Zeg me dan wie ik ben!’ roep ik tegen hem. Ik voel tranen in mijn ogen prikken. ‘Pinche huevón. Zeg iets. Laat me weten dat het klopt. Dit. Hier. Laat me niet alleen.’
Aan de bokser die dit soort dingen zegt, zelfs in z’n eentje, durf ik wel een knock-out in de eerste ronde te voorspellen. Hij zou beter scriptschrijver van The Bold & The Beautiful worden.
Momenten als deze, passages waarin Hollak even de pedalen kwijt lijkt en de menselijke vertelstem overslaat en clichés begint uit te spugen, zijn hoogst zeldzaam. Het merendeel van de tijd is Hollak de sensitieve schrijfster die de achterflap belooft. Met Scherptediepte toont zij niet alleen aan een talentvol schrijfster te zijn, maar bovenal dat iedereen altijd alleen is, dat iedereen in wezen beklagenswaardig is en dat iedereen altijd bij de kunst terecht kan om uit te huilen.