Een doorgaande lijn
Er zijn verschillende manieren om naar de overzichtstentoonstelling van Edward Krasiński in het Amsterdamse Stedelijk Museum te kijken: puur als kunstuiting of als een manier waarop hij als kunstenaar met het communisme in Polen omging. Of doen beide manieren hem tekort?
De audiotour, ingesproken door een van de curatoren, Leontine Coelewij, legt de nadruk op het eerste: Krasiński als conceptueel en minimalistisch kunstenaar. Je zou hem kunnen vergelijken met Sol LeWitt en Donald Judd die in de collectie van het Stedelijk Museum, in tegenstelling tot Krasiński, ruim zijn vertegenwoordigd.
Het geeft een context aan waarmee in ieder geval niet in de valkuil is getrapt Krasiński’s oeuvre te vernauwen tot zijn absurdistische kijk op de wereld vertaald in een blauwe lijn Scotch Tape. Deze deed in 1969 intrede in zijn werk en heet een breukpunt te zijn. De vraag is of dat wel zo is, en of er niet een prachtige doorgaande lijn in zijn totale oeuvre valt te ontdekken. Deze komt door de chronologische opzet van de tentoonstelling des te duidelijker naar voren. Die chronologie wordt tevens in de, door Kasia Redzisz en Stephanie Straine samengestelde, Engelstalige catalogus, gevolgd.
Scharnieren en draden
De in 1925 geboren en in 2004 overleden Edward Krasiński was een laatbloeier. Hij was rond de veertig toen hij zijn Compositions in Space maakte, die in de eerste zaal worden getoond. Het zijn soms scharnierende werken in de ruimte, die een schaduwwerking geven op de witte wanden. Je kunt je afvragen of die scharnieren symbool staan voor de ondermijning van wat vastzit of vastligt, en zo symbolisch een aankondiging vormen voor de weerstand die kort daarna tegen de politiek van Wladyslaw Gomulka op gang komt.
In de iets later gemaakte houten Spears (aan dunne draden opgehangen horizontale sculpturen, die vaak tussen bomen hingen) komt de innerlijke dynamiek tot uitdrukking. Je zou dit kunnen zien als bevestiging van de idee dat de vrijheid in de tijd van het communisme in het innerlijk van de mens zat. De twee zalen maken grote indruk.
Volle breedte
En dat is in volle breedte, omdat ook zijn fotografisch werk dat rond 1968 zijn intrede doet, te bewonderen is. En natuurlijk wordt het werk bijeen gehouden door een blauwe lijn Scotch Tape. Maar ook hier geldt dat dit behalve als een breuk ook zeker kan worden ervaren als een spelen met de ruimte, zoals met de Compositions in Space en de Spears eerder werd gedaan.
Alle eerdere elementen ballen samen in een installatie uit 1994, die bestaat uit blokjes van multiplex, karton, vezelplaat, hout en metaal met foto’s van groepjes mensen uit de Poolse kunstscène. Opvallend is dat het geen foto’s van individuen betreft. Ze zijn gemaakt in een atelier dat oorspronkelijk van Henryk Stażewsk was, een Poolse constructivist en vriend van Mondriaan, van wie in de laatste zaal ook een werk uit de collectie van het Stedelijk Museum is te zien: Relief nr. 16 – 1964.
De lijn
Als ware het om de doorgaande lijn in Krasiński’s werk te benadrukken, staat midden in de chronologisch opgezette expositie opeens een Object in Space uit 1966. Buitengewoon is het Spiegellabyrint uit 2001: twaalf spiegels, opgehangen in de ruimte en verbonden met – hoe kan het ook anders – een blauwe lijn. Wat aan de al eerder benoemde elementen nu is toegevoegd, is de relatie met de zich door de ruimte bewegende toeschouwers die door de spiegelende oppervlaktes tot stand komt.
Het lijkt of de prachtige film over het atelier van Krasiński, van Babette Mangolte (2012), de doorgaande lijn ook benadrukt. De film nuanceert ook bepaalde zaken: er hangen foto’s in het atelier waarop ditmaal individuen zijn vastgelegd (van na 1989?). En het kooitje op een wandsculptuur zonder titel uit 1962 uit de eerste zaal, dat nog als een symbool voor het communisme door zou kunnen gaan, blijkt puur een vogelkooi te zijn.
De les die hieruit kan worden getrokken is: pas wanneer je beide perspectieven (kunst als kunst en kunst binnen de context van de politieke constellatie in Polen) op het werk van Krasiński loslaat, en ook nog eens in staat bent deze te nuanceren en te glimlachen bij de zowel dadaïstische als anti-Stalin humor die erin zit, er een totaalbeeld van diens werk naar voren komt waarmee je hem recht doet. De chronologische opzet en de als vanouds witte wanden dragen daar in dit geval aan bij. Een pluim kortom voor het Stedelijk Museum dat, in samenwerking met Tate Liverpool, met deze expositie komt van een in Nederland nog niet bekende kunstenaar. Een kennismaking meer dan waard.