Tag Archief van: boeken

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.

Boeken / Non-fictie

Kraakhelder geschreven

recensie: Ralf Mohren - Droogte. Vijftien jaar leven zonder alcohol in het volle licht.

De Eindhovense schrijver Ralf Mohren schreef eerder over zijn alcoholverslaving in zijn alom geprezen debuut Tonic. In dat boek is het zijn alter-ego dat de hoofdrol vervult. In Droogte is hij zichzelf, wat het relaas nog heftiger maakt. Hij geeft zich volledig bloot. Een gedurfd boek dat anderen tot inzicht zou kunnen laten komen.

Een boek schrijven waarin je zelf de verschrikkelijke hoofdrol vervult van een leven dat gedeeltelijk verwoest is door een alcoholverslaving, is een heftige ontboezeming. Het getuigt van moed en het rotsvaste vertrouwen dat het beeld over jezelf je geen parten gaat spelen in je dagelijkse leven. Je kan je niet meer verbergen achter een personage. Misschien brengt dat wel een bevrijding!

Mohren aan het woord op de radio

In een radio-interview op L1 Radio op 9 januari jl. sprak schrijver Ralf Mohren over zijn nieuwste boek Droogte. Hij sprak daar openhartig over dit boek waarin we een kijkje in zijn hoofd krijgen. Over zijn vroegere alcoholverslaving schreef hij zijn debuut Tonic (2015). Op 1 mei 2021 is het vijftien jaar geleden dat hij zijn alcoholisme achter zich liet. Maar zoals de auteur zegt: “Ik blijf alcoholist al drink ik geen alcohol meer. Ik durf ook geen alcohol meer te drinken want ik weet dat het dan weer fout gaat, omdat ik geen maat kan houden. Drank blijft een rol spelen in mijn leven ook al heb ik de alcohol achter me gelaten.”

Droogte is een boek met memoires, een literair non-fictiewerk. Over de inhoud zegt hij: “Ik heb dingen uit mijn hoofd gelaten en op papier gezet, die je anders liever binnenhoudt. Het is heel persoonlijk en het is zoals het is.” De schade die de verslaving aanrichtte is nog steeds voelbaar. “Mijn vrouw Marlies heeft dit boek gelezen en ze mocht zeggen wat ik eruit zou moeten halen, maar ze heeft niets aangegeven wat ik moest schrappen. Daar ben ik trots op. Eigenlijk brengt het ons weer dichter bij elkaar. Het maakt ons sterker,” vertelt hij openhartig. Zijn tienerzoons zullen later dit boek ook gaan lezen, weet hij natuurlijk. Hij heeft ze wel eens verteld over zijn verleden, dus het is al geen geheim meer. Zijn leerlingen op school kennen zijn debuut en daar is ook over gesproken. Ook dit nieuwe boek zal zijn leerlingen in 4 havo bereiken. Het zal niet alleen hen maar ook veel andere mensen helpen, hoopt Mohren. In de achtertuin van Jack Poels van het album Blauwe vear, sluit het interview op de radio af. Het liedje is op verzoek van de schrijver te horen en hij draagt het op aan zijn zoons.

In alle openheid

Wie het boek Droogte gelezen heeft kan niet anders dan een zucht van verlichting slaken, wanneer hij of zij nooit een verslaving heeft ondervonden. Het andere gevoel dat je bekruipt is een gevoel van verwondering over de heldere taal, die de auteur spreekt. Hij is heel open over de wonden die zijn alcoholverslaving in zijn leven heeft achtergelaten en vijftien jaar na dato nog steeds achterlaat. Soms zijn het littekens, maar soms zijn het gewoon open wonden. Die wonden likt en verzorgt hij met dit boek. Door het tonen van deze beschadigingen is hij duidelijk voor anderen tot steun, die het inzicht en de ervaring nog niet hebben gekregen over wat er allemaal stuk gaat bij zo’n bezetenheid.

Er wordt haarfijn uitgelegd dat hij, ondanks dat hij al vijftien jaar niet meer drinkt, nog steeds alcoholist is en dat ook altijd zal blijven. Voor velen is dat misschien wel de grootste openbaring. De schrijver neemt ons mee naar concerten, voetbalwedstrijden en feestjes, die voor hem nu – met nul procent alcohol – net zo leuk zijn, maar wel anders zijn om te ervaren. Om zijn compleet geruïneerde huwelijk kan hij niet heen. Wederzijds begrip is er inmiddels al wel en ook zijn ze er samen voor beide jongens. Een leven in status quo lijkt het. Open staan voor wat nieuws maar daar nog niet in slagen.

Mohren schuwt niet om ook het seksleven aan de orde te stellen. In korte hoofdstukken raakt de schrijver alle hoekjes en gaatjes van zijn leven en laat ons vrijelijk meekijken in wat er omgaat in zijn dagelijks leven. De fijne stijl van schrijven maakt dat het boek leest als een trein. Van een neerlandicus mogen we eigenlijk niet veel anders verwachten, maar leraar zijn is toch nog wat anders dan zelf schrijven. Deze leraar schrijft een helder en open verhaal van zijn eigen leven. Dat zal zeker in de klas de nodige tongen losmaken. Mohren weet daar raad mee, zo heeft hij ook tijdens zijn debuut al eens besproken. Zelf schrijft hij op de achterflap van het boek dat het schuurt, maar een woord als ‘kraken’ is misschien nog wel toepasselijker. Het is namelijk kraakhelder hoe het leven na de verslaving eruit ziet en dat in kraakheldere taal! Droogte legt zijn pijnlijke ziel bloot, maar roept vooral heel veel respect op.

 

Boeken / Fictie

Van der Vlugt heeft er kaas van gegeten

recensie: De kaasfabriek - Simone van der Vlugt

De kaasfabriek, de nieuwe historische roman van Simone van der Vlugt, is de kroon op haar schrijversjubileum. Maar liefst 25 jaar lang trakteerde ze haar lezerspubliek op bloedstollende thrillers, jeugdboeken en historische verhalen. Ditmaal siert de auteur zelve de voorkant van het boek: ze ging in negentiende-eeuwse klederdracht op de foto om – vermoedelijk – in de huid te kruipen van haar protagoniste, de eveneens sterke vrouw Lydia. De kaasfabriek is één heerlijke ´fondue´, waarin allerlei smaken rond wemelen. Van bittere rouw tot zoetsappige liefde.

Deze roman telt niet één, maar zelfs twee dappere, vrouwelijke hoofdfiguren: Lydia Oorthuys en haar dochter Eleonora (kortweg ´Nora´). Hoewel ze beiden opgroeien in totaal verschillende periodes (1892 versus 1913), blijkt dat er voor vrouwen in beide periodes nog flink wat winst valt te behalen. In juli 1892 is Lydia een jonge, rijke wees van adellijke afkomst en besluit ze om een kaasfabriek op te starten in de buurt van haar buitenhuis Welgelegen in Purmerend, iets waar haar vader zich mee bezighield voor zijn dood. Ze stuit al snel op een compagnon: de boer Huib Minnes, geboren en getogen in Purmerend. Een man weliswaar, aangezien vrouwen in die tijd niet eens een eigen rekening konden openen, laat staan autorijden of stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. De nauwe samenwerking drijft de jonge aristocrate in de brede armen van de – eveneens verweesde – boer, met zijn woeste, bruine krullen. De samenwerking tussen Huib en Lydia blijkt al snel héél vruchtbaar. Na korte tijd is Lydia zwanger en twijfelt ze of ze het kind moet houden. Ze vreest dat ze met haar bastaardkind niet langer welkom zal zijn in de hoge, sociale kringen van Amsterdam én daarbij: hoeveel kan ze het kind bieden op De Purmer, de kaasfabriek van Lydia en Huib?

Enkele jaren later, in november 1913, staat Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Lydia´s dochter is uitgegroeid tot een verwende jongedame die haar eerste ontdekkingen doet op het gebied van de liefde. Al snel dienen de eerste vrijers zich aan en dingt de Belg Ralph Reymaekers naar haar hand. In eerste instantie weifelt Nora, maar na een fikse ruzie met haar moeder, besluit ze om zich in dit huwelijk te storten. Nora verhuist met haar echtgenoot naar Antwerpen, alwaar het prille geluk van de tortelduifjes in duigen valt. Ralph blijkt grootse geheimen te hebben en de ontrafeling daarvan leidt ertoe dat Nora levensbepalende keuzes moet maken, terwijl de Duitse kogels en granaten haar letterlijk om de oren vliegen.

Geschiedenisles

Het bovenstaande toont aan dat Van der Vlugt wederom verschillende belangrijke historische gebeurtenissen met elkaar weet te verweven: de eerste feministische golf (ook belangrijke feministische figuren passeren de revue), de Eerste Wereldoorlog, verboden liefde, de standenmaatschappij, de uitvinding van de stoommachine en radioactiviteit, de industrialisatie en ga zo maar door. Keer op keer weet de schrijfster de lezer te boeien, omdat er telkens weer nieuwe zijpaden ontstaan in het verhaal. Nieuwe personages en nieuwe verhaallijnen volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Dit deed de schrijfster eerder al in Nachtblauw, een roman over het ontstaan van het Delfst blauw en hoofdpersonage Cathrijn zowel meesterschilder Rembrandt van Rijn als Johannes Vermeer ontmoet. Zo komen de personages in De kaasfabriek onder andere met Marie Curie in aanraking. Die ontmoetingen geven, ondanks het feit dat ze wel heel onwaarschijnlijk lijken, het boek juist iets reëels. Tevens benadrukken deze personages de tijdsgeest waarin Nora en Lydia leven. Een tijd waarin de technologie nog in de kinderschoenen stond en het haast opmerkelijk was dat vrouwen mannen in hun werk konden evenaren of zelfs overstijgen.

Vrouwelijke opmars

Gezien alle verwikkelingen in het boek, is het bijna verrassend dat Van der Vlugt het boek De kaasfabriek heeft genoemd. Naarmate de tijd in het boek verstrijkt, lijkt die immers een ondergeschikte plek te krijgen. Het draait meer om de ingewikkelde familierelaties in het boek en de worsteling om los te komen van de denkbeelden die je al van vroeg af aan zijn aangepraat of jou worden opgedrongen door de maatschappij waarin je leeft. De kaasfabriek staat vooral symbool voor de vrouwelijke opmars. De kracht van een vrouw, die van moeder op dochter wordt doorgegeven.

Literaire eenvoud

Hoewel het boek vele personages kent, wordt het verhaal nooit complex. Personages worden zo vertrouwd beschreven en zozeer uitgekleed, dat je gemakkelijk meegaat in hun belevingswereld. Zo is ook de schrijfstijl verre van ingewikkeld. Van der Vlugt bedient zich van simpel taalgebruik en weet in alle eenvoud haar verhaal aan de man (én vrouw) te brengen. Verwacht van deze schrijfster geen literaire hoogstandjes of gegoochel met allerlei stijlfiguren en omslachtige zinnen vol details: inhoud gaat hier boven taal. Die afwezigheid van figuurlijk taalgebruik, zorgt ervoor dat je met gemak door 384 pagina´s heen slaat. Dat gaat overigens met zoveel gemak dat het einde zich nogal abrupt aandient. Op het einde boort Van der Vlugt alle hoop de grond in en blijf je met vragen zitten. En juist die vragen zorgen ervoor dat meer kennis over deze fascinerende periode lokt. Hoe zou het échte mensen, echte vrouwen, zoals Nora en Lydia zijn afgegaan? Het antwoord daarop weten we deels: in 1922 kregen de vrouwen in Nederland het kiesrecht, waar enkelen zo hard voor hadden gevochten.

Kortom, ook deze historische roman is weer een rijke vertelling. Van der Vlugt is de ideale geschiedenisdocent: alle gebeurtenissen rondom de Eerste Wereldoorlog worden opgediend en opgesmukt met romantiek. Dit zorgt ervoor dat je haast omstander wordt van deze oorlogsjaren: het is een zoveel persoonlijker inkijkje dan elk non-fictief boek over de Eerste Wereldoorlog je kan geven. En dát, dat is de magie die de historische verhalen van Van der Vlugt omhult.

Boeken / Non-fictie

Feminisme vanuit mannelijk perspectief

recensie: Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Over feminisme, existentialisme, God, liefde en seks. - Ruud Welten

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Filosoof Ruud Welten in elk geval niet. In nog geen 200 pagina’s geeft hij een zeer scherpe, diepgaande en tegelijkertijd actuele en zelfs vermakelijke uiteenzetting van haar denken over sekse-ongelijkheid – en koppelt dit bovendien aan de hedendaagse samenleving.

Wie is er niet bang voor Simone de Beauvoir, zou je je ook kunnen afvragen. Volgens Welten zijn dat maar weinig mensen. De meeste mannen én vrouwen willen het liefst ver van de ongemakkelijke boodschap van De Beauvoir vandaan blijven. Ook Welten zelf liet de ‘bijbel van het feminisme’ – De tweede sekse (1949) – lange tijd links liggen, ondanks zijn interesse in het existentialisme. Toen hij het uiteindelijk las was hij ‘verbluft en, als man, met schaamte vervuld’.

De tweede sekse

Met De tweede sekse laat De Beauvoir zien dat de vrouw in de westerse wereld steeds ondergeschikt is aan de man en dat dit niet van nature zo is (het had ook anders kunnen zijn). Een samenleving waarin één van de twee seksen structureel op de tweede plek wordt gezet, is een onvrije samenleving. De Beauvoir schrijft in geen enkel opzicht een aanklacht tegen de man, ook al wordt haar feminisme maar al te vaak wél op die manier opgepakt. Welten laat zien dat – als het boek al een aanklacht is – het eerder omgekeerd  is: gericht aan de vrouw. Maar eigenlijk laat de auteur vooral zien dat we De tweede sekse veeleer als een maatschappijkritiek kunnen lezen. Een kritische kijk op een maatschappij die vrijheid in stand houdt door de helft van de bevolking (want vrouwen zijn geen minderheid) achter te stellen, een samenleving die daardoor gewelddadig genoemd kan worden. Ook is De tweede sekse een echt existentialistisch boek; de nadruk ligt op vrijheid en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid.

Mythes

Het zijn zowel mannen als vrouwen die het beeld van ‘de vrouw’ in stand houden. Dit beeld van ‘de vrouw’ wordt gevormd door wat De Beauvoir mythen noemt. Mythen zijn normen- en waardensystemen die bepalen wat iets behoort te zijn. In het existentialisme leren we dat ‘de mens’ – in tegenstelling tot alle andere dieren en objecten – louter bestaan is, zonder essentie. De mens heeft geen essentie en is daardoor (in Sartres woorden: gedoemd om) vrij te zijn. Vanuit die vrijheid geeft hij zichzelf vorm. ‘De vrouw’ is ook een mens en voor haar geldt hetzelfde. Echter, dat is één ding. In het existentialisme leren we óók dat die vrije mens altijd gesitueerd is: zich in een omgeving en bepaalde omstandigheden bevindt. Deze omstandigheid doet nooit iets af aan de vrijheid die onlosmakelijk met het mens-zijn verbonden is. In elke omstandigheid hebben we de mogelijkheid om onze vrijheid te bevestigen.

Voor de vrouw is de samenleving de omstandigheid die haar door bestaande normen en waarden (mythen) over wat een vrouw behoort te zijn gevangenhoudt. In De tweede sekse laat De Beauvoir dat zien aan de hand van talloze voorbeelden uit de literatuur en geschiedenis. Deze vorm is passend, iemand is immers wie hij is in de specifieke situatie waarin hij zich bevindt. De Beauvoir zoekt niet naar oplossingen, maar legt bloot dat er een probleem is. Bovendien laat ze zien dat dit een probleem is van de maatschappij, en zeker niet een probleem van de vrouw. ‘De tweede sekse is dus een boek voor mannen, of in elk geval óók voor mannen.’

Vrijheid

Volgens het existentialisme moeten we onszelf begrijpen vanuit vrijheid. Dat betekent dat ik mezelf niet determineer door dingen te zeggen als ‘zo ben ik nu eenmaal’ of ‘zo hoort het’. Door de natuur zijn we nergens toe voorbestemd, we kiezen zelf wie we zijn en hoe we tegen onszelf en het leven aankijken. In de samenleving krijgt het verschil tussen de seksen vorm, niet door het natuurlijke verschil (dat er uiteraard is), maar juist door de manier waarop in de mythes die we elkaar vertellen tegen deze verhouding wordt aangekeken. Een meisje schaamt zich niet van nature voor haar menstruatiebloed, maar omdat dit haar door de samenleving wordt aangeleerd. ‘We internaliseren voortdurend de waarden die het betekenissysteem waarin we leven ons geeft.’ Dát het meisje menstrueert en de jongen niet is dus een biologisch gegeven, maar onze verhouding daartoe is cultureel bepaald.

Kwade trouw

Volgens De Beauvoir is het onmogelijk ons aan de mythes van de samenleving te onttrekken. Het enige wat we kunnen doen, is deze mythes transformeren. Feminisme is dus geen revolutie van de vrouw, maar van het begrippenkader van de maatschappij. Als we onszelf vanuit vrijheid willen begrijpen, moeten we dus van dit begrippenkader dat ons determineert af. Maar precies dat is wat we niet willen, blijkt wel uit het feit dat vandaag de dag nog nauwelijks iets is veranderd aan het man-vrouw discours waar De Beauvoir tegenin ging. Welten zet eenvoudig uiteen hoe deze mythes door onszelf in stand worden gehouden omdat we liever gedetermineerd dan vrij zijn. Sartre noemde deze ontkenning van onze intrinsieke vrijheid kwade trouw. We zijn te kwader trouw wanneer we dingen zeggen als ‘ik kon niet anders’ en daarmee de verantwoordelijkheid voor ons handelen buiten onszelf leggen. Zo zijn vrouwen ook te kwader trouw wanneer ze de mythes over ‘de vrouw’ steeds maar weer bevestigen en zo het begrippenkader over wat mannen en vrouwen zijn in stand houden.

Transcendentie tegenover immanentie

Welten wijdt één hoofdstuk aan de overeenkomst tussen het denken van De Beauvoir en dat van Freud over de psychoanalyse. Te kwader trouw zijn – jezelf ontkennen – komt overeen met het begrip verdringing bij Freud. Als het begrippenkader waarin het meisje opgroeit masculien is, zal zij een vreemde worden ten opzichte van zichzelf. Volgens Freud leidt zo’n situatie in de jeugd op latere leeftijd tot neurosen. Wat is dan die masculiene taal en die mythe over man of vrouw zijn?

Kortgezegd is bij de man het sleutelwoord transcendentie en bij de vrouw immanentie. De man treedt buiten zichzelf, gaat de wereld in, zet projecten op, maakt dingen, is actief. De vrouw is naar binnen gericht, zorgzaam, bescheiden, liefdevol, passief en offert zichzelf op ten gunste van haar kinderen. Deze transcendentie en immanentie komt zelfs terug in de vorm van mannelijke- en vrouwelijke geslachtsdelen. Dat van de vrouw is ‘onzichtbaar’, naar binnen gekeerd, als een ‘mysterie’. Dat van de man is zichtbaar en naar buiten gekeerd. Ook in de geslachtsgemeenschap is het de man die de ‘leegte’ van de vrouw opvult en daar bovendien iets achterlaat. Ook in de seksuele relatie is de vrouw steeds ‘wat ze nou eenmaal is’, ze vormt zichzelf niet als vrij wezen en is dus te kwader trouw. Tegenover de man, die juist een en al wording en bevestiging van zijn vrijheid is.

Hedendaags feminisme

Vandaag de dag is het denkkader dat De Beauvoir ons biedt volgens Welten volledig verdrongen. In plaats van een transformatie van betekenispatronen focussen we ons op zaken als ‘vrouwenquota’ en houden we dus nog net als in de tijd van De Beauvoir het masculiene discours en mythes over vrouwelijkheid in stand. Alleen al het woord vrouwenquota benadrukt dat de norm ‘man’ is. Het woord quotum verwijst ook naar een berekening. Als er genoeg vrouwen de top bereikt hebben kan de masculiene samenleving weer verder. Daarmee is een vrouwenquotum eerder de bevestiging van de sekse-ongelijkheid dan de oplossing ervan. De ongelijkheid moet weggepoetst worden, zonder dat gekeken wordt naar de basisstructuren van de maatschappij die voor deze ongelijkheid gezorgd hebben.

Gender tegenover sekse

Welten haalt ook de #Metoo beweging aan om te laten zien dat onze samenleving nog altijd wordt beïnvloed door het sekseverschil, waarin het bovendien letterlijk over seks gaat. We praten tegenwoordig over ‘gender’, waar De Beauvoir nog over ‘sekse’ sprak. Volgens haar was sekse méér dan alleen de biologische geaardheid, maar was het juist de sociaal-maatschappelijke betekenislaag van waaruit mannen en vrouwen zichzelf begrijpen. Deze overstap naar het woord ‘gender’ is volgens Welten kwalijk, omdat het de band met de seksualiteit verbreekt. Ook juist de seksualiteit en hoe deze gevormd is door de mythes die we onszelf vertellen speelt een belangrijke rol in de ongelijkheid. #Metoo maakt dat pijnlijk duidelijk.

Feminisme is achterhaald. Diversiteit is wat we vandaag de dag nastreven. Maar precies dit beleid moeten we volgens Welten met De Beauvoir in het achterhoofd wantrouwen. Juist het praten over inclusie en diversiteit bevestigt wederom de norm zonder juist die ter discussie te stellen. Ook hier wordt de vrouw wederom neergezet als minderheid.

‘Opnieuw plaatst het vrouwen in een positie waarin ze moeten verdedigen dat ze geen minderheid zijn, maar de helft van de mensheid, die bovendien zonder hen niet zou bestaan.’ 

Aanrader!

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? is een ontzettend fijn boekje. Het geeft in weinig bladzijden, korte en heldere verwoordingen een ongelofelijke diepgang en originele kijk op het denken van deze filosofe, waar helaas zo veel mensen nog altijd ‘bang’ van lijken te zijn. Welten laat zien waar dat door komt. Haar boodschap is voor zowel mannen als vrouwen ongemakkelijk, omdat het ze een spiegel voorhoudt. Als we in die spiegel kijken wordt duidelijk dat we onze vrijheid – die we juist zo hoog waarderen – ontkennen wanneer we niets willen veranderen aan het begrippenkader waarmee we onszelf begrijpen en waarbinnen nog steeds meisjes vrouw worden.

Welten schrijft vermakelijk, is duidelijk een kenner én geëngageerd. Niettemin schrijft hij ontzettend vlot en duidelijk. Maar bovenal laat hij zien dat we niet bang hoeven te zijn voor Simone de Beauvoir, zowel mannen als vrouwen niet. De Beauvoir is een zeer waardevolle denker die ons een belangrijke kijk op ons eigen samenleving heeft gegeven, waar we absoluut iets mee kunnen, als we maar willen.

 

 

Boeken / Non-fictie

Ongelijkheid geïnstitutionaliseerd

recensie: De tirannie van verdienste - Michael Sandel

De Amerikaanse filosoof Michael Sandel schrijft met De tirannie van verdienste één grote kritiek op het meritocratische ideaal, dat vooral in de Verenigde Staten hoogtij viert. Het boek is actueel, scherp, maar biedt helaas weinig perspectieven.

Harvard professor Michael Sandel is inmiddels wereldwijd bekend, met name door zijn kritiek op de politieke theorie van filosoof John Rawls en door zijn kritiek op een ongebreideld vrijemarktdenken. Bij het grote publiek verwierf hij pas echt faam als ‘rockster-filosoof’ toen Harvard zijn colleges over ethiek en politieke filosofie online gratis beschikbaar stelde.

De Amerikaanse droom

Amerika ziet zichzelf als hét land van vrijheid en gelijkheid. Iedereen – ongeacht afkomst, huidskleur, geaardheid, gender – kan succesvol zijn en stijgen op de sociaaleconomische ladder. Als je maar je best doet en hard werkt. Dat is het meritocratische ideaal: je sociaaleconomische positie wordt bepaald door je verdienste (merites). Iedereen krijgt wat hij verdient. Daaraan ten grondslag ligt een politiek systeem dat zo is ingericht dat iedereen gelijke kansen heeft.

Volgens Sandel is precies dit ideaal een gif dat onze samenleving en onszelf ziek maakt. Het gevolg van het heilig geloof in deze op verdienste gebaseerde verdeling in de maatschappij, is dat degenen die onderaan de sociale ladder staan niet alleen (kans)arm zijn, maar bovendien denken dat dit komt omdat ze gefaald hebben. Andersom staan de rijken of succesvollen niet alleen boven de rest, maar denken ze vooral ook dat ze hier recht op hebben. Ze hebben immers hard gewerkt om te komen waar ze nu zijn, hebben op een goede universiteit gezeten waar ze alleen maar terecht konden omdat ze nu eenmaal beter konden leren dan anderen. Kortom: je sociaaleconomische plaats in de maatschappij is het gevolg van jouw eigen handelen en daarmee volledig jouw eigen verantwoordelijkheid.

Winnaars en verliezers

Als ideaal klinkt dat zo gek nog niet, ware het niet dat de werkelijkheid weerbarstiger in elkaar steekt. Neem bijvoorbeeld de toelating tot de goede universiteiten zoals Yale, Stanford en Georgetown. Sandel laat zien dat in werkelijkheid het niet je schoolresultaten, maar het inkomen van je ouders is dat bepaalt of je wel of niet wordt toegelaten (sterker nog: je kunt een toelating letterlijk kopen). Bovendien is de Verenigde Staten een land met een kleine sociale mobiliteit; word je geboren in een arm gezin, dan is de kans klein dat je zelf ooit rijker wordt dan je ouders. Het Amerikaanse geloof dat iedereen die over aanleg beschikt en hard werkt kan opklimmen, strookt niet meer met de feiten.

Tijdens de verkiezingen van 2020 en de recentelijke bestorming van het Capitool – nota bene aangewakkerd door een zittend president – is nóg duidelijker geworden hoe de Amerikaanse democratie onder vuur ligt. Burgers verliezen hun vertrouwen in de grondbeginselen van de republiek die juist altijd als voorbeeld diende voor de rest van de wereld. Journalisten, wetenschappers, politici en zelfs verkiezingsuitslagen worden in twijfel getrokken. Volgens Sandel is deze steeds groter wordende tweedeling tussen winnaars en verliezers hét voorbeeld dat laat zien op welke manier het meritocratische ideaal gif is voor de democratie. (De tweedeling tussen winnaars en verliezers, die zo pijnlijk onder woorden werd gebracht door Hillary Clinton in 2016 in één van haar campagne speeches toen zij de Trump aanhangers wegzette als ‘deplorables’.) De verliezers voelen zich belazerd door de winnaars en dat is terecht, aldus Sandel. Het meritocratische ideaal is niks anders dan een manier om de (steeds groter wordende) ongelijkheid in de Verenigde Staten te rechtvaardigen. Zo houdt de VS zichzelf voor dat gelijkheid en gelijke kansen de grondbeginselen van de maatschappij zijn, terwijl in feite juist ongelijkheid is geïnstitutionaliseerd én gerechtvaardigd.

Ontstaan en herkomst

Sandel schrijft in De tirannie van verdienste ruim 300 pagina’s vol over dit meritocratische ideaal dat is verworden tot een gevaar voor de Amerikaanse democratie. Hij geeft tal van voorbeelden waaruit blijkt dat er geen kansengelijkheid is in Amerika, dat de sociale verschillen alsmaar groter worden en laat tevens zien dat er in dit opzicht een groot verschil is tussen de Verenigde Staten en Europa. Hij geeft tevens een historische uiteenzetting waarin hij laat zien hoe dit ideaal oorspronkelijk vanuit het christendom wortel kon schieten. Volgens het christelijke wereldbeeld zit het universum namelijk zó in elkaar dat (uiteindelijk) deugdzaamheid gepaard gaat met voorspoed en leed met een gebrek daaraan. Bovendien koppelt Sandel zijn betoog aan het denken van andere filosofen, zoals Max Weber of Michael Young.

Toeval

Ook benadrukt Sandel het (te) grote belang van toeval in dit ideaal. Als ik toevallig goed ben in pianospelen en daar beroemd mee wordt ben ik in deze maatschappij succesvol, een ‘winnaar’. Bovendien is dat dan ineens mijn verdienste. Terwijl ik evengoed in een maatschappij had kunnen leven waarin goed kunnen pianospelen werd verafschuwd, waardoor ik als ‘verliezer’ uit de bus zou komen. Daarnaast is het sowieso een kwestie van toeval of er überhaupt iets is waar je goed in bent (of wat bijvoorbeeld je IQ is). Ook dat maakt dat dit ideaal in de basis onjuist is en ongelijkheid en lijden in de hand werkt.

Al met al schrijft Sandel een overtuigend betoog over de tekortkomingen en gevaren van het meritocratische ideaal voor het huidige, tot op het bot verdeelde Amerika. Overtuigend, maar wel redelijk ‘saai’ geschreven, met veel herhalingen die steeds net iets anders geformuleerd zijn. Maar goed, als Harvard professor kiest Sandel zijn woorden en stellingen zorgvuldig en dat is te prijzen. Teleurstellend is wel dat Sandel geen ruimte neemt voor een toekomstvisie: hoe komen we van deze manier van denken over verdienste af? Wat is een mogelijk alternatief? Alleen in zijn conclusie van slechts zes pagina’s wijdt hij er enkele zinnen aan, waarin dan ook nog blijkt dat er nauwelijks een alternatief is. Wellicht dat een volgend boek hierop in kan gaan. Toch blijf je als lezer van De tirannie van verdienste achter met de vraag hoe deze situatie ooit zal veranderen.

Boeken / Non-fictie

Afrekenen met podiumvrees

recensie: Zeg het - Anouhk Sterken

Klotsende oksels en slapeloze nachten: voor veel mensen levert het geven van presentaties veel stress op. Geen wonder dat er zo veel over geschreven is. Toch is Zeg het een waardevolle toevoeging op de zelfhulpboeken over het overwinnen van deze angst.

Anouhk Sterken is niet van de strikte regels. Voel jij je er prettig bij om je handen in je zakken te hebben wanneer je op het podium staat? Vooral doen dan! Presenteer je liever zittend dan staand? Ook helemaal goed. Haar niet-dogmatische benadering is verfrissend. Als er één boodschap is die blijft hangen na het lezen van Zeg het, dan is het wel dat je je vooral niet in rare bochten moet wringen om maar te presenteren zoals het ‘zou moeten’. Of het nu gaat om een zakelijke pitch, een presentatie van de kwartaalcijfers, een feestje of een date: het geheim zit ‘m volgens Sterken in het aangaan van een verbinding met de ander.

Neem een rol aan

De eerste hoofdstukken van Zeg het focussen met name op het vinden van een authentieke stem. Sterken praat de lezer moed in. Ook jij hebt een verhaal dat het waard is verteld te worden. Leer vertrouwen op je uniciteit en weet dat je in het leven meerdere rollen speelt. Je bent niet ‘fake’ omdat je je bij je vrienden anders opstelt dan op kantoor. Het gaat erom dat je leert de juiste rollen op het juiste moment te spelen.

Ook staat Sterken uitgebreid stil bij blokkades. Volgens de meest voorzichtige schattingen zou maar liefst één op de vier volwassenen last hebben van presentatieangst. Voor hen zijn de oefeningen om je stress te reguleren erg bruikbaar. Haal goed adem en maak een presentatie niet groter dan hij is. Uiteindelijk ben je gewoon een persoon die wat woorden zegt tegen een ander.

Handzaam naslagwerk

In de rest van het boek komen de meer praktische zaken aan bod. Hoe bouw je een presentatie op? Hoe bereid je je voor? Hoe kun je een presentatie bijsturen wanneer je merkt dat je publiek afgeleid is? Ook nu er weinig fysieke bijeenkomsten plaatsvinden, zijn de hoofdstukken relevant. Zo gaat Sterken in op thuiswerken en het zo efficiënt mogelijk voeren van een telefoongesprek.

Deze heldere indeling maakt Zeg het tot een handzaam boek dat je niet noodzakelijkerwijs van kop tot staart hoeft te lezen. Je pakt het er makkelijk even bij wanneer het aan de orde is. Sterkens belangrijkste verdienste is haar laagdrempelige benadering. Je hoeft geen podiumtijger te worden maar kunt het jezelf wel een stuk makkelijker maken door Sterkens adviezen ter harte te nemen.

Boeken / Non-fictie

Over ontkerking en overbevissing

recensie: De ontdekking van Urk - Matthias M.R. Declercq

Geen enkele gemeente in Nederland is zo gelovig als Urk: maar liefst 98% van de inwoners is ingeschreven bij één van de vijfentwintig kerken. In De ontdekking van Urk probeert Matthias de Declercq grip te krijgen op dit voormalige eiland.

Tegenwoordig komt Urk vooral in het nieuws als coronabrandhaard. Tien jaar geleden was het een gruwelijke moord die journalisten naar het Flevolandse plaatsje bracht. De veertienjarige Dirk was er met zevenenveertig messteken om het leven gebracht door zijn vriendje. Het was een van de eerste klussen voor de kersverse journalist Declercq en het lukt hem niet goed om een voet tussen de deur te krijgen bij de lokale gemeenschap, die als vrij gesloten te boek staat. Al bij het reserveren van een hotel valt hij door de mand: het is niet in Urk, maar op Urk: een overblijfsel van de eilanddagen. Toch blijft het vissersdorp Declercq ook na zijn bliksembezoek bezighouden. Zodoende keerde hij in 2019 voor enkele maanden terug. Zijn missie: grip krijgen op dit fenomeen.

Op hoop van zegen

Niet alleen voor de Vlaming, maar ook voor de meeste Nederlanders vormt Urk onbekend terrein. Het dorp werd in de jaren ‘40 ingepolderd, maar echt verbonden met de rest van Nederland werd het nooit. In het mini-universum dat Urk is staat God op de eerste plaats, zo getuigt het duizelingwekkend aantal kerkgenootschappen. Grofweg zijn ze in te delen in lichte en zware kerken. Een minuscuul interpretatieverschil van de Bijbel vormt genoeg aanleiding om een nieuwe kerk te beginnen.

Wat de gelovigen dan weer verenigt, is het bidden voor vermiste zeelieden. De visserij is van oudsher een belangrijke inkomstenbron voor het dorp, zij het niet zonder gevaren. Declercq hoort talloze tragische verhalen aan van families die hun geliefden verloren op zee. Niet enkel vroeger, maar ook tijdens het verblijf van Declercq wordt een vissersboot met twee opvarenden vermist. In de gemeenschap heerst even nog een sprankje hoop: misschien zijn de mannen in een luchtbel terecht gekomen. Maar het duurt niet lang of wrakduikers maken ook aan die illusie een eind.

Schaduwzijde

Met de komst van de Afsluitdijk werd Urk voorgoed van de Zuiderzee afgesloten. Vanuit Urk kan enkel nog in het IJsselmeer gevist worden. Wie in zoutwater wil vissen, moet eerst een paar uur met de auto naar het noorden. Ook de Europese regelgeving rondom visquota maakt het voor de jongere generatie geen vanzelfsprekendheid om het werkende leven op zee door te brengen.

Declercq vervlecht de schijnbare tegenstrijdigheden van Urk moeiteloos en laat ook de schaduwzijde niet onderbelicht: de visfraude, de zuipketen en zelfs de cocaïnehandel. Nooit is hij neerbuigend of spottend naar zijn onderwerp en dat siert hem. Het vergt toewijding om chocola te maken van deze naar binnen gekeerde gemeenschap, maar Declercqs doorzettingsvermogen heeft zijn vruchten afgeworpen.

Bekijk hier de boektrailer.

Boeken / Non-fictie

Alexander was altijd op zoek naar meer

recensie: Adrian Goldsworthy - Philippus en Alexander. Wereldveroveraars uit Macedonië.

Alexander de Grote (356-323 v. Chr) is de geschiedenis ingegaan als de veroveraar van Perzië en de verspreider van de hellenistische cultuur. De Britse historicus Adrian Goldsworthy (1969) stelt in zijn nieuwste boek dat Alexander die prestaties nooit had kunnen bereiken zonder de militaire innovaties van zijn vader Philippus II (382-336 v. Chr).

Goldsworthy, bekend van prachtige biografieën van Caesar en Augustus, beschouwt zichzelf op het gebied van de studie van de vierde eeuw als een buitenstaander. Daardoor kijkt hij met een frisse blik naar de opkomst van Philippus en Alexander. Hoewel bij leven genoeg over Philippus en Alexander is geschreven, is niets intact bewaard gebleven. Fijntjes merkt Goldsworthy op dat al het contemporaine of bijna-contemporaine bewijs waarover we beschikken, wordt gevormd door kleine snippers die vaak eeuwen later door historici als Plutarchus (ca. 50-120 n. Chr.) zijn opgeschreven. Een echte biografie schrijven is bijna onmogelijk, omdat we niet weten welke gedachten, emoties en opvattingen Philippus en Alexander hadden.

Desondanks heeft Goldsworthy een bijzonder fraaie biografie geschreven, waarbij hij noodgedwongen veel aandacht besteedt aan de politiek- en de militaire campagnes, simpelweg omdat tijdgenoten die gebeurtenissen de moeite waard vonden om op te schrijven. Nergens komt Goldsworthy in de verleiding om lacunes in het bronnenmateriaal met eigen interpretaties op te vullen. Een valkuil waar veel historici voor hem wèl in zijn gevallen.

Militaire innovaties

In Macedonië leverden de Argeaden van oudsher de koning. Toen Phillipus in 359 na een machtsstrijd kwam bovendrijven, stond het land er door de nederlaag tegen de Illyriërs militair gezien zwak voor. Wel was het land rijk aan vruchtbare grond en schreef de filosoof Theophrastus ‘Het beste hout dat voor het gebruik van de timmerman in Griekenland binnenkomt, is Macedonisch.’

De cavalerie van Macedonië had een goede reputatie, maar de infanterie stond bekend als los zand dat bij de minste tegenstand uiteenviel. Philippus reorganiseerde zijn infanterie tot de gangbare opstelling van de antieke wereld, de falanx. De manschappen kregen voortaan soldij, werden uitgerust met een sarissa, een 4,8-5,5 meter lange lans met een grote ijzeren punt, en een klein schild. De Macedonische falanx was waarschijnlijk acht rijen diep en bedoeld om frontaal aan te vallen. Een Romeinse generaal noemde een Macedonische falanx in de aanval het meest angstaanjagende wat hij ooit zag.

Goldsworthy is op zijn best als hij het verloop van militaire campagnes weergeeft, die door verschillende kaarten goed worden geïllustreerd. Hij beschrijft nauwgezet hoe Philippus eerst buurlanden als Illyrië en Thracië versloeg. Daarna nam hij de Griekse stadsstaten één voor één te grazen. De sluwe Philippus gebruikte diplomatie én het sluiten van huwelijken om zijn doelen te bereiken. Over het algemeen behandelde hij verliezers mild, maar hij schuwde list en bedrog zeker niet als dat zo uitkwam. In 338 versloeg hij de Atheners en Thebanen in de slag bij Chaeronea. Philippus werd hegemoon van de Korinthische Bond. Bij de eerste vergadering stelde hij een oorlog tegen Perzië voor als straf voor de vernietiging van de Griekse heiligdommen in 480-479. Het plan werd aangenomen. Tijdens een festival werd Philippus echter door een voormalige jaloerse minnaar, Pausanias, in 336 vermoord.

Alexander werd aangewezen als de nieuwe koning. Alexander, die bij Aristoteles een liberale Griekse opvoeding had genoten, was permanent op campagne om zijn steeds verder uitdijende leger met nieuwe buit tevreden te stellen. Net als zijn vader vocht hij in de wintermaanden door en was hij alleen bereid om aan te vallen als er kans op snel succes was. Maar Alexander was ook buitengewoon inventief op het gebied van belegeringswerken. Bovendien waren tijdgenoten verbaasd hoe snel het Macedonische leger zich kon verplaatsen.

Halfgod

In 333 versloegen zijn ervaren troepen bij Issus het onervaren Perzische leger van Darius III (381-330 v. Chr). Toen de satraap Batis Gaza niet wilde opgeven, belegerde Alexander de stad, waarbij hij gewond raakte. Na de val van de stad werden de mannen vermoord en de rest als slaaf weggevoerd. Batis werd, net als Achilles met Hektor in de Illias had gedaan, achter een strijdwagen gebonden. Nadat Darius in 331 ook de slag bij Gaugemela verloor, had Alexander Perzië voor het grijpen.

Ondertussen was Alexander in Egypte enthousiast ontvangen. Hij kreeg er de status van halfgod en stichtte er de stad Alexandrië, dat uitgroeide tot een centrum van Griekse cultuur. In de rest van Perzië rezen naar hem vernoemde steden als paddenstoelen uit de grond (ook vernoemde hij een stad naar zijn overleden paard Bucephalas).

Alexander liet steeds vaker de plaatselijke elite zitten. Deze laatste ontwikkeling stuitte de Macedonische metgezellen van de koning tegen de borst, omdat zij daarvóór steeds de belangrijkste posities hadden gekregen. Het Perzische gebruik om zich voor de vorst in het stof te werpen gevolgd door een kus, de proskynese, vonden de aan vrijheid en eer gewende Macedoniërs en Grieken helemaal belachelijk. Maar hoe dichter Alexander bij India kwam, hoe exotischer hij zich gedroeg en kleedde.

Een rivier te ver

Zijn drang om in 327 India te veroveren kwam voort uit de behoefte om iets te presteren wat niemand vóór hem had gedaan. Het leger van Alexander was echter niet gewend aan de moessonregen, die vechten onmogelijk maakte. Zijn manschappen waren na tien jaar van onafgebroken oorlogen schatrijk, hadden heimwee en weigerden bij de rivier de Hyphasis om hem verder te volgen. Alexander trok zich terug in zijn tent, maar ook na drie dagen mokken bleven de troepen bij hun standpunt. De grote veroveraar keerde noodgedwongen huiswaarts.

Op de terugtocht veroverde hij nieuwe steden of versloeg die op meedogenloze wijze. Goldsworthy verklaart de tocht door de Gedrosische woestijn vanuit Alexanders behoefte om iets onmogelijks voor elkaar te krijgen. Het zou de zwaarste beproeving voor Alexander en zijn manschappen blijken. In 323 plande Alexander een aanval op Arabië. Na verschillende drinkgelagen kreeg Alexander eind mei 323 hevige koorts. Op 10 juni 323 stierf de man die verschillende verwondingen en moordcomplotten had overleefd, vrij plotseling. De bloedlijn van de Argeaden werd uitgemoord. Uiteindelijk ontstonden er drie koninkrijken: de Antigoniden in Macedonië, de Ptolemaeën in Egypte en de Seleuciden in het Oosten. Wat bleef was de vermengde Griekse cultuur, die door Alexander in elke stad was geplant: het hellenisme. Door de veroveringen van de Romeinen werd die cultuur als het ware opgehaald en verder ontwikkeld.

Boeken / Non-fictie

Poëzie lezen moet je leren

recensie: Dit gaat niet over grasmaaien – Ellen Deckwitz

Ellen Deckwitz is dichter en docent. Met Dit gaat niet over grasmaaien – Hoe lees je poëzie legt ze uit hoe je gedichten zou kunnen lezen. Maar vooral neemt Deckwitz de lezer mee in het beleven van poëzie. Na het lezen van dit boekje herken je wat een gedicht met je kan doen.

Wie heden ten dage een boekwinkel in loopt moet op zoek gaan naar de kast(en) waar poëziebundels staan. Vaak is die kast haast onvindbaar. Bij navraag bij de boekverkoper wordt al snel duidelijk hoe dat komt: “Poëzie verkoopt momenteel (haast) niet! We kunnen alles voor u bestellen maar de voorraad in huis is heel beperkt.”

Pandemie stuurt naar poëzie

Gedichten zijn van alle decennia, maar het lezen van gedichten lijkt op en af te gaan als we kijken naar de belangstelling die blijkt uit de boekverkoop. Gedichten maken in het leven tevens een golfbeweging mee. Er is volgens de schrijfster haast geen tiener die geen gedichten schrijft, hoe klein ook, in een bepaalde periode onderweg naar het volwassen worden. Maar poëzie neemt daarna een beperkt deel in van de aandacht van het lezende publiek.

Met COVID-19 lijkt de belangstelling voor de dichterlijke teksten weer toe te nemen. Niet alleen om ze te lezen, maar ook – nu de mens meer op zichzelf is aangewezen en meer naar binnen is gekeerd – ontstaan er weer teksten, die aandacht verdienen bij het lezen. Het zijn tekstuele uitingen die de lezer aan het denken zetten. Teksten die de eigen belevingswereld oproept om de inhoud de duiden, te versterken, uit te vergroten en vooral zijn eigen leven te laten leiden. Dit gaat niet over grasmaaien is tot stand gekomen in de periode van de pandemie die dit jaar over de wereld raast.

Gedichten kunnen voor de ene lezer een heel andere lading en uitleg geven dan voor de andere. Wie dit al zo ervaart zal in het boekje van Ellen Deckwitz bevestiging vinden. Voor wie gedichten lezen lastig vindt is het boekje Dit gaat niet over grasmaaien – hoe lees je poëzie een mooie handleiding of inleiding om gedichten meer te laten pakken. Het boek stelt je vragen, maar geeft je ook een inkijk in de wereld van een dichter, maar vooral in de eigen wereld van de lezer.

Lezen is ontdekken

Dat Deckwitz lerares is steekt ze niet onder stoelen of banken. Als lezer word je bij de hand genomen in de lesbanken, waar vaak haar leerlingen zitten. Zo toont ze haar ervaringen in het leren lezen, begrijpen en vooral waarderen van poëzie. Aan de hand van voorbeeldgedichten laat Deckwitz de lezer vooral zien wat een stuk poëzie anders te bieden heeft dan proza. Zo leer je dat poëzie voor de ene lezer wat anders kan betekenen dan voor de ander. Maar ook dat een gedicht de ene keer lezen een andere laag opent voor je dan op een andere dag. Ook kan een gedicht voor jou als lezer wat anders betekenen dan de schrijver bedoeld heeft, dat is allemaal goed! De voorbeelden die worden gebruikt, zijn niet de meest voor de hand liggende stukken uit de grote historie van de dichtkunst. Het leuke van dit handzame boekje is dat de schrijfster voorbeelden uit alle tijden laat zien en spreken.

In eenentwintig hoofdstukjes in de beperkte omvang van het boek krijgt de geïnteresseerde lezer, die zich ook student van Deckwitz zou kunnen noemen, een college in het lezen van poëzie. Wie na het lezen van Dit gaat niet over grasmaaien nog steeds het gevoel heeft dat het lezen van dit soort teksten niet voor hem of haar is weggelegd, zal niet snel nogmaals een poging wagen. Wie het college, al is het niet verplicht, toch heeft gevolgd tot de laatste letter kan haast niet ontsnappen aan het op zoek gaan naar de poëzie die bij hem of haar past.

De taal die de schrijfster gebruikt in combinatie met de stijl van het boekje is een grote uitnodiging aan elke lezer om vooral door te lezen in dit boek en vervolgens zelf gedichten te ontdekken. Papier is de beste keuze, lezen we ook in dit boekje, waar wordt geschreven dat je eigenlijk bij het lezen altijd een pen bij de hand zou moeten hebben! Een pen om je eigen gedachten, verklaringen of markeringen aan te brengen die je uitnodigen tot herlezen.

Boeken / Non-fictie

Aangename alternatieve dwarsdoorsnede

recensie: Edwin Hofman – Avonturiers van de Nederpop

Boeken over Nederpop zijn er de afgelopen jaren nogal wat verschenen. Maar in Avonturiers van de Nederpop (2020) duikt Edwin Hofman in de alternatieve popmuziek en laat hij vooral de artiesten zelf het woord doen. In drieëntwintig hoofdstukken leren we veel over de laatste decennia van de alternatieve scene.

Het fijne van dit boek is dat – ook al heb je de alternatieve popmuziek van ons land best aardig in beeld – je wellicht altijd wel één of meerdere kopstukken gaat tegenkomen die je nog niet kende of waarbij je verrast wordt door de context waarin de muzikant het schreef.

Web-auteur wordt boekschrijver

Schrijver Edwin Hofman zal voor veel lezers van websites, waarop alternatieve muziek de aandacht krijgt, geen onbekende zijn. Zo is hij al sinds 2011 verbonden aan Written in Music, maar heeft hij ook aan 8WEEKLY zijn steentje bijgedragen, bijvoorbeeld met deze recensie over Paul Weller. Met Avonturiers van de Nederpop – veertig jaar eigenzinnige Nederlandse popmuziek treedt hij toe tot de auteurs met een boek op hun naam. Als tweede ondertitel kreeg het boek Van Hallo Venray tot Adieu, Sweet Bahnhof: een bijzondere woordgrap om van een bandnaam tot een liedje te gaan. Dat laatste liedje is natuurlijk van The Nits. Het boek maakt trouwens deel uit van een serie boeken van dezelfde uitgever. Een serie die verder geen naam, maar wel steeds muziek als rode draad heeft gekregen. Hoe dat precies zit, ging 8WEEKLY zelf vragen aan Edwin Hofman, net zoals hij met de klassiekers van de alternatieve Nederpop in gesprek ging.

In gesprek met Edwin Hofman

Edwin Hofman was een korte periode als eindredacteur actief bij 8WEEKLY en schrijft inmiddels zo’n tien jaar voor de site Written in Music. “Ik schreef af en toe voor lokale kranten, tijdschriften en het magazine Smilin’ Ears, en wilde als bekroning een boek uitbrengen. Toen ik tachtig procent van dit boek had geschreven, over uitdagende ontmoetingen met kopstukken uit de alternatieve Nederpop, ging ik op zoek naar een uitgever en vond onderdak bij deze kleine uitgever: kleine Uil. Gelukkig kreeg ik redelijk de vrije hand om het boek te voltooien, maar ik moest wel onder de driehonderd bladzijden blijven. Daarom werd het geen canon van de alternatieve Nederpop, maar een deel in de bestaande reeks over popmuziek van deze uitgever. Naast tekst herbergt het boek ook mooie portretten en albumhoezen die de verhalen verluchten waar vooral de muzikanten aan het woord zijn”, vertelt Hofman. “Het clearen van de rechten van de foto’s was een proces op zich! Maar het was het waard; het maakt mijn boek zeker sprekender.”

De titel van het boek doet je afvragen hoe de ‘avonturiers’ geselecteerd werden. “Zo’n keuze is altijd voor discussie vatbaar. Mijn uitgangspunt was vooral om de gitaargeoriënteerde bandleiders te spreken die vandaag de dag ook nog actief zijn in de muziek. Met de wetenschap dat ik geen canon zou schrijven en de omvang onder de driehonderd pagina’s moest blijven, heb ik deze keuze gemaakt. Om sommige namen kan je gewoon niet heen, zoals The Nits en Robert Jan Stips natuurlijk. Doordat ik tijdelijk minder ben gaan werken vond ik ook de tijd om dit boek te voltooien in beperkte tijd. Terugkijkend had ik Gruppo Sportivo, Mecano en Pip Blom ook nog een plaatsje willen geven, maar de lijst zou nog veel langer kunnen zijn. Nu het boek een tijdje uit is, mag ik niet klagen over de publieke aandacht, waardoor de eerste oplage van het boek inmiddels is verkocht. Nu is het hopen dat het boek ook nog een tijdje mag prijken op de tafels bij de boekhandels, nu de feestdagen in zicht komen.”

Actievelingen in de alternatieve Nederpop

Het boek neemt de lezer mee in een tocht door de alternatieve popscene van de afgelopen vijftig jaar. Robert Jan Stips maakte daarbij de langste tocht door de Nederpop en is ook nog steeds actief, alive and kicking net zoals alle andere artiesten die in het boek aan het woord komen! Alle hoofdstukken hebben als gemene deler dat vooral de artiest en niet de interviewer aan het woord is. De vragen zijn subtiel verwoord in een inleidende zin van een paragraaf zonder dat het als vraag klinkt. Het boek leest als een verzameling muzikale tochten van artiesten, die vooral gedreven zijn om zich muzikaal te uiten zonder zich zorgen te maken of er wel een betalend publiek is voor hun kunstuitingen. Die drijfveer heeft de alternatieve Nederpop in zijn algemeenheid gevormd. Dat wil niet zeggen dat we hier louter muzikanten te horen krijgen die aan de rand van de samenleving moeten leven, omdat muzikant zijn in een klein land ook een klein publiek trekt. Sommige bands zijn succesvol geweest of zijn dat nog. Deze muzikanten, die vooral als credo hebben om muziek te maken die spreekt vanuit het hart, beleven zelden de waardering van het grote publiek. En als ze dat al wel beleven en zich verder ontwikkelen, raken ze net zo makkelijk die publieke aandacht weer kwijt, omdat het grote publiek eigenlijk alleen maar meer van hetzelfde wil.

Hofman heeft een boek geschreven dat de muziekliefhebber zal bekoren. Het is geen boek om in één adem uit te lezen. Wel word je gedreven om elk hoofdstuk in één teug te lezen. Vervolgens nodigt het je uit om de muziek te luisteren. Gelukkig zijn er moderne media om die muziek te laten klinken, want een cd zit niet bij dit boek. Voor iedere Nederpopliefhebber van het alternatieve genre valt er veel te genieten bij het lezen van deze verhalen, die een fraaie dwarsdoorsnede geven van dit onderbelichte deel van de Nederpop!