Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland

Een esthetische speeltuin met maatschappijkritiek

recensie: Recensie: I´m Your Mirror ǀ Joana Vasconcelos

Een kakofonie aan geluid, licht en beweging, felle kleuren en immense kunstwerken. Als je op zoek bent naar de rust en sereniteit kun je tot 17 november 2019 beter rechtsomkeert maken op de tweede verdieping van de Kunsthal. Daar vind je tot die tijd het retrospectief I’m Your Mirror van de Portugese kunstenares Joana Vasconcelos.

Call Center, 2014–2016, Photo credit: © FMGB Guggenheim Bilbao Museoa, 2018. Photo: Erika Ede © Joana Vasconcelos

Meer dan Popsterren

De titel van de tentoonstelling is een eerbetoon aan de Duitse zangeres Nico. Toch refereert de tentoonstelling aan veel meer dan aan popsterren uit de vorige eeuw. I’m Your Mirror snijdt hedendaagse thema’s aan, heeft een feministische invalshoek, becommentarieert verschillende kunststromingen en verwijst naar Portugese volkscultuur. Verspreid door de ruimte staan grote werken die vaak maatschappijkritiek in zich dragen. Door het slimme gebruik van tussenwanden krijgt elk werk voldoende ruimte in de Kunsthal.

Onsubtiele kritiek

De kritiek in Vasconcelos’ kunst is vaker niet dan wel subtiel. Zo zijn in het werk Call Center (2014-2016), zwarte telefoons in de vorm van een klassiek pistool geplaatst. Snel is de associatie met communicatie als bedreiging gemaakt. Ook twee pumps volledig opgebouwd uit pannen (Marilyn, 2011) is makkelijk te verbinden met de positie van de vrouw in de patriarchale samenleving. Misschien wel iets te makkelijk. Want juist in een tijd waarin de traditionele rol van de vrouw zo sterk onder vuur ligt en er voortdurend kanttekeningen worden geplaatst bij moderne communicatiemiddelen valt van de kunst een gelaagder, origineler en misschien zelfs genuanceerder perspectief te verwachten.

Marilyn (Ap), 2011, Photo credit: © FMGB Guggenheim Bilbao Museoa, 2018. Photo: Erika Ede© Joana Vasconcelos

Subtielere kritiek

Zo’n perspectief komt mogelijk duidelijker naar voren uit een overwegend optimistischer werk als A Todo o Vapor (vermelho/verde/amarelo) (2012, 2013, 2014). Drie strijkijzermachines voeren een grappige choreografie uit. Het tekstbordje leest: ‘Als toeschouwer voel je je getuige van de dagdromen van een verveelde huisvrouw.’ En stelt ook: ‘Tegelijkertijd is het ook een herbevestiging van de vrouw als kunstenaar’ die strijkijzers dus niet gebruikt voor het huishouden maar er ingenieuze sculpturen mee maakt.

Burka, 2002, Photo credit: Luís Vasconcelos /Courtesy Unidade Infinita Projectos © Joana Vasconcelos

Ook Burka (2002) zou je kunnen classificeren als een werk met een tegenstelling. Op de grond ligt een soort pop, gesluierd, maar met een hoop kleurige rokken zichtbaar. Haar hoofd is aan een hijskraan bevestigd en langzaam wordt ze opgetakeld. Nadat je haar spookachtige vorm even kan bestuderen, valt ze met een harde klap op de grond. Het werk schijnt een commentaar op de vrouw in boerka, gevangen in een beknellend systeem, gedwongen om als een spook door het leven te gaan. Toch kun je in de vrolijke rokken ook een kleurig individu herkennen. Niet het systeem, maar de mens daarin staat dan centraal.

Speeltuin en ontmoetingsplek

Omdat je bij een werk als Burka meer moeite doet om een betekenis te ontrafelen, en je er langer mee bezig bent, versterkt dit de indruk die zo’n werk achterlaat. Maar ook als je de werken niet probeert te begrijpen, heb je een plezierige tijd in deze zaal. I’m Your Mirror is een esthetische speeltuin en ontmoetingsplek. Vooral Ponto de Encontro (2000), eigenlijk gewoon een speeltoestel verhuld als kunst, trekt veel bezoekers, waaronder een hoop kinderen. Deze tentoonstelling is sowieso geschikt voor kinderen en rennende kleuters voegen toe aan de levendigheid. Naar I’m Your Mirror ga je dan ook niet voor je rust.

Kunst / Expo binnenland

Een esthetische speeltuin met maatschappijkritiek

recensie: Recensie: I´m Your Mirror ǀ Joana Vasconcelos

Een kakofonie aan geluid, licht en beweging, felle kleuren en immense kunstwerken. Als je op zoek bent naar de rust en sereniteit kun je tot 17 november 2019 beter rechtsomkeert maken op de tweede verdieping van de Kunsthal. Daar vind je tot die tijd het retrospectief I’m Your Mirror van de Portugese kunstenares Joana Vasconcelos.

Call Center, 2014–2016, Photo credit: © FMGB Guggenheim Bilbao Museoa, 2018. Photo: Erika Ede © Joana Vasconcelos

Meer dan Popsterren

De titel van de tentoonstelling is een eerbetoon aan de Duitse zangeres Nico. Toch refereert de tentoonstelling aan veel meer dan aan popsterren uit de vorige eeuw. I’m Your Mirror snijdt hedendaagse thema’s aan, heeft een feministische invalshoek, becommentarieert verschillende kunststromingen en verwijst naar Portugese volkscultuur. Verspreid door de ruimte staan grote werken die vaak maatschappijkritiek in zich dragen. Door het slimme gebruik van tussenwanden krijgt elk werk voldoende ruimte in de Kunsthal.

Onsubtiele kritiek

De kritiek in Vasconcelos’ kunst is vaker niet dan wel subtiel. Zo zijn in het werk Call Center (2014-2016), zwarte telefoons in de vorm van een klassiek pistool geplaatst. Snel is de associatie met communicatie als bedreiging gemaakt. Ook twee pumps volledig opgebouwd uit pannen (Marilyn, 2011) is makkelijk te verbinden met de positie van de vrouw in de patriarchale samenleving. Misschien wel iets te makkelijk. Want juist in een tijd waarin de traditionele rol van de vrouw zo sterk onder vuur ligt en er voortdurend kanttekeningen worden geplaatst bij moderne communicatiemiddelen valt van de kunst een gelaagder, origineler en misschien zelfs genuanceerder perspectief te verwachten.

Marilyn (Ap), 2011, Photo credit: © FMGB Guggenheim Bilbao Museoa, 2018. Photo: Erika Ede© Joana Vasconcelos

Subtielere kritiek

Zo’n perspectief komt mogelijk duidelijker naar voren uit een overwegend optimistischer werk als A Todo o Vapor (vermelho/verde/amarelo) (2012, 2013, 2014). Drie strijkijzermachines voeren een grappige choreografie uit. Het tekstbordje leest: ‘Als toeschouwer voel je je getuige van de dagdromen van een verveelde huisvrouw.’ En stelt ook: ‘Tegelijkertijd is het ook een herbevestiging van de vrouw als kunstenaar’ die strijkijzers dus niet gebruikt voor het huishouden maar er ingenieuze sculpturen mee maakt.

Burka, 2002, Photo credit: Luís Vasconcelos /Courtesy Unidade Infinita Projectos © Joana Vasconcelos

Ook Burka (2002) zou je kunnen classificeren als een werk met een tegenstelling. Op de grond ligt een soort pop, gesluierd, maar met een hoop kleurige rokken zichtbaar. Haar hoofd is aan een hijskraan bevestigd en langzaam wordt ze opgetakeld. Nadat je haar spookachtige vorm even kan bestuderen, valt ze met een harde klap op de grond. Het werk schijnt een commentaar op de vrouw in boerka, gevangen in een beknellend systeem, gedwongen om als een spook door het leven te gaan. Toch kun je in de vrolijke rokken ook een kleurig individu herkennen. Niet het systeem, maar de mens daarin staat dan centraal.

Speeltuin en ontmoetingsplek

Omdat je bij een werk als Burka meer moeite doet om een betekenis te ontrafelen, en je er langer mee bezig bent, versterkt dit de indruk die zo’n werk achterlaat. Maar ook als je de werken niet probeert te begrijpen, heb je een plezierige tijd in deze zaal. I’m Your Mirror is een esthetische speeltuin en ontmoetingsplek. Vooral Ponto de Encontro (2000), eigenlijk gewoon een speeltoestel verhuld als kunst, trekt veel bezoekers, waaronder een hoop kinderen. Deze tentoonstelling is sowieso geschikt voor kinderen en rennende kleuters voegen toe aan de levendigheid. Naar I’m Your Mirror ga je dan ook niet voor je rust.

Kunst / Expo binnenland

Mooie details in overladen tentoonstelling

recensie: Recensie: Het begin van een nieuwe wereld. De ontwikkeling van de moderne sculptuur

De beeldententoonstelling Het begin van een nieuwe wereld in het Kröller-Müller Museum in Otterlo is als een groot boeket bloemen: overdadig, met hier en daar een prachtige bloem die eruit springt. Het lijkt wel of men een haast encyclopedisch overzicht van niet alleen de aankopen door oud-directeur Bram Hammacher (van 1948-1963) wil bieden, maar ook van de ontwikkeling van de beeldhouwkunst van de vorige eeuw waarover in 1969 zijn boek The evolution of modern sculpture  verscheen.

Anoniem, Oceanië, Grote spleettrommel, 19de eeuw, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Meteen in de eerste zaal loop je er haast letterlijk al tegenaan, tegen een plateau waarop een grote hoeveelheid beelden staat als was het een boeket: kleine bloemen vooraan, wat grotere in het midden en meer dan levensgrote achteraan. Het zijn voornamelijk torso’s en enkele niet-Europese werken, waaronder een houten spleettrommel uit Oceanië naast de houten Rebecca van Ossip Zadkine. Twee werken die met elkaar in dialoog gaan en eruit springen.

Dialoog

Dat plateau is meteen een introductie tot de gehele tentoonstelling. Het bestaat voornamelijk uit op het menselijk lichaam of de natuur gebaseerd figuratief werk en abstracte werken waarbij een verwijzing naar mens en natuur nooit ver weg lijkt. Deze keuze is aangevuld met enkele niet-westerse stukken en voorstudies of ideeën op papier voor beeldhouwwerken van bijvoorbeeld Henry Moore en Barbara Hepworth. Soms met de uitwerking daarvan ernaast, zoals St. Sebastian van Eduardo Paolozzi. Een enkele keer komt een thema van een tekening terug in een beeldhouwwerk, zoals de Griekse neus van Femme assise van Zadkine op diens Jeune homme dat zo’n tien jaar later ontstond. Weer twee bloemen die naar hartenlust mogen (op)bloeien!

Ossip Zadkine, torso Clementius, 1941, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Een dialoog vindt ook plaats tussen beeldhouwwerken die in het museum staan en degene die buiten staan, in de beroemde beeldentuin, die ook op het conto van Hammacher mag worden geschreven. Zo lijken Les harpistes (1930) van Jacques Lipchitz, die Hammacher in 1950 in New York ontmoette, in gesprek te gaan met diens Le chant des voyelles van enkele jaren later. Van een voorstudie kun je in dit geval echter niet spreken – het zijn autonome kunstwerken. Het eerste werk, Les harpistes, staat in een wederom volle vitrine met maar liefst tweeëndertig stukken, als waren het de Thirty pieces van Andrew Lord elders in het museum.

Rustiger is een vitrine met diverse mooie koppen, waaronder Josefa van Charlotte van Pallandt dat een dialoog lijkt aan te gaan met Le grand visage van André Derain uit dezelfde periode. Omdat je om deze vitrine heen kunt lopen, zie je ook de achterkant ervan wat altijd boeiend is.

Grenswachters

Intrigerend is Vitesses involontaires van Zoltan Kemery, waar met name veel ouders met kinderen enige tijd voor blijven staan. Het is opgehangen op de grens van een zaal met respectievelijk abstract en figuratief werk – wéér zo’n bloem die eruit springt en mooi rustig aan de wand hangt.
In de laatste zaal ligt, in een vitrine, Le commencement du monde van Constantin Brancusi. Hieraan ontleent de tentoonstelling zijn naam.

Constantin Brancusi, Le commencement du monde, 1924, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Dan sta je opeens in het restaurant. Als je even doorloopt, kom je in de grote tentoonstellingszaal waar op dit moment werk van Charlotte Posenenske (1930-1985) is te zien. De één zal haar minimalistische werk aanspreken, een ander niet. Dat concludeer je als je mensen ofwel geïntrigeerd naar binnen ziet lopen of zich juist op de drempel meteen ziet omdraaien. Dat geldt ook voor de strakke, klassieke presentatie van – eerlijk is eerlijk – haar beknopte oeuvre en omgekeerd dus ook voor de tentoonstelling ter ere van Hammacher. De één zal er niet genoeg van kunnen krijgen, de ander zoekt naar wat rustpunten. Als een bloem in een boeket. Want soms zie je door de bloemen het boeket niet meer en dat is jammer.

Sveta Shueva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA
Kunst / Expo buitenland

De bureaucratische hel van een grimmig kantoorpand

recensie: Recensie: Sveta Shuvaeva – Lake View Limited Offer
Sveta Shueva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Voor veel mensen is het kantoor een gewone, onopmerkelijke omgeving. Het is een ware kunst om die alledaagsheid om te zetten naar iets bijzonders en ons te vervreemden van dat wat we zo goed kennen. Met haar installatie Lake View Limited Offer in het MHK Antwerpen, is dat de Russische kunstenares Sveta Shuvaeva (1986) gelukt.

Stiekeme gluurder

Sveta Shuvaeva’s installatie is in een aparte zaal geplaatst en vult deze bijna helemaal. Vanbuiten is de installatie een grote witte rechthoek met een skelet van lichtgekleurd hout. Aan weerskanten van de rechthoek bevinden zich twee ingangen, door het midden van het blok loopt een nauwe gang.

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Aan één kant van de gang zijn ‘ramen’ geplaatst. Het zijn openingen in de wand die telkens verschillend van vorm zijn. Ze gunnen je een kijkje in een aantal kleine ruimtes en plaatsen je in de schoenen van een stiekeme gluurder.

Niets anders dan lucht

De ruimtes zijn fel verlicht en verstild. Daar gaat iets onheilspellend van uit, ook al zijn de voorwerpen in de ruimte de saaie herkenning zelf: stekkerdozen, usb-sticks, paperassen, opgedroogde theezakjes, troosteloze verpakkingen van afhaalmaaltijden, levende of haast gestorven kamerplanten.

De voorwerpen vallen op doordat ze allemaal gemaakt zijn van papier. Dat leidt misschien tot tedere gevoelens, – als je je voorstelt dat je een kwetsbare papieren asbak oppakt, stel je je voor dat je die vasthoudt als een babykonijntje – maar het schept ook afstand. Met het bestuderen van die ruimtes komt het besef dat elke laptop, elke kamerplant, gevuld is met niets anders dan lucht.

Sveta Shueva, Lake View Limited Offer, detail installatie. Foto: Yuri Palmin

Sveta Shueva, Lake View Limited Offer, detail installatie. Foto: Yuri Palmin

Het stille ontbreken van mensen

Het kantoor wordt daarmee slechts een illusie. En dat is precies Shuvaeva’s bedoeling. De titel van de tentoonstelling Lake View Limited Offer nam de kunstenares rechtstreeks over van een reclameposter van net nieuw opgeleverde appartementen in een woonwijk. De zin presenteert een ideaal (het kopen van een huis met een prachtig uitzicht) dat wellicht onbereikbaar is.

Vooral als je de installatie interpreteert als het kantoor dat toegang biedt tot dit ideaal. De droom is onmogelijk te verwezenlijken, want op het kantoor is geen enkele medewerker aanwezig. Het stille ontbreken van mensen maakt de plek nog grimmiger.

Bureaucratische hel

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Sveta Shuvaeva, Lake View Limited Offer. Foto © M HKA

Het kan zelfs lijken alsof je je in een bureaucratische hel zonder uitweg bevindt. Zo omschrijft Shuvaeva de installatie zelf tenminste. Maar het doorbreken van de hel is mogelijk, zo stelt ze. Niks anders dan papier scheidt je van de uitgang.

Toch haal je opgelucht adem als je weer naar buiten stapt. Opgelucht en enigszins verward: bekritiseert Shuvaeva de bureaucratie, verwijst ze naar het huidige Rusland, verbeeldt ze kwetsbare dromen? Hoe dan ook: deze tentoonstelling heeft je, al is het maar voor even, anders leren kijken naar usb-sticks, stekkerdozen en kamerplanten. Die frisse blik is een waar genoegen.

Boeken / Non-fictie

Betekenis en hoop

recensie: Marc de Kesel en Anne Marijke Spijkerbroek - Pijnlijk mooi

Pijnlijk mooi is het vijfde deel in de serie Figura Divina, genoemd naar een collectief van docenten en onderzoekers aan Nederlandse universiteiten. Zij vragen aandacht voor de verbinding tussen kunst en religie. Daarmee zijn zij niet de enigen, want de interesse voor dergelijke dwarsverbanden neemt toe.

Vier leden van het collectief dragen een essay bij aan deze uitgave: Frank Bosman, Marcel De Kesel, Anne Marijke Spijkerboer en Wessel Stoker. Niet de minsten op het terrein van kennis van de (christelijke) kunst. Blijkbaar vond de uitgever van deze bundel hun namen zó bekend, dat met uitzondering van de twee redacteuren (De Kesel en Spijkerboer), er verder in de uitgave niet wordt vermeld wie ze zijn en wat ze in het dagelijks leven doen.

Pijnlijk mooi of subliem?

In totaal tien essays vullen de vier leden van het collectief en nog zes anderen (Kick Bras, Oane Reitsma, Anne-Marie Bos, Marcel Poorthuis, Sander Vloebergs en Ingo Bocken) het thema ‘pijnlijk mooi, lijden en schoonheid in christelijke kunst’ verschillend in. Wessel Stoker, emeritus hoogleraar Esthetica aan de Vrije Universiteit Amsterdam, legt de omschrijving zelfs naast zich neer als zijnde een tegenspraak, en gebruikt daarvoor in de plaats de term ‘subliem’.

Hij onderscheidt binnen de mensen die bijvoorbeeld kijken naar Marc Mulders’ Siena (Vleeswand), formalisten, die primair vormen en kleuren waarnemen,  en cognitief-contextuelen, die de voorstelling of inhoud zien en persoonlijke overtuigingen en kennis van de maatschappelijke context laten meespelen. Opvallend is dat Stoker hierbij niet uitgaat van een meer gebruikelijke drieslag, waarbij hij, zoals hij het omschrijft, de ‘persoonlijke overtuigingen en een bepaalde kennis van de maatschappelijke context van het werk’ als derde manier van kijken ziet.

Je kunt het ook, zoals Oane Reitsma in zijn essay over muziek doet, als een derde categorie zien. Reitsma, een predikant die promoveerde op de componist Olivier Messiaen, onderscheidt programmatische muziek (muziek met een verhalende ‘inhoud’), de muzikale vorm (muzikale taal en klank) en de uitvoeringscontext van een compositie. Dat laatste gaat over schoonheid en pijn. In die opbouw is zijn essay vergelijkbaar met het boek Thuis in muziek van de Pools-Belgische Alicja Gecsinska, dat echter aanzienlijk beter is te volgen en soms zelfs dezelfde voorbeelden gebruikt. Zij onderscheidt het zogenaamde formalisme (autonome muziek), programmamuziek en muziek die ze omschrijft als ‘een expressievorm, en zoals bij alle vormen van expressie ontstaat betekenis in de interactie tussen de zender en de ontvanger van de boodschap. De betekenis van een muziekstuk ontstaat in de relatie tussen componist, uitvoerder en toehoorder.’

Op een hoger plan

Dichter bij de omschrijving ‘pijnlijk mooi’ blijven Anne-Marie Bos, wetenschappelijk medewerker aan het Titus Brandsma Instituut, en Kick Bras, die onder meer publiceert over christelijke mystiek. Bos doet aan close reading wanneer zij helder en duidelijk een kruiswegmeditatie van de Nederlandse karmeliet Titus Brandsma uit 1942 bespreekt. Hierin legt zij uit wat ze er ‘pijnlijk mooi’ aan vindt. Zij zoekt dit in de verbinding tussen Brandsma’s eigen lijden in een gevangeniscel in Scheveningen met onder meer de kruisweg van Jezus. Brandsma laat ‘zien hoe dit werkt, hoe het pijnlijke kruis dat op zijn schouders lag, in de verbinding met Jezus een werkelijkheid van “gelukkig zijn” kan worden.’

Bras gaat nog een stapje verder, wanneer hij aan de hand van het werk van Anselm Kiefer betoogt dat ‘pijnlijk mooi’ een teken van hoop is. Hij beschouwt beide woorden niet als een tegenstelling, zoals Stoker dat wel doet, maar als een vorm van transformatie.
Een soortgelijke visie wordt beschreven in het essay van de theologe en bijzonder hoogleraar religie en kunst aan de Rijksuniversiteit Groningen Anne Marijke Spijkerboer over Charlotte Salomon: ‘gebruikmakend van woorden en verhalen uit de joods-christelijke traditie, herschrijft de kunstenares haar eigen geschiedenis en brengt die zo op een hoger inmiddels leefbaar plan’.

Dergelijke spaarzame dwarsverbanden die op zich al indruk maken, geven deze fraai geïllustreerde essaybundel een zekere eenheid, waarbij enkele niet genoemde essays waarin het centrale thema ‘pijnlijk mooi’ soms wat meer verborgen lijkt, een beetje buiten de boot vallen. Soms is een betere tekstcorrectie op zijn plaats; in het essay van Marc De Kesel staat bijvoorbeeld enkele keren Lucio Fantana in plaats van Fontana, op de achterflap staat dat Joseph Beuys een bijdrage schreef, terwijl hij centraal staat in het essay van Ingo Bocken. De redactie moet tenslotte oppassen niet in eenzelfde kringetje van christelijke kunstenaars te blijven hangen; Marc Mulders’ werk kwam ook al voor in het derde deel van de serie (Spiritualiteit van de tuin), Messiaen in het eerste (Apocalyps in kunst). Omdat het onderwerp religie en kunst echter een interessant onderwerp is en blijft, kan ondanks alle kritische noten worden uitgezien naar een zesde deel.

Erwin Olaf, Palm Springs, The Kite, 2018. © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery
Kunst / Reportage / Reportage
special: Erwin Olaf – I Am
Erwin Olaf, Palm Springs, The Kite, 2018. © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Overdonderende dubbeltentoonstelling

Het Gemeentemuseum en het Fotomuseum in Den Haag brengen een eerbetoon aan de Nederlandse fotograaf Erwin Olaf (1959), die dit jaar zestig jaar wordt. De overzichtstentoonstelling is opgesplitst in twee delen. Het Fotomuseum toont werk uit zijn beginjaren (1980-2000) en het Gemeentemuseum vanaf 2000 tot 2018.

“Wat ik het liefst wil laten zien, is een perfecte wereld met een barst erin. Ik wil het beeld verleidelijk genoeg maken om mensen mijn verhalen in te trekken, en dan een klap uitdelen.”

Erwin Olaf, Chessmen, XVII, 1988 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Erwin Olaf, Chessmen, XVII, 1988 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Dit zijn woorden van Erwin Olaf zelf. En als bezoeker zul je dat zelf ervaren. Zijn portretten, scenes, installaties en filmpjes hebben allemaal een diepere betekenis, die voor iedereen anders kan zijn. Dat is zo intrigerend in zijn werk. Zijn werken vertellen verhalen en roepen daarmee veel vragen op. Je kunt je eigen verhaal erbij verzinnen of het ‘verklarende’ bordje naast de foto lezen. De foto’s zijn perfect; alles is tot in het kleinste detail geënsceneerd.

De beginjaren

Als Olaf tweeëntwintig jaar is maakt hij zijn eerste studio opnames. Op de School van Journalistiek in Utrecht kiest hij fotograferen, omdat hij dat leuker vindt dan schrijven. Hij is geïnteresseerd in mensen, maar ook in de schilderkunst, met name het effect van licht en donker. In zijn serie Ladies Hats (1985-94) is zijn bewondering voor Rembrandt overduidelijk. Olaf begeeft zich in het uitgaansleven van Amsterdam. Hij is zelf homoseksueel en fotografeert het theatrale van het nachtleven.

Een paar jaar na zijn afstuderen maakt hij in opdracht de serie Chessmen (1987-88). Hij kiest als uitgangspunt het schaakspel met tweeëndertig foto’s. Inhoudelijk kiest hij voor macht en onderdrukking in een sadomasochistische entourage. De foto’s in het Fotomuseum zijn voor een groot deel in zwart-wit en gemaakt met een Hasselblatt camera. Naast de foto’s van Olaf zelf, heeft hij ook een galerij ingericht voor zijn inspiratiebronnen zoals: Man Ray, Robert Mapplethorpe Tineke Dijkstra en Hans van Manen. Maar Olaf blijft zichzelf ontwikkelen; van analoog werkende fotojournalist naar digitale beeldmaker en verhalenverteller.

Erwin Olaf, Keyhole #6. 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery.

Erwin Olaf, Keyhole #6. 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery.

De meester

De digitale fotografie heeft Olaf veel meer ruimte gegeven. Hij kan zijn foto’s naar eigen idee op esthetisch, politiek en sociaal maatschappelijk niveau manipuleren en vormgeven. Ook integreert hij zijn foto’s in bewegende beelden en installaties, zoals Keyhole (2012-13), waarbij je als toeschouwer door twee sleutelgaten kunt kijken en je afvragen wat zich daar nu daadwerkelijk afspeelt.

Rond 2012 besluit Olaf een drieluik te maken over de steden Berlijn, Shanghai en Palm Springs. Het is zijn meest recente werk. Hij geeft door middel van zijn intrigerende foto’s zijn visie over de mensen op deze plaatsen.

Berlijn, 2012

Het Interbellum is een periode waar Olaf door wordt gefascineerd. In het Berlijn van de jaren twintig zijn de mensen euforisch na de Eerste Wereldoorlog, maar er is ook een teloorgang te zien van waarden. Het schilderij Der Salon I, 1921 van Otto Dix is zijn uitgangspunt voor de foto Clärchen’s Ballroom, Mitte. Hij ziet ook een strijd tussen oud en jong en vindt dat het kind in de Westerse samenleving steeds meer macht krijgt. Hij fotografeert dan ook kinderen die macht uitstralen op een allesbehalve prettige manier. De foto Portrait 05 toont een jong meisje met blonde vlechten geheel gekleed in perfect zwart leer en zwarte rijglaarzen. Zij zit op een veel te hoge stoel en kijkt met een strakke verkilde blik de ruimte in. Op de foto Masonic Lodge, Dahlem, zie je een blank jongetje in een zwart pak, met leren handschoenen aan, wijzen naar een prachtige donkere man. Deze draagt alleen een soort badpak dat behangen is met onderscheidingen. Hij staat op een karretje met vier wielen en ziet eruit alsof jij een pop is.

Erwin Olaf, Berlin, Freimaurer Loge Dahlem, 22nd of April, 2012, 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Erwin Olaf, Berlin, Freimaurer Loge Dahlem, 22nd of April, 2012, 2012 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Midden in de zaal staat een carrousel. Je ziet een geknielde en geblinddoekte clown, die er triest uitziet. Daaromheen draaien kinderpoppen zonder hoofd met allerlei verschillende kostuumpjes aan in de rondte terwijl ze een liedje zingen. Je krijgt er een onbehaaglijk gevoel bij.

Shanghai, 2017 en Palm Springs, 2018

Terwijl Shanghai de stad van de toekomst zou moeten zijn volgens Olaf, portretteert hij een aantal jonge vrouwen in bewegende beelden (Shanghai). Ondanks het feit dat hun uiterlijk perfect is, is hun gemoedstoestand vreselijk triest. Ze lijken te smeken om hen te verlossen van hun verborgen eenzaamheid. Deze serie spreekt boekdelen! Alles wat zo mooi lijkt, is fake!

Hoewel Palm Springs een in de woestijn gelegen stad in Californië creëren de mensen daar hun eigen paradijzen. Olaf stelt in zijn verhalende foto’s de vraag of ze daar gelukkig zijn. Op de foto At the Pool, zie je op de voorgrond een gezette dame die naar een jong knap meisje aan de rand van het zwembad kijkt. Wat is hun relatie? Beide zien er niet echt gelukkig uit. Olaf geeft een hint met het boek Lolita van Vladimir Nabokov dat open op de terrastafel ligt.

Erwin Olaf, Shanghai, Huai Hai 116, Portrait #2, 2017 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Erwin Olaf, Shanghai, Huai Hai 116, Portrait #2, 2017 © Erwin Olaf. Courtesy Flatland Gallery

Op de foto The Kite zie je aan de ene kant een donkere vrouw en een klein halfbloed meisje. Ze staan op een ruw terrein, waar ze aan het picknicken zijn. De vlieger van het meisje (de vlag van de VS) is aan de andere kant, in een park met windmolens in een verdorde boom gekomen en gescheurd. Ook hier vraag je je af wat er aan de hand is.

Aanrader

Dit is met recht een overdonderende tentoonstelling. Het vele werk dat is te zien laat aan de ene kant zijn technische ontwikkeling zien, maar ook zijn kracht om zichzelf steeds te vernieuwen. Bovendien weet hij de toeschouwer steeds te aan te zetten om zijn eigen fantasie te gebruiken. Terugkijkend op zijn werk komt er eigenlijk maar een overkoepelend thema ter sprake: vrijheid en hoe die vrijheid op allerlei manieren wordt onderdrukt of beperkt. Zelfs zijn foto’s van de Koninklijke familie dragen dit gevoel uit.

Boeken / Non-fictie

Bondig over Bruegel

recensie: Nils Büttner - Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen

Pieter Bruegel de Oude wordt terecht één van de allergrootste schilders genoemd: De Boerenbruiloft, De Kinderspelen, De Ekster op de Galg … Het zijn maar enkele van zijn meesterwerken die tot het collectieve geheugen behoren. Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, van hoogleraar middeleeuwse en moderne kunstgeschiedenis Nils Büttner, is een fijne kennismaking, zij het voor een onbestemde doelgroep.

Wie zoals ondergetekende het genoegen had om de in alle opzichten unieke Bruegel-expositie in Wenen te zien, waar 30 van zijn 40 schilderijen en heel wat tekeningen te zien waren, kan er niet onderuit: de man was een genie. Als geen ander slaagde hij erin het leven van alledag te koppelen aan inzichten in de kleinmenselijkheid, of het vrome (vastende mensen) samen af te beelden met het scabreuze (schijtende mensen). Hij perfectioneerde landschapskunst en is tot op vandaag onovertroffen in het schilderen van winterse taferelen, die je als toeschouwer de koude doet voelen. Met Jagers in de Sneeuw als beroemdste voorbeeld.

Bruegel en Bosch

Bruegel wordt wel eens weggezet als epigoon van Jeroen Bosch, die hem net voorging en tijdens zijn leven al een legende was. En de auteur van Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen geeft toe dat schilderijen als Dulle Griet en De Val van de Opstandige Engelen inderdaad rijkelijk putten uit de esthetiek van de meester uit ’s-Hertogenbosch – sommige van zijn tekeningen werden zelfs met ‘Bosch’ ondertekend om ze waardevoller te maken. Maar Bruegel was geen kopiist, hij doet veel meer met Bosch volgens het principe van de aemulatio: je bestaande esthetische verdiensten eigen maken en die vervolgens verbeteren.

Bruegel voor dummies?

Is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen, gelet op de bescheiden afmetingen en omvang (175 pagina’s), de ideale Bruegel for dummies? Nee, daarvoor gaat de auteur te vaak dieper in op specifieke werken om hun betekenis te duiden en – op een vaak erg technische manier – toe te lichten. Bovendien zijn de biografische details wat te gestoffeerd met namen van kunstverzamelaars en schilders die bij ‘dummies’ geen belletje zullen doen rinkelen.

Anderzijds is het geen aanwinst voor Bruegel-aficionada: daarvoor vertelt het boekje niets nieuws en levert het geen bijkomende inzichten. Daarmee valt het werk van Nils Büttner eigenlijk tussen twee stoelen: voor wie is Bruegel. De Schilder van Boeren en Heiligen eigenlijk bedoeld? Mijn gok: voor lezers zoals ik, die geïnteresseerd zijn in kunst(geschiedenis) en gefascineerd door Bruegel, maar er niet genoeg van afweten en dus van de inzichten van Büttner smullen. En het dus ook bijvoorbeeld jammer vinden dat bepaalde anekdotes – zoals het feit dat vrijende koppeltjes en erecties op Bruegels schilderijen werden gecensureerd om ze braver te maken – niet aan bod komen. Nog een klein minpuntje: de kleurkatern in het midden met tientallen van zijn schilderijen is weliswaar fraai vormgegeven, maar veel te klein om de werken adequaat te consumeren. Bruegel is een fijn boekje voor een kleine doelgroep, en meer moet dat soms niet zijn.

PS. Voor de liefhebbers: de auteur maakte gelijkaardige biografische werken over Rembrandt, Rubens en Bosch.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Ann Veronica Janssens, Gaufrette Sequence no. 2, 2018, courtesy de kunstenaar; foto Peter Cox
Kunst / Expo binnenland

Een visueel spel met de waarneming

recensie: Ann Veronica Janssens in De Pont
Ann Veronica Janssens, Gaufrette Sequence no. 2, 2018, courtesy de kunstenaar; foto Peter Cox

Het werk van Ann Veronica Janssens (Folkestone, 1956) in museum De Pont in Tilburg biedt een intrigerend visueel schouwspel. Maar dit is zeker niet het enige wat Janssens de beschouwer te bieden heeft.

Ann Veronica Janssens, Untitled (White Glitter), 2016-doorlopend, courtesy de kunstenaar en Alfonso Artiaco Gallery, Napels; foto Ben Westoby

Ann Veronica Janssens, Untitled (White Glitter), 2016-doorlopend, courtesy de kunstenaar en Alfonso Artiaco Gallery, Napels; foto Ben Westoby

Een deel van de museumvloer ligt bezaaid met glitters die willekeurig lijken te zijn uitgestrooid. Wanneer je erlangs loopt, zorgt de reflectie van het licht op de kleine deeltjes voor een prachtig kleurenspel van goud-, blauw- en groentinten. Het standpunt van de beschouwer is dus zeer bepalend voor de receptie van dit werk; iets dat in meerdere werken van Janssens het geval is.

Een individuele ervaring

Voor Gaufrette Sequence no. 2 (2018) heeft Janssens glazen platen tegen een wand gezet. Tussen elk van de twee platen bevindt zich een iriserend kleurfilter. Daardoor zijn er andere kleuren waar te nemen als de kijker van plaats verandert. Ook in Acapulco Kiss (2011-2018) is de actie van de beschouwer belangrijk voor de waarneming van het werk. Het bestaat uit een glazen ‘aquarium’, gevuld met water, paraffine-olie en alcohol. Door reflectie en breking van licht ontstaan in het oppervlak verschillende kleuren en beelden. Als je om de glazen box heen loopt, krijg je telkens een ander beeld te zien.

Janssens speelt op deze manier met de individuele ervaring van de museumbezoeker. Als kunstenaar wil ze datgene aanbieden wat de toeschouwer nodig heeft om zijn eigen ervaring te kunnen bepalen. Janssens zegt hierover: ‘Niets is mooier dan de eigen perceptie van een persoon. Ik probeer de grenzen daarvan op te zoeken.’

Ann Veronica Janssens, Untitled (Light Beam), 2002, courtesy de kunstenaar; foto Philippe De Gobert

Ann Veronica Janssens, Untitled (Light Beam), 2002, courtesy de kunstenaar; foto Philippe De Gobert

Het onzichtbare zichtbaar

Volgens de tekst die het museum bij de tentoonstelling vermeldt, creëert Janssens beelden die het onzichtbare zichtbaar maken. De basismaterialen hiervoor zijn licht, kleur en ruimte. Haar werk speelt met de zintuiglijke waarneming van de toeschouwer, en vraagt ook om een actieve houding. Het spanningsveld tussen zichtbaar en onzichtbaar, of misschien nog wel meer tussen tastbaar en ontastbaar, wordt in Untitled (Light Beam) (2002) duidelijk. Een kleine donkere ruimte wordt met een krachtige lichtbundel diagonaal in tweeën verdeeld. Hoewel er geen sprake is van een daadwerkelijke grens zorgt de lichtbundel wel degelijk voor een radicale visuele tweedeling.

Gedesoriënteerd in het museum

De mistinstallatie in het midden van de museumruimte lijkt het klapstuk van de tentoonstelling: er staat een rij bezoekers te wachten om naar binnen te mogen. In de ruimte vol mist, verlicht door zacht gekleurde lichtbundels in blauw- en oranje tinten raak je als bezoeker al snel de oriëntatie volledig kwijt. Voorzichtig schuifel je door de ruimte, op de tast verkennend waar de wanden zich bevinden. Soms doemt onverwacht een andere museumbezoeker op uit de mist. Het maakt de mistruimte zonder twijfel een leuke ervaring. De bevraging van de eigen waarneming, wat Janssens met dit werk wil bewerkstelligen, komt in deze installatie echter minder sterk naar voren dan in haar andere werken.

Ann Veronica Janssens, Blue, purple and orange, 2018, courtesy de kunstenaar en Esther Schipper, Berlijn; foto Andrea Rossetti

Ann Veronica Janssens, Blue, purple and orange, 2018, courtesy de kunstenaar en Esther Schipper, Berlijn; foto Andrea Rossetti

De staande glasplaten en de glitters op de vloer roepen sterk op om nog een keer te kijken en de vraag te stellen wat we nu werkelijk ervaren en zien. De mistruimte is wellicht een wat te letterlijke vertroebeling van het zicht, waardoor de vraag zich minder opdringt.

Een uitnodiging tot verwondering

Ann Veronica Janssens zorgt ervoor dat je als museumbezoeker niet passief kunt consumeren. Haar werken lenen zich niet voor een vluchtige blik, maar dagen uit om dichtbij te komen, lang en intensief te kijken, en verschillende standpunten in te nemen. Janssens’ beeldtaal is niet complex en hoogdravend, haar werken zijn visueel aantrekkelijk en spreken tot de verbeelding. Maar ze doen meer dan dat: ze nodigen doeltreffend uit tot verwondering over alledaagse verschijnselen als licht, kleur, mist en reflectie.

Olsthoorn Vanderwilt, collectie 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Olsthoorn Vanderwilt
Kunst / Expo binnenland

Eindelijk! Vrouwelijke Ontwerpers in de Schijnwerpers

recensie: Recensie: Femmes Fatales. Sterke vrouwen in de mode
Olsthoorn Vanderwilt, collectie 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Olsthoorn Vanderwilt

Vrouwen lijken altijd een strijd te moeten leveren om erkend te worden. Dit geldt in politiek en economisch opzicht, in de beeldende kunst en ook op modegebied. Deze tentoonstelling neemt ons mee in de tijd en laat de ontwikkelingen in de mode zien vanaf de achttiende eeuw tot heden. En let wel! Natuurlijk komen er alleen vrouwelijke ontwerpers aan bod.

Van bekende tot minder bekende ontwerpsters; van onmogelijke hoepelrokken tot vrijetijdskleding; van protest- tot extreme kleding en ware kunstwerken. Het is allemaal te zien. Het Gemeentemuseum in Den Haag heeft alles uit de kast gehaald om ons te laten genieten.

Coco Chanel, 1935 Foto Man Ray. Man Ray Trust ADAGP Pictoright Amsterdam 2018 Gemeentemuseum Den Haag

Coco Chanel, 1935 Foto Man Ray. Man Ray Trust ADAGP Pictoright Amsterdam 2018 Gemeentemuseum Den Haag

De Suffragettebeweging

De Suffragettes (1903) was de eerste Engelse vrouwenbeweging, die streden voor vrouwenkiesrecht. Dit was echter niet het enige dat zij bereikten. Vrouwen gingen ook op andere gebieden meer nadenken over hun rol. De vrouwen in de achttiende eeuw hadden nauwelijks bewegingsvrijheid in hun hoepelrokken. De Suffragettes droegen zogenoemde reformkleding, rechte en eenvoudige jurken met nauwelijks versiering. Deze kleding gaf vrouwen veel meer bewegingsvrijheid. Waarschijnlijk werd Coco Gabrielle Chanel (1883-1971) door deze kleding geïnspireerd. Zij ontwierp meer casual kleding en gebruikte soepele stoffen als jersey.

Het Interbellum 1918-1939

In diezelfde periode koos Jeanne Lanvin in tegenstelling tot Chanel een ander pad; zij ontwierp onder anderen schitterende baljurken en Japanse kimono’s met borduursels, kralen, pailletten en parels. Ook Elsa Schiaparelli ontwierp vernieuwende mode, zoals pakken met brede schouders, jumpsuits, wikkeljurken en gebruik van ritsen. Ieder succesvol modehuis had zo zijn eigen specialiteit. Na de Tweede Wereldoorlog werd de vrouwenmode weer traditioneler. Het was weer de mannelijke ontwerper die de toon zette. Bewegingsvrijheid was niet het belangrijkste aspect van hun ontwerpen.

Stella McCartney. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Stella McCartney

Stella McCartney. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Stella McCartney

Ontwikkelingen sinds de jaren zestig

De tweede en derde feministische golf eiste in de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig gelijkheid tussen mannen en vrouwen op allerlei gebied. Dit uitte zich ook in de kleding.

Mary Quant opende in 1955 in Londen de eerste winkel met minirokjes. Agnès Troublé (b) kwam halverwege de jaren zeventig met werkkleding met een androgyn karakter. Katherine Hamnett (1947) en Vivienne Westwood (1941) zetten zich in voor een beter milieu en een duurzame mode-industrie. In de jaren tachtig kwam Donna Karan met ‘fit for the job’ op een mannelijke manier. In 1985 introduceerde zij de ‘seven easy pieces’, een minigarderobe van jersey met als basis een zwarte body stocking.

Veel van de trends uit het verleden verschijnen in een ‘nieuw jasje’ opnieuw. Stella McCartney lanceert in 2001 de eco-mode. Zij is de eerste ontwerpsters die duurzaamheid succesvol onder de aandacht brengt. De # Metoo-beweging wordt in 2017 geïntroduceerd in de kledingwinkels van Diane van Fürstenberg in New York. Iris van Herpen pioniert sinds 2010 als eerste met 3D-printtechnieken, waarmee zij de meest ongelooflijke creaties ontwerpt.

Iris van Herpen, Wilderness Embodied Courtesy Iris van Herpen. Foto Petrovsky & Ramone for Gemeentemuseum Den Haag

Iris van Herpen, Wilderness Embodied Courtesy Iris van Herpen. Foto Petrovsky & Ramone for Gemeentemuseum Den Haag

Een Feestje

De tentoonstelling laat zien wat vrouwelijke modeontwerpers hebben bereikt. Dat gebeurt door middel van beeld, geluid en natuurlijk mode. Meer dan mannelijke ontwerpers gebruiken vrouwelijke ontwerpers hun werk om een statement te maken. Ondanks de wauw- en oh-effecten is van de getoonde mode niet alles draagbaar (Comme les Garçons) voor de gewone vrouw. Ten eerste is het niet te betalen en ten tweede kan niet ieder vrouw gekleed worden als een fatale vrouw.

De Griekse ontwerpster Mary Katrantzou zei in een interview het volgende: “[…] Ik denk dat je door mode je humeur kunt verbeteren. Maar ik denk dat een femme fatale een bepaald soort vrouw is, dus, denk ik, je moet er een zijn en dan doen de kleren gewoon het werk om dat te bevorderen. Niet iedere vrouw kan een femme fatale zijn.” En zo is het maar net.

Mary Katrantzou, collectie zomer 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Mary Katrantzou

Mary Katrantzou, collectie zomer 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Mary Katrantzou

Liz Magic Laser, The Thought Leader, 2015
Kunst / Expo binnenland

Op je sokken door het museum

recensie: Een Ontembare Kracht: Het kind als inspiratiebron voor CoBrA en kunst van nu
Liz Magic Laser, The Thought Leader, 2015

CoBrA-kunst wordt soms wat kort door de bocht omschreven als zijnde ‘kindertekeningen’. Dat is niet helemaal uit de lucht gegrepen, want kinderen inspireerden de CoBrA-kunstenaars in sterke mate. ‘Een Ontembare Kracht’ werpt een verfrissende en eigentijdse blik op deze inspiratiebron.

Op zoek naar een nieuw begin raakten CoBrA-kunstenaars begin jaren ’50 gefascineerd door kinderen en hun open blik, spontaniteit, onbevangenheid en fantasierijke belevingswereld. Dit uitte zich in een kunst van karakteristieke simpele vormen en gekras zoals op kindertekeningen.

Karel Appel, Spelende kinderen, 1948, Collectie Cobra Museum © Karel Appel Foundation c/o Pictoright Amsterdam 2018

Karel Appel, Spelende kinderen, 1948, Collectie Cobra Museum
© Karel Appel Foundation c/o Pictoright Amsterdam 2018

 

In het werk van CoBrA-coryfeeën zoals Karel Appel, Constant, Corneille en Lucebert is die beeldtaal onmiskenbaar aanwezig. Als een slingerende omlijsting beweegt de CoBrA-kunst zich langs de buitenste wanden van de tentoonstellingsruimte. Ze zijn van context voorzien middels informatieve video’s, tijdschriften en andersoortig documentatiemateriaal met vermakelijke feitjes. Zo beschouwde CoBrA-kunstenaar Asger Jorn de uitgestoken tong bijvoorbeeld als teken van verzet. De CoBrA-kunstenaars toonden hun werk soms zij aan zij met kindertekeningen – een voorbeeld dat door de curator op geslaagde wijze is opgevolgd.

Spontaniteit genuanceerd

De tentoonstelling ‘Een Ontembare Kracht’ slaat ook een brug naar het nu: CoBrA-kunst treedt in dialoog met hedendaagse kunstwerken waarin het kind een rol speelt. Een belangrijk gegeven daarin is dat de veronderstelde ‘spontane’ creativiteit van kinderen in de afgelopen decennia meer genuanceerd is geraakt. In de tijd van CoBrA stond de kennis hierover zogezegd nog in de kinderschoenen. Tegenwoordig wordt ook de invloed van de omgeving hierin meegenomen, bijvoorbeeld het onderwijs en de cultuur waarin je opgroeit. De visie die de huidige tentoonstelling geeft op de vrije, creatieve expressie van het kind is dientengevolge wat kritischer van aard.

Kleine volwassenen

Die kritische noot is met name te vinden in hedendaagse videowerken, waarin het onbevangen kind-zijn centraal én ter discussie staat. Liz Magic Laser’s The Thought Leader (2015) – inclusief de al dan niet bewuste verwijzing naar de opstandige tong van Jorn – toont een elfjarige die als charismatische spreker volwassenen toespreekt. Eigenlijk citeert hij uit een pessimistisch boek, maar zijn onwetende publiek is duidelijk in de war.

Priscila Fernandes, For a better world, still from video, 2012

Priscila Fernandes, For a better world, still from video, 2012

 

Ook het jonge kunstschaats duo in Magic Laser’s video Kiss and Cry (2015) oogt als twee kleine volwassenen, met alleen nog tijd om te trainen. De video For A Better World van Priscilla Fernandes (2012) toont een pretpark waar kinderen ‘spelenderwijs’ beroepen oefenen. Eigenlijk lijken alleen Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Soelayman, Moestafa, Hawwa, en Dzoel-kifl uit Joost Conijn’s gelijknamige video (2004) zich nog te wagen aan authentiek, fantasierijk kinderspel.

Voor alle leeftijden

Veel van de eerdergenoemde, meer ‘serieuze’ videowerken zijn gehuisvest in knusse tentjes, vol knuffels en spelletjes zoals Pim-Pam-Pet. Daarnaast mag er ook met de kunst zelf gespeeld worden. Zo is er de speciaal voor de tentoonstelling gemaakte ‘muur’ van Nicolás Paris (a small world or a place between an insect and an adult, 2018). Ook de bordspellen met ruimte voor fantasie van Maze de Boer (PLAY, 2014) en het experimentele blokkenspel ontworpen door Stéphanie Marin (Play YET!, 2014) nodigen uit om mee aan de slag te gaan.

Joost Conijn, Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Soelayman, Moestafa, Hawwa, Dzoel-kifl, 2004

Joost Conijn, Siddieqa, Firdaus, Abdallah, Soelayman, Moestafa, Hawwa, Dzoel-kifl, 2004

Het wordt daarom ook harte aangemoedigd om de tentoonstelling op kousenvoeten te bezoeken. Daarnaast zijn veel kunstwerken dusdanig laag opgehangen dat de gemiddelde volwassene door de knieën moet, en kan de kleine mens gebruikmaken van opstapjes bij hoge vitrines.

Transformaties

De focus op het kind creëert een interessante dialoog, waarin verschuivende perspectieven op speelse wijze zichtbaar worden gemaakt. Het wordt duidelijk dat de kennis over de kinderlijke ontwikkeling in de afgelopen ruime halve eeuw een enorme vlucht heeft genomen. Tegelijkertijd lijkt ook een vorm van achteruitgang te worden aangekaart.

Dat contrast tekent zich vooral af in de eigentijdse waarden. In de huidige maatschappij lijkt het kind steeds vroeger te transformeren tot een kleine volwassene. Er is weinig ruimte voor doelloos, spelenderwijs aanrommelen. ‘Een Ontembare Kracht’ lijkt die grens tussen kind en volwassen op te zoeken, te vervagen en te overtreden. En dat is bijzonder verfrissend.