Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Klein toneel met een groots effect

recensie: RO Theater - Find me a boring stone

De kracht van Find me a boring stone is dat het niet emotioneel of sentimenteel hoeft te worden om te kunnen ontroeren. Het verlies waarmee de man (gespeeld door Gouden Kalf-winnaar Gijs Naber) worstelt komt al tot uiting in zijn mimiek en houding, maar ook in de sterke tekst van Rik van den Bos en in de kleine, breekbare liedjes van Stan Vreeken.

Twee jaar geleden maakten schrijver Rik van den Bos en acteur Gijs Naber al eerder indruk met het stuk Leger. Ook hier ging het om een man die door een vreselijke gebeurtenis buiten de maatschappij was geraakt, maar dat wil niet zeggen dat Van den Bos en Naber nu enkel en alleen hun succesformule hebben herhaald. Integendeel, waar Leger gekenmerkt werd door het trauma en de frustraties van een ex-militair, is het thema van Find me a boring stone verlies en gaat het om een man die net zijn moeder heeft verloren.

 

De eenzaamheid van de stad

Find me a boring stone pakt je al vanaf het begin. In de hoek zit een man in een vaal t-shirt als Stan Vreeken een klein, bijna nostalgisch lied over twee kinderen en hun ouders begint te zingen. Met minimale middelen roept Vreeken zowel bij de man als het publiek het verlangen naar een jeugd op, waarna de man begint te praten. In plaats van dat hij het over zijn emoties en verlies heeft, kijkt hij uit over de stad en vertelt over de mensen die er wonen. Hij stelt zich allerlei individuen voor; van de sportschooljongens op hun scooters (met een kleedje over de benen tegen de kou) tot de eenzame vrouwtjes die hun dagen invullen met het schoonmaken van hun huis. Zo volgt een hele opsomming van allerlei soorten mensen. Telkens is er maar één zin nodig om ze treffend te karakteriseren. Hoewel al deze individuen allemaal onderdeel uitmaken van een grote stad, hebben ze allemaal iets kwetsbaars en zijn ze toch vooral eenlingen.

 

Zoektocht naar een verhaal

Nog treffender is hoe de man op een bijna stream of consciousness-achtige wijze stukje bij beetje zijn verhaal in dat van de anderen voegt. Zo schets hij een dag die aanvankelijk willekeurig lijkt. Hij heeft het over hoe iedereen aan het werk gaat, boodschappen haalt en de kinderen naar school brengt, om vervolgens subtiel duidelijk te maken dat die ‘willekeurige’ dag de dag is waarop zijn moeder begraven werd en er tussen al die mensen die met hun dagelijkse sores bezig waren een begrafenisstoet reed.

Door steeds even in en uit te zoomen, probeert de man zijn verlies onder woorden te brengen en er een verhaal van te maken waarmee hij kan leven. Hij vermijdt daarin grote emoties als woede en barst evenmin in tranen uit, maar dat hoeft ook niet. Sterker nog: dit is juist een heel goede keuze van regisseur Erik Whien en Gijs Naber voert dit ijzersterk uit. Zijn verdriet zit in het kleine, in zijn blik, houding en zijn intonatie. Daarbij heeft Whien er goed aan gedaan om Stan Vreeken het verlies van en de herinnering aan zijn moeder muzikaal te laten verwoorden, want (en ik blijf het herhalen) dat doet Vreeken ontzettend mooi en breekbaar.

Theater / Voorstelling

Klein toneel met een groots effect

recensie: RO Theater - Find me a boring stone

De kracht van Find me a boring stone is dat het niet emotioneel of sentimenteel hoeft te worden om te kunnen ontroeren. Het verlies waarmee de man (gespeeld door Gouden Kalf-winnaar Gijs Naber) worstelt komt al tot uiting in zijn mimiek en houding, maar ook in de sterke tekst van Rik van den Bos en in de kleine, breekbare liedjes van Stan Vreeken.

Twee jaar geleden maakten schrijver Rik van den Bos en acteur Gijs Naber al eerder indruk met het stuk Leger. Ook hier ging het om een man die door een vreselijke gebeurtenis buiten de maatschappij was geraakt, maar dat wil niet zeggen dat Van den Bos en Naber nu enkel en alleen hun succesformule hebben herhaald. Integendeel, waar Leger gekenmerkt werd door het trauma en de frustraties van een ex-militair, is het thema van Find me a boring stone verlies en gaat het om een man die net zijn moeder heeft verloren.

 

De eenzaamheid van de stad

Find me a boring stone pakt je al vanaf het begin. In de hoek zit een man in een vaal t-shirt als Stan Vreeken een klein, bijna nostalgisch lied over twee kinderen en hun ouders begint te zingen. Met minimale middelen roept Vreeken zowel bij de man als het publiek het verlangen naar een jeugd op, waarna de man begint te praten. In plaats van dat hij het over zijn emoties en verlies heeft, kijkt hij uit over de stad en vertelt over de mensen die er wonen. Hij stelt zich allerlei individuen voor; van de sportschooljongens op hun scooters (met een kleedje over de benen tegen de kou) tot de eenzame vrouwtjes die hun dagen invullen met het schoonmaken van hun huis. Zo volgt een hele opsomming van allerlei soorten mensen. Telkens is er maar één zin nodig om ze treffend te karakteriseren. Hoewel al deze individuen allemaal onderdeel uitmaken van een grote stad, hebben ze allemaal iets kwetsbaars en zijn ze toch vooral eenlingen.

 

Zoektocht naar een verhaal

Nog treffender is hoe de man op een bijna stream of consciousness-achtige wijze stukje bij beetje zijn verhaal in dat van de anderen voegt. Zo schets hij een dag die aanvankelijk willekeurig lijkt. Hij heeft het over hoe iedereen aan het werk gaat, boodschappen haalt en de kinderen naar school brengt, om vervolgens subtiel duidelijk te maken dat die ‘willekeurige’ dag de dag is waarop zijn moeder begraven werd en er tussen al die mensen die met hun dagelijkse sores bezig waren een begrafenisstoet reed.

Door steeds even in en uit te zoomen, probeert de man zijn verlies onder woorden te brengen en er een verhaal van te maken waarmee hij kan leven. Hij vermijdt daarin grote emoties als woede en barst evenmin in tranen uit, maar dat hoeft ook niet. Sterker nog: dit is juist een heel goede keuze van regisseur Erik Whien en Gijs Naber voert dit ijzersterk uit. Zijn verdriet zit in het kleine, in zijn blik, houding en zijn intonatie. Daarbij heeft Whien er goed aan gedaan om Stan Vreeken het verlies van en de herinnering aan zijn moeder muzikaal te laten verwoorden, want (en ik blijf het herhalen) dat doet Vreeken ontzettend mooi en breekbaar.

Theater / Voorstelling

Theater talkshow bedrijft meesterlijke ironie

recensie: Nineties Productions - Untitled, 2017

“This is a theatre party, that is also a cocktail party, that could also be a political party,” aldus luidt de catchphrase waarmee de spelers van Untitled, 2017 hun voorstelling duiden. En een feestje zal het worden.

Untitled, 2017 wordt niet in theaters maar telkens op locatie gespeeld. Het publiek heeft zich voor deze avond verzameld in WOW, een hostel in Amsterdam-West dat tevens huisvesting en werkruimte biedt aan jonge kunstenaars. We mogen het ons gemakkelijk maken op de fatboys en krukken en de bar is de hele avond geopend, instrueren de spelers (Annelinde Bruijs, Marius Mensink, Yannick Noomen) het publiek.

De voorstelling is gestructureerd als een talkshow (geïnspireerd op het chaotisch Amerikaanse jaren ‘80 praatprogramma TV Party, waar met name kunstenaars en muzikanten hun onsamenhangende kijk op de wereld deelden). De drie acteurs spelen een heel scala aan verschillende gasten en wisselen elkaar daarnaast af in de rol van talkshowhost. De gehele voorstelling wordt gefilmd en tegelijkertijd afgespeeld op zowel een livestream als op analoge televisieschermen die over het podium verspreidt staan; waarmee het theater daadwerkelijk een televisieprogramma wordt.

Talkshow-persiflage

Untitled, 2017 begint als een heerlijke persiflage op het type talkshow waarin onbenullige beroemdheden die iets te verkopen hebben in het honderduit mogen babbelen onder begeleiding van een gedienstige presentator. “What do you think of the Dutch?” begint Noomen als host het dertien-in-een-dozijn-gesprek met zijn gast (Bruijs als Amerikaanse popster). “Oh, they’re so direct,” kaatst zij even archetypisch terug. Op amusante wijze worden de formules die dit soort vraaggesprekken vormgeven gedeconstrueerd.

Van persiflage op de popcultuur ontwikkelt Untitled, 2017 zich al vrij snel tot ironische weerspiegeling van de avant-garde kunst en cultuurfilosofie. Neem de lege Amerikaanse performance-artiest die zich in het maken van zijn spektakelkunst laat inspireren door het thema “geweld”, maar gevraagd naar zijn mening over geweld, verklaart niet de man te zijn om daarover te oordelen. De voorstelling kent daarmee duidelijk kwinkslagen naar het pretentieloze werk van artiesten als Warhol of Koons. Overigens zonder hier neerbuigend over te zijn, hooguit om er de draak mee te steken (iets wat Warhol en Koons waarschijnlijk wel zouden kunnen waarderen).

Metamodernisme

De voorstelling bereikt een satirisch hoogtepunt wanneer er een interview, waarin twee filosofen vol trots aankondigen het metamodernisme te hebben ontdekt, wordt nagespeeld. Metamodernisme: opvolger van het postmodernisme, en daarmee de inleiding van een nieuw tijdperk waarin geen plaats meer is voor ironie en relativisme. De acteurs playbacken het interview, terwijl het daadwerkelijke geluidsfragment door de audioboxen schalt. Daarmee worden de woorden van de filosofen in een nieuwe context geplaatst waar ze hun betekenis verliezen, en enkel nog lachwekkend zijn. Vorm en inhoud lopen in deze scène perfect in elkaar over.

In de ijzersterke tweede helft van de voorstelling ligt het tempo en het energielevel nog hoger dan in de eerste helft al het geval was, met als hoogtepunt een interview met de Groningse speedmetal-muzikant Tjakko. Gortdroog, zoals ze dat op het platteland van Oost-Groningen kunnen, vertelt hij over zijn rockbandje en de daarbij behorende – aan een overdosis heroïne overleden – frontman. De scène krijgt een briljante absurdistische twist wanneer ene mevrouw Jannie plotseling inbreekt, over de geluidskabels struikelt en met bloedneus en al plaats moet nemen naast Tjakko, die vervolgens onverstoord verder gaat met zijn morbide verhaal.

Untitled, 2017 trakteert zo op een rij heerlijke sketches, maar kent daarnaast een aantal steengoede muzikale performances. Met name het slotnummer gezongen door een als Amerikaans popidool verklede Annelinde Bruijs is memorabel. Verder wordt de voorstelling muzikaal vormgegeven door geluidskunstenaar Lucas Kramer. Zijn muziek is de perfecte motor om de voorstelling in een lekker ritme voort te stuwen.

Metamodern wordt Untitled, 2017 zelf niet- de ironie wordt niet ontstegen. Misschien omdat ironie het enige zinnige antwoord is wanneer je moet constateren dat “alles al geprobeerd is, en alles is mislukt”. Dan kunnen er ook geen vergezichten meer geschetst worden. Die worden overigens ook niet gemist, daarvoor is alles wat er wel gebeurt in Untitled, 2017 simpelweg veel te goed.

Theater / Voorstelling

Kannibalisme ter kennismaking

recensie: EXOOT: Tropical Healing - Stichting Showmachine en De Warme Winkel

EXOOT: Tropical Healing is een geslaagde samenwerking tussen regisseur Joachim Robbrecht, beeldend kunstenaar Jan Brokof en theatercollectief De Warme Winkel en opereert op de grens van theater, videokunst en installatiekunst.

‘’Normaal doen of we eten je op’’, dreigt een Braziliaanse inlander (Mariana Senne dos Santos) naar een Europese ontdekkingsreiziger met koloniseringsambities (Ward Weemhoff). Deze naar Rutte verwijzende uitspraak zou als oneliner voor EXOOT: Tropical Healing kunnen dienen, waar kannibalisme als metafoor voor het omgaan met de vreemdeling wordt onderzocht. Met het opeten van de exotische ander absorbeer je alles wat die ander te bieden heeft. Iemand opeten getuigt van respect. Bijkomend nadeel is natuurlijk wel dat de ander moet sterven. Met deze metafoor kan EXOOT: Tropical Healing een interessante en vermakelijke bijdrage leveren aan het, ook in het theater, al veel gevoerde debat over onze ‘’identiteit’’.

Want wie is de exoot? De voorstelling verkent onder andere de – uit het collectief geheugen gewiste – aanwezigheid van de Nederlandse kolonisten in Brazilië in de 17e eeuw, maar schakelt net zo makkelijk over naar het hedendaags massatoerisme. De toerist als moderne kannibaal die zoveel mogelijk van een andere cultuur wil opnemen, maar juist met zijn aanwezigheid de authenticiteit van het exotische kapotmaakt. In een sterke scène waarin een talkshowsetting wordt nagebootst, bespreken Weemhoff en Senne dos Santos de moderne toerist die door iedereen gehaat wordt. Is dat een politiek correcte vorm van vreemdelingenhaat omdat de toerist niet van huis en haard is gevlucht? Of is het een vorm van zelfhaat omdat we zelf ook zo vaak de toerist uithangen? Het lot helpt deze op zichzelf al sterke en komische bespiegelingen een handje mee door net op dat moment een groep Chinezen langs de ruiten van de galerie (die als gelegenheidstheater dient) te laten sjokken. Een aantal van hen blijft staan om met verwilderde gezichten naar binnen te kijken; we zijn per ongeluk een exotische bezienswaardigheid geworden.

Fysiek met vlees

Het is niet de eerste maal dat toeristen halt houden om door de ruiten te loeren, en dat is ook niet gek want bij vlagen valt er genoeg te zien. Hoogtepunt is waarschijnlijk de absurdistische openingsscène waarin Weemhoff in een Hawaï shirtje het podium opkomt; vanonder dat shirtje begint hij te bloeden tot er vervolgens stukken vlees van zijn lichaam vallen. Om zichzelf te redden probeert Weemhoff zoveel mogelijk van dat vlees op te eten, wat naarmate zijn lichamelijk verval vordert een steeds onsmakelijker gezicht wordt: absurdistisch en ijzersterk fysiek theater.

Naast het theater dat zich op het podium afspeelt, is EXOOT: Tropical Healing voor een groot gedeelte een live-film, waarbij de ontmoeting tussen de inheemse beschaving en de Westerse kolonisator als moeizaam liefdesverhaal gepresenteerd wordt. Deze parodie op een soap is niet altijd makkelijk te volgen, maar weet wel te vermaken en zorgt voor de afwisseling die van EXOOT: Tropical Healing een boeiende theaterervaring maakt.

Theater / Voorstelling

Een confrontatie zonder genade

recensie: Mens - Wende Snijders

Uit een blauw verlichte kubus stapt Wende naar het midden van het podium met een ontspannen uitstraling alsof ze ervoor geboren is. Hoewel ze zich de eerste nummers bijna niet verroert, verveelt de zaal zich geen moment. Ze trekt het publiek naar zich toe en dat hangt aan haar lippen.

De onheilspellende bastonen laten voor aanvang al weten dat de tijd van de zoete chansons achter haar ligt. Wende gunt haar publiek een paar Franse klassiekers en ze flirt met muziekstijlen uit vroegere tijden, maar is vooral een stem van nu. Zo komt “La Vie en Rose” voorbij, dat Wende met zo een zoet tremolo bezingt dat je je even in het Parijs van de jaren dertig waant. De man naast mij stoot zijn vrouw aan: “Hé deze kennen we.” Maar al vrij snel schiet Wende door naar meer duistere Elektropop.

In Mens onderzoekt Wende hoe het is om mens te zijn tussen allemaal andere mensen. Even ben ik bang voor pretentieuze monologen tussen de muziek door, maar nee, Wende zegt het zoals ze het als geen ander kan zeggen: met haar muziek. Voor de nummers benaderde ze schrijvers als Dimitri Verhulst en Arnon Grunberg. Van Dimitri Verhulst ontving ze de tekst “Vrij me” die niet onderdoet voor een hedendaagse Brel.

 

Stroom van associaties

Wende wordt gesteund door twee muzikanten die ieder door vele instrumenten en gadgets worden omringt en hiermee de vreemdste geluiden omvormen tot muziek. Zo vormt het gezoem van snoertjes die net niet goed vastzitten een baslijn, en daarmee is de muziek heus niet altijd aangenaam. De muziek vloeit samen met de visuals. Op een scherm zien we het ene moment dystopische taferelen van een matrix-achtige wereld en dan weer kleurrijke caleidoscopische explosies. Ook het decor werkt mee, de gezichtloze naakte paspoppen, staan als stille toeschouwers, maar worden Wende’s lustobjecten in het alles verslindende “Au Suivant”. Wende schiet van stijl naar stijl, van taal naar taal en van sfeer naar sfeer. Ze doet dit op zo’n associatieve en intuïtieve manier dat alles volkomen logisch aan voelt. Mens een concert noemen doet af aan de performance die het eigenlijk is; het is een totaalervaring. Soms romantisch en zoet, soms kil en duister.

 

Onvermoeibaar

De visuals bewegen strak op de maat van de muziek en daarmee wordt zelfs het applaus strak geregisseerd. Toch voelt Mens nergens kapot gerepeteerd; Wende is oprecht. In haar laatste nummer verliest Wende haar beheersing; ze danst wild en ongecontroleerd. Als de muziek stilvalt zingt Wende door tot je denkt dat ze niet meer kan. Maar dan knalt de muziek er weer volle vaart in en gaat ze nog harder. Een kracht van de natuur die vrouw.

In haar zoektocht naar de mens verbloemt Wende niets. Ze daalt af naar de donkere krochten van de menselijke geest. Zonder genade bezingt ze de zinloosheid van ons bestaan “Hoe lang nog” krijst Wende keer op keer. Het is onaangenaam, oorverdovend en overdonderend. In het donker laat Wende ons verbluft achter, maar dan klinkt weer haar stem, “pak mijn hand”. Als na een bezweken storm wordt het langzaam licht. In de duistere momenten van Mens vinden we troost in de andere mens, maar geen pathetisch romantisch gelul; als jij niet wilt dan zijn er genoeg anderen.

Theater / Voorstelling

Sciencefiction theater over filosofische kwesties

recensie: De Hollanders: De Eersten

Theatercollectief De Hollanders levert met De Eersten een interessante sciencefiction-voorstelling, waarin het lot van de mens op originele wijze onderzocht wordt.

Drie mensen, twee mannen en een vrouw, leven samen in een van de Aarde afgesloten capsule ergens in de ruimte. Doel: een bijdrage leveren aan de kolonisatie van de ruimte door de mens. In de loop van de voorstelling wordt duidelijk dat de drie protagonisten nooit een voet op Aarde hebben gezet. Ze zijn geboren in deze capsule, net als hun ouders en zeven generaties voorouders. Dat geeft het verhaal een claustrofobisch tintje: de drie personages zijn hun hele leven tot elkaar en tot deze kleine capsule veroordeeld. Wat ze optimistisch houdt is de kennis dat ze vroeg of laat door hun soortgenoten opgehaald en naar de Aarde gebracht worden.

Vrije wil

Tot het zover is, doden de drie lotgenoten de tijd met het uitvoeren van opdrachten van de antropomorfe computer Kofap: “reflecteer op duif”. Aan de ene kant is deze boordcomputer een welkome vierde gesprekspartner in het eentonige bestaan van de drie ruimtekolonisten, maar aan de andere kant maakt hij het leven in de capsule nog voorspelbaarder dan het al is door zijn enorme statistische kennis. Zelfs de soep wordt op Kofap’s advies altijd precies hetzelfde bereid, omdat dit nu eenmaal de beste soep is. Hiermee wordt de kwestie van vrije wil op een interessante manier onderzocht. Wat valt er nog te willen, als de best mogelijke optie al bekend is? De scène waarin een potje schaak wordt gespeeld, maakt deze vraag expliciet: alle mogelijke zetten zijn in het verleden al tot in den treure uitgeprobeerd, waardoor we nu precies weten wat de beste opties zijn. Van deze geformaliseerde zetten afwijken is irrationeel wanneer je wilt winnen, zo legt een van de schakende ruimtekolonisten aan zijn gefrustreerde tegenstander uit.  Het schaakspel als metafoor voor het leven maakt ons bestaan een eeuwigdurende herhaling van de best mogelijke zetten.

 Geen verlossing

Deze duistere toon over het lot van de mens wordt voortgezet wanneer de kolonisten beginnen te beseffen dat ze waarschijnlijk nooit opgehaald zullen worden: “Er is geen verlossing!” De parallel met de moderne mens die God doodverklaard heeft moge duidelijk zijn.

Deze thema’s worden onderzocht middels een prettig onderkoelde speelstijl. De dramatische wending aan het einde maakt het verhaal rond, maar past niet helemaal in het stuk en is ook niet nodig om de ernst van de vraagstukken maximaal over te brengen.

De voorstelling vindt plaats in een simpel, maar goedwerkend decor. Met name de lamp, bestaande uit vele halve cirkels zwevend boven het podium, weet precies de operatiekamer-sfeer neer te zetten die zo eigen is aan het scifi-genre.

Tel daar de tekst van Spinvis en een aantal geslaagde muzikale intermezzo’s bij op, en het resultaat is een onderhoudende en prikkelende voorstelling over de grote vragen des levens.

Theater / Voorstelling

De marathon rennen met een lach en een traan

recensie: De Marathon - Kemna Theater en Senf Theaterpartners

In 2012 kwam de film De Marathon uit over vier onsportieve mannen die uit pure wanhoop besluiten de marathon van Rotterdam te lopen om geld op te halen voor hun garage die bijna failliet is. De film trok veel bezoekers en was met drie Gouden Kalveren een echte hit. Nu brengen Kemna Theater en Senf Theaterpartners een musicalversie van deze succesvolle film op de planken met liedjes geschreven door Thomas Acda en David Middelhof. Een gewaagde keuze, want kan de musical wel tippen aan de film?

Veel gelach, af en toe een traan

Gerard (John Buijsman) heeft voor zijn collega’s lang verborgen weten te houden dat zijn garage bijna failliet is. De vier collega’s en vrienden proberen een manier te bedenken om veel geld op te halen om zo de achterstallige rekeningen te betalen. Manusje van alles Yusuf (Gürkan Kücüksentürk), een vijfde collega die weinig aansluiting vindt bij de rest, vertelt dat hij vroeger marathons liep en daar veel geld mee verdiende. Dit brengt de onsportieve mannen op het idee om een deal te sluiten met een rijke autohandelaar: als ze alle vier de marathon van Rotterdam uitrennen, betaalt de sponsor de schulden van de garage. Lukt ze dat niet, dan komt de garage in handen van de sponsor.

Het verhaal heeft veel weg van de musical The Full Monty waarin onsportieve werkloze mannen gaan strippen om geld te verdienen, maar De Marathon heeft door de verschillende uitgewerkte verhaallijnen veel meer diepgang. Zo lijken de vier vrienden op hun werk stoere en zorgeloze mannen, maar thuis blijken ze allerlei problemen te hebben. Gerard heeft kanker en wil dit aan niemand vertellen, Nico ontdekt dat hij homo is en worstelt hiermee, Kees en zijn vrouw verwerken ieder de dood van hun kind op een andere manier en de vrouw van Leo blijkt terug te vallen in haar oude leven als heroïnehoer. Deze persoonlijke problemen maken het voor de mannen niet makkelijk om te trainen voor de Rotterdamse marathon. Yusuf, die zich ontpopt als trainer van de vier, heeft er een zware klus aan.

IJzersterke musical op alle vlakken

De heren zingen zacht en integer, iets wat de geloofwaardigheid van het verhaal goed ondersteund. Alleen Lucretia van der Vloot laat in het nummer “Je bent vrij tot aan de voordeur” haar vocale kunsten zien. De nummers die ze zingen zitten goed in elkaar en zorgen regelmatig voor een lach of een traan. Zo is “Mijn Lichaam is een Tempel” het nummer waarop de heren trainen, hilarisch. Daarentegen is “Bloemen en gebak” over het regelen van een begrafenis erg ontroerend.

Met het decor hebben de makers groots uitgepakt: het podium is omgebouwd tot garage met zelfs een echte auto. Aan elk detail is gedacht. Wanneer de scène zich bij een ander huishouden afspeelt, is zelfs te midden van het garagedecor nog steeds te herkennen bij wie we thuis zijn. Zo wordt er op een benzinefles een kruisje zichtbaar wanneer de scène zich afspeelt bij de strenggelovige Jolanda. In de filmversie staat het trainen en rennen van de marathon centraal, maar hoe verbeeld je dit op het toneel? Er wordt gebruik gemaakt van loopbanden, waarop hele choreografieën worden gedanst. De keuze hiervoor is inventief en de choreografiën van Daan Wijnands zijn hilarisch.

Het was een gewaagde keuze van de makers om van de filmhit een musical te maken, maar het was zeker een goede keuze. De musical heeft een hoge dosis droge humor, is ontroerend,  geloofwaardig en is zeker het recept voor een musicalhit. De Marathon is een aanrader voor iedereen die een gezellige avond wil hebben in het theater.

maria barnas recensie
Boeken / Fictie

Het innerlijk kompas

recensie: Maria Barnas - Altijd Augustus
maria barnas recensie

In het hoofd van het meisje Augustus spelen zich veel zaken af. Haar vader is verdwenen, ze moet zich voorbereiden op een spreekbeurt, er sluimert een probleem met eten én ze vermoedt dat de bedreigde schrijver Salman Rushdie zich in haar schuur verbergt.

Maria Barnas heeft veel te vertellen in Altijd Augustus. Om daar een medium voor te vinden is de jonge Augustus in het leven geroepen: een meisje in haar puberjaren, ongeveer dertien, veertien jaar oud. Daarmee begeeft Barnas zich meteen op glad ijs: hoe laat je een kind denken en spreken in woorden die een volwassene in het hoofd heeft? Daar trekt de schrijver zich niets van aan; ze presenteert Augustus als een begaafd, weldenkend, kritisch en zichzelf telkens bevragende halfvolwassene. Dat is even wennen, maar de conceptuele vorm van deze roman – de geconstrueerde afstand tot de realiteit – vaart er uiteindelijk wel bij.

Vader op cassette

Augustus wil een spreekbeurt houden over het verdoemde boek De duivelsverzen van Salman Rushie. Ze is getriggerd door de beelden op tv, de boekverbranding die volgde op de uitgesproken fatwah jegens de schrijver. Het lezen ervan brengt passages naar boven die kenmerkend zijn voor Augustus’ omstandigheid: ‘De wanhoop van Djibriel gutste door haar lijf wanneer ze las dat hij zich door de werkelijkheid bewoog als door een droom’. Het is juist de werkelijkheid in de wereld van Augustus die haar parten speelt. Ze probeert houvast te vinden in woorden, het omzetten van een verhaal in een geconstrueerde waarheid. En vice versa.

Die waarheid wordt gevoed door haar verdwenen vader. Hij is slechts aanwezig door Augustus cassettebandjes met gesproken boodschappen te sturen. Ze hunkert naar dit eenzijdige contact, berichten over zijn werk als architect, over de troost van de schoonheid en de manipulatie van de waarheid. Wat Augustus weer tot nieuwe bespiegelingen voert: ‘Ik geloof niet zozeer dat hij de waarheid vertelt. Hij schopt de waarheid voor zich uit als een slapende hond. Ik bedoel: zijn werkelijkheid ontwaakt terwijl hij erover praat, terwijl hij hem met geweld in beweging houdt’.

Rushdie in de schuur

Maria Barnas laat haar poëtische stem op prachtige wijze door deze roman ademen. Eigenlijk is Altijd Augustus één lang gedicht, waarbij de schrijver de hier en daar onstane gaten opvult met flarden proza. Verfijnde regels als: ‘De wind blaast het haar uit mijn gezicht en jaagt wolken door mijn hoofd’ zijn direct herkenbaar als barnasiaanse poëzie en laten zien hoe de schrijver – evenals in haar gedichten – de woorden proeft, weegt en op de juiste plek neerzet. Daarnaast is er ruimte voor het inweven van ongetwijfeld geliefde onderwerpen als: architectuur van Le Corbusier, het toneelstuk Equus, de poëzie van Neeltje Maria Min en – is dit een stokpaardje van hedendaagse damesschrijvers? – de avonturen van verdwijnkunstenaar Bas Jan Ader. Wel of niet aanwezig zijn, het vastleggen van een positie, wordt hier in vele gedaanten gevisualiseerd.

Zo ook de wonderlijke aanname dat Rushdie hoogstpersoonlijk in de schuur verblijf houdt. Augustus zet af en toe een bord eten bij de deur, de volgende dag staat het leeggegeten en schoongemaakt weer op dezelfde plek. Het is opnieuw de verbeelding die de overhand heeft, helemaal in het kielzog van de verhalende werkelijkheid: ‘Sommige verhalen moeten worden verteld omdat ze, als je ze eenmaal de buitenlucht hebt laten opsnuiven, staan te hijgen bij de deur (…).’

In die gejaagde fantasie, met de aanhoudende poging de realiteit te doorgronden beweegt Augustus zich door haar eigen droomwereld. De spreekbeurt transformeert uiteindelijk in een gerichte zelfbeschouwing, met het moeilijke eten komt het wel goed en haar verdwenen vader blijft een ‘innerlijk kompas voor exacte waarneming’. Maria Barnas laat Augustus op een indrukwekkende manier aan zelfonderzoek doen, een coming of age uit eigen beweging:

Zo kon het niet langer. Ze had een fundament nodig, besloot ze. Ze moest stevig in de wereld staan. Met muren als wervels om haar solide te maken.

Colson Whitehead
Boeken / Fictie

Tasten naar licht in de duisternis

recensie: Colson Whitehead - De ondergrondse spoorweg
Colson Whitehead

Tot voor kort was Whitehead voornamelijk een writer’s writer. Met zijn De ondergrondse spoorweg, dat over het Amerikaanse slavernijverleden gaat, won Colson Whitehead de National Book Award en beleeft hij eindelijk zijn doorbraak bij een breder publiek.

Centraal in De ondergrondse spoorweg staat de rebelse Cora, geboren en getogen op een plantage in Georgia. Wanneer blijkt dat haar slavenhouder Randall zijn zinnen op Cora heeft gezet, besluit ze de benen te nemen. Samen met Ceasar, die ervan overtuigd is dat Cora geluk brengt wegens de vermeende succesvolle ontsnapping van haar moeder, ontvlucht ze de sadistische praktijken van Randall. Of het gras altijd groener is aan de overkant moet maar blijken. De wijdverspreide haat van witten jegens hun zwarte medemens kent immers vele gezichten, zo toont Whitehead.

Creatieve geschiedschrijving

De ondergrondse spoorweg staat in Amerika bekend als het vluchtnetwerk voor slaven. Abolitionisten hielpen slaven van het conservatieve Zuiden naar het wat meer ruimdenkende Noorden. In De ondergrondse spoorweg zet Whitehead de geschiedenis naar zijn hand en tovert hij het netwerk om tot een echt spoorwegstelsel. Een gewaagde keuze, maar Whitehead heeft zo’n trefzekere pen dat je het graag voor zoete koek slikt.

Het is Whitehead sowieso niet te doen om historische correctheid. Veeleer gaat het om het uitdragen van een tijdsbeeld: hij laat zien hoe diepgeworteld de afkeer van zwarten was. Whitehead weet de uitzichtloze situatie van slaven goed te vangen. Zelfs als het hen lukt om te ontsnappen aan hun slavenhouders zijn ze nog niet veilig of zeker van een verbeterde situatie.

Onderkoelde toon

In de ogen van Cora en Ceasar is het leven voor de zwarte bevolking van South Carolina, de eerste halte die ze met de ondergrondse treffen, behoorlijk goed. Verlost van Randalls geselwerktuigen lijkt alles een verademing. Pas wanneer ze wat langer in South Carolina verkeren, ontdekken ze de waarheid achter de zogenaamde welwillende dokterspraktijken. Aan Randall ontsnappen was niet voldoende; zwarten worden overal veracht. Het uit zich alleen niet altijd in de kat met de negen staarten.

Whitehead beschrijft de schokkende geweldsdaden van blanke slavenhouders jegens hun zwarte slaven met een terloopsheid die het zo mogelijk nog heftiger maakt. Zowel witten als zwarten lijken gewend geraakt aan het buitensporige geweld. Niemand kijkt op van een keukenmeid wier tong is afgehakt meer of minder. Het zijn niet zozeer de gruwelijke geweldsdaden zelf, maar eerder de gewenning die bij de personages optreedt wat maakt dat het geheel zo huiveringwekkend is.

Toch weet Whitehead ondanks het zware onderwerp een speelsheid in zijn schrijven te verwerken die maakt dat je door wil lezen. Een surreëel element als de spoorweg geeft het boek de broodnodige hoop: wanneer een nieuw oord toch niet zo gastvriendelijk is als het lijkt, lonkt altijd de mogelijkheid van een volgende, meer noordelijk gelegen halte. Met De ondergrondse spoorweg toont Whitehead zich meester van een gewaagd genre-experiment.

Theater / Voorstelling

Zoektocht naar erkenning

recensie: Toneelgroep Oostpool - Een Meeuw

Het gebeurt zelden dat de vormgeving meer verbaast dan het spel. In deze uitvoering van Een Meeuw van Toneelgroep Oostpool leveren de acteurs over het algemeen interessant werk en spelen ze met de toneelconventies, maar de grootste vondsten zijn van de hand van scenograaf Theun Mosk en kostuumontwerper Lotte Goos.

Mosk gooide al eerde hoge ogen bij toneelgroep Oostpool met zijn decorontwerp voor Angels in America, waarin hij de teloorgang van de personages treffend weergaf door de toneelvloer met aarde te bezaaien. Ook nu creëert hij met minimale middelen een ruimte die de strekking van het stuk symboliseert. Tsjechovs Een Meeuw speelt zich oorspronkelijk af aan het einde van de 19e eeuw in een Russisch buitenverblijf rond een meer. Op een stoel, een bank en een trappetje na, bestaat het decor nu enkel uit felle kleuren die in vlakken van elkaar gescheiden zijn. Ze vormen wellicht een geheel, maar in feite zijn de vlakken stuk voor stuk individuen die met hun kleuren stuk voor stuk om aandacht vragen. Dat geldt ook voor de personages, waar bij sommigen de kleur van de kleding overeenkomt met de kleur van het decor. Dankzij Lotte Goos geven de personages met hun boblijn, wijde broekspijpen en plateauzolen een mooi jaren ’70-tintje aan de hele ruimte.

 

Oud versus nieuw

Een Meeuw is een toneelstuk over toneel, over de oude versus de nieuwe generatie kunstenaars. De jonge schrijver Kostja (Vincent van der Valk) heeft een toneelstuk geschreven voor zijn muze Nina (Sigrid ten Napel). Ze vindt het stuk niet al te best, maar speelt het toch omdat ze graag actrice wil worden. Kostja’s moeder, de beroemde actrice Arkadina (Ariane Schluter), en haar vriend, de gevierde schrijver Trigorin (Martijn Nieuwerf), vinden het helemaal niets. Dit drukt zo zijn stempel op Kostja dat na vandaag niets hetzelfde is. Hij blijft zoeken naar zijn identiteit als kunstenaar en probeert zijn moeder en Nina van zijn kunstvormen te overtuigen, maar Nina kiest voor Trigorin. Terwijl ze allebei tevergeefs hun dromen najagen, blijft ook de oude generatie kunstenaars op zoek naar erkenning. Wanneer Kostja beseft dat hij zijn ambitie niet waar kan maken, stort de hele club mensen als een kaartenhuis in elkaar.

 

De last van toneelconventies

Je zou het niet geloven, maar Tsjechov had met dit stuk een tragikomedie voor ogen. Er kan zeker ook worden gelachen in Een Meeuw. Vooral de hoogbejaarde dokter Dorn (leuk gespeeld door Daniel Cornelissen) heeft met zijn droogkomische humor de lachers op zijn hand. Hij is de vrolijke noot in een tamelijk conceptuele setting. Regisseur Marcus Azzini laat de acteurs niet zozeer met elkaar, maar met de toneelconventies spelen. Ze richten zich op het publiek dat steeds meer de rol van het beruchte meer inneemt. Hier gaan de personages heen om zich terug te trekken, om hun dromen, verlangens en verdriet te uiten. Kortom: om gezien en gehoord te worden. Helaas doet dit soms wel afbreuk aan het tempo. Doordat de personages op cruciale momenten niet met elkaar interacteren, maar zich tot het publiek richten, wordt het toneelspel statisch, wat ten koste gaat van de geloofwaardigheid en intensiteit van de dramatiek. Aan de andere kant wordt hiermee wel duidelijk dat niet alleen de personages, maar ook de acteurs zelf op zoek zijn naar erkenning van het publiek. Dat hoort bij hun vak. Dat je daar dan soms ten onder aan kan gaan blijkt wanneer het toneel vol met water van het meer komt te staan en de personages het als een last met zich meedragen.

Theater / Voorstelling

Psychedelische nachtmerrie in de wildernis

recensie: NTJong / Veenfabriek - Lord of the Flies (12+)

Met Lord of the Flies leveren NTJong en de Veenfabriek een inktzwart beeld van het menselijk vermogen om vreedzaam samen te leven. In tijden van een verdeeld Europa en een Trumpiaans Amerika heeft dit allerminst aan zeggingskracht ingeboet.

Hoe kunnen we met elkaar leven? Kunnen we omgaan met de ander of wint het recht van de sterkste? William Golding zag het somber in. Na de verschrikking van de Tweede Wereldoorlog schreef hij Lord of the Flies, een allegorie waarin gestrande kinderen een beschaving oprichten die uiteindelijk ontaardt in kannibalisme. Zestig jaar later is zijn roman nog verrassend actueel. In de bewerking van Jibbe Willems en regie van Noël Fischer zien we hoe de spanningen die in het Westen steeds voelbaarder worden – agressie versus compassie, arm versus rijk, het onderbuikgevoel tegenover het intellect – ook de ministaat van Lord of the Flies in twee kampen verdelen.

De populist tegen de democraat

De welbedeelde Jack (Bram Suijker) en zijn vrienden komen van een betere school en menen daarom het leiderschap te verdienen. Met bravoure en intimidatie eisen zij hun plek op de apenrots op. Ze zijn de archetypische bullebakken die de zwakken onderdrukken om zelf vooruit te komen. Daartegenover staat Ralph (Mattias van de Vijver), die jongen die zich ontfermt over de zwakkeren, luistert naar de mening van anderen en pleit voor een democratie. Als hij door een stemming de leiding krijgt, wordt een schelp het symbool voor beschaving: wie de schelp heeft, mag spreken. De beginnende democratie weerhoudt Jack en zijn aanhangers er niet van om op eigen houtje op jacht te gaan naar een mysterieus monster dat zich ergens op het eiland schuilhoudt. De jongens komen terug met een geslacht zwijn en zijn onherroepelijk veranderd. Het eerste bloed is vergoten, de eerste moord begaan.

Van Expeditie Robinson naar Apocalypse Now

Geen geruststellende voorstelling dus, deze Lord of the Flies. De komische noot wordt gegeven door Jim Deddes en Sander Plukaard, die in Expeditie Robinson-achtige vlogs roddelen over de andere jongens. Dat het lachen ons zal vergaan, wordt al snel duidelijk in het decorbeeld. Een doorlopende projectie van Catharina Scholten laat een brandende zon zien die langzamerhand verandert in een psychedelische jungle waar de jagers zich steeds dieper mee vereenzelvigen. Met bloed en verf op hun gezichten kunnen zij zich camoufleren in de grimmige kleurenstorm van de wildernis. De jongens die aanvankelijk in nette schooluniformen gekleed waren, zijn geleidelijk veranderd in woestelingen met wapens en verscheurde kleding.

Lord of the Flies profiteert van een sterk visuele regie en een energieke spelersgroep die gemakkelijk de aandacht vast weet te houden. Bram Suijker en Mattias van de Vijver spelen mooie tegenpolen van elkaar: de hooghartige populist die uit is op zelfverheerlijking tegenover de introverte denker die het belang van de groep vooropzet. Phi Nguyen is fascinerend als de timide Bril. In zijn lichaamstaal vat hij precies het ongemak van een jongen die geaccepteerd wil worden, maar zich geen houding weet te geven. Zo werkt deze Lord of the Flies als allegorie voor het huidige politieke klimaat, maar – voor het jongere publiek – ook voor het leven op het schoolplein. De pestkop, de volgelingen, de underdog: ze komen ongetwijfeld bekend voor.