Tag Archief van: 8WEEKLY

Theater / Voorstelling

Fiddler on the Roof bespeelt je hart en zet je aan het denken

recensie: Theateralliantie en Stage Entertainment - Fiddler on the Roof

Hoe komt het dat de nieuwe Fiddler on the Roof nog zoveel zeggingskracht heeft? De musical is immers een halve eeuw oud en gemaakt in een land en cultuur die niet de onze is. Toch voelt de nieuwe versie van de Theateralliantie en Stage Entertainment nergens gedateerd aan. De groep alledaags geklede spelers die we bij aanvang zien maakt een helder statement: dit verhaal gaat ook over ons.

Traditie

Buiten de grenzen dreigt een revolutie, maar daar hebben de bewoners van Anatevka geen boodschap aan. Traditie, daar draait alles om. Vaders, moeders, zoons en dochters: ze weten precies wat hun plek in de gemeenschap is. Melkboer Tevye (Thomas Acda) is belast met het vinden van goede partijen voor zijn dochters Tzeitel (Eva van Gessel), Hodel (Hannah van Vliet) en Chava (Sarah Janneh). Zij hebben echter een andere toekomst voor ogen. Tzeitel verkiest haar jeugdliefde boven een rijke slager, Hodel valt voor een revolutionaire intellectueel en Chava verlaat haar familie voor een christen. Het lied Traditie, eerst nog een trotse ode aan het leven in de stetl, wordt uiteindelijk Tevyes wanhoopskreet. Het keert terug bij elke dochter die met zijn tradities breekt om een eigen leven te kunnen leiden, en onderstreept zijn machteloosheid.

Tragikomisch figuur

Bovendien draagt Tevye de zorg voor de Joodse gemeenschap op zijn schouders. De politie vertelt hem over een geplande pogrom, die uiteindelijk plaatsvindt op Tzeitels bruiloft. Na de verwoesting vraagt hij licht ironisch aan God of dat nou allemaal nodig was. ‘Jullie joden maken overal een grap van’ wordt hem verweten, en inderdaad: met humor wapent hij zich tegen alle ellende. Daarom past Thomas Acda zo goed bij deze rol. De relativering die hem zo makkelijk afgaat maakt van Tevye een tragikomische overlever. Het afscheid van Hodel en de verbanning van Chava zouden zelfs de meest geharde vaders doen breken, maar hier gebeurt het niet. Tevye houdt zich stug staande, waardoor deze scènes nog pijnlijker worden.

Vernieuwing

Fiddler on the Roof opent met een grote tafel waar de gehele cast omheen zit. Spelers van verschillende leeftijden en etniciteiten praten en lachen met elkaar. Ze zijn de fictieve nakomelingen van Anatevka, en benadrukken daarmee dat het verhaal van Tevye en zijn dochters ook een deel is van onze geschiedenis. Daarnaast is het vastklampen aan eigen tradities en de eigen gemeenschap, tegenover het omhelzen van vernieuwing vandaag nog steeds een actueel thema. De kleurblinde casting in deze voorstelling – een verademing in een theaterveld dat nog steeds worstelt met diversiteit – geeft daar een extra dimensie aan. We zien een gesloten gemeenschap uit 1905, gespeeld door een multiculturele cast in 2017. De onhoudbaarheid van een dorp als Anatevka, waar elke generatie een herhaling is van de vorige en elke invloed van buiten wordt geweerd, is al evident.

Theater / Voorstelling

Fiddler on the Roof bespeelt je hart en zet je aan het denken

recensie: Theateralliantie en Stage Entertainment - Fiddler on the Roof

Hoe komt het dat de nieuwe Fiddler on the Roof nog zoveel zeggingskracht heeft? De musical is immers een halve eeuw oud en gemaakt in een land en cultuur die niet de onze is. Toch voelt de nieuwe versie van de Theateralliantie en Stage Entertainment nergens gedateerd aan. De groep alledaags geklede spelers die we bij aanvang zien maakt een helder statement: dit verhaal gaat ook over ons.

Traditie

Buiten de grenzen dreigt een revolutie, maar daar hebben de bewoners van Anatevka geen boodschap aan. Traditie, daar draait alles om. Vaders, moeders, zoons en dochters: ze weten precies wat hun plek in de gemeenschap is. Melkboer Tevye (Thomas Acda) is belast met het vinden van goede partijen voor zijn dochters Tzeitel (Eva van Gessel), Hodel (Hannah van Vliet) en Chava (Sarah Janneh). Zij hebben echter een andere toekomst voor ogen. Tzeitel verkiest haar jeugdliefde boven een rijke slager, Hodel valt voor een revolutionaire intellectueel en Chava verlaat haar familie voor een christen. Het lied Traditie, eerst nog een trotse ode aan het leven in de stetl, wordt uiteindelijk Tevyes wanhoopskreet. Het keert terug bij elke dochter die met zijn tradities breekt om een eigen leven te kunnen leiden, en onderstreept zijn machteloosheid.

Tragikomisch figuur

Bovendien draagt Tevye de zorg voor de Joodse gemeenschap op zijn schouders. De politie vertelt hem over een geplande pogrom, die uiteindelijk plaatsvindt op Tzeitels bruiloft. Na de verwoesting vraagt hij licht ironisch aan God of dat nou allemaal nodig was. ‘Jullie joden maken overal een grap van’ wordt hem verweten, en inderdaad: met humor wapent hij zich tegen alle ellende. Daarom past Thomas Acda zo goed bij deze rol. De relativering die hem zo makkelijk afgaat maakt van Tevye een tragikomische overlever. Het afscheid van Hodel en de verbanning van Chava zouden zelfs de meest geharde vaders doen breken, maar hier gebeurt het niet. Tevye houdt zich stug staande, waardoor deze scènes nog pijnlijker worden.

Vernieuwing

Fiddler on the Roof opent met een grote tafel waar de gehele cast omheen zit. Spelers van verschillende leeftijden en etniciteiten praten en lachen met elkaar. Ze zijn de fictieve nakomelingen van Anatevka, en benadrukken daarmee dat het verhaal van Tevye en zijn dochters ook een deel is van onze geschiedenis. Daarnaast is het vastklampen aan eigen tradities en de eigen gemeenschap, tegenover het omhelzen van vernieuwing vandaag nog steeds een actueel thema. De kleurblinde casting in deze voorstelling – een verademing in een theaterveld dat nog steeds worstelt met diversiteit – geeft daar een extra dimensie aan. We zien een gesloten gemeenschap uit 1905, gespeeld door een multiculturele cast in 2017. De onhoudbaarheid van een dorp als Anatevka, waar elke generatie een herhaling is van de vorige en elke invloed van buiten wordt geweerd, is al evident.

Muziek / Album

Eenzaam en spookachtig mooi

recensie: Lavalu - Solitary High

Ze kijkt je aan. Haar zwarte haar pluist een beetje, ze poseert niet. Photoshop heeft haar huid niet glad geveegd. Ze is naturel en onbewerkt: ‘dit ben ik’ lijkt ze te zeggen. Net als de cover is ook de muziek op het album ontdaan van afgemixte tierelantijntjes. Solitary High is ongepolijst en wonderschoon.

Waar Lavalu zich op haar eerdere albums nog door een band liet begeleiden, speelt ze op Solitary High alleen. Met enkel piano en stem verveelt ze niet. Zelfs wanneer ze dezelfde toets blijft spelen, is haar muziek dynamisch, daar klinkt haar klassieke scholing in door. Net als haar piano kent haar stem vele kleuren. Duister op Longest Dawn en Milk, smachtend op Hide Me en Waiting.

Verslavend donker

Als haar vingers de toetsen raken, in het openingsnummer Waiting, is het alsof ze een duister sprookje opent. Het soort dat een beetje pijn doet, maar waar je op een donkere herfstdag zin in hebt. Met Waiting zuigt Lavalu je Solitary High binnen en slokt je op. Haar stem wordt één met de piano. Je volgt hem gehypnotiseerd, tot ze in het refrein losbreekt en zingt ‘I hope you’re waiting for me’.

Het daaropvolgende Safe is lichter en heeft iets weg van Debussy. De hoge pianotonen klinken filmisch, Lavalu’s stem volgt de bas. Dan doet ze iets magisch. Het is het dichtste dat bij een tweede stem komt, haar eigen echo zingt fluisterend het refrein mee. Subtiel, maar spookachtig mooi.

Less is more

Ik kan mijn vinger er bijna niet op leggen. Lavalu heeft geen typische zangstem. Het is een fijn tegengeluid op de dertien in een dozijn zangeressen die je op de radio hoort. Ze bezit een puurheid die je niet vaak meer hoort.

Op Solitary High zingt ze verrassend vaak naar en over een ander, wat haar geluid nog eenzamer maakt. In haar laatste nummer Too Much heeft Lavalu heel goed begrepen dat less soms more is. Ze laat zelfs haar piano achterwege en zingt a capella. Kwetsbaar, naakt en dapper tegelijkertijd sluit ze haar album in stilte af. ‘My love is a mess but let me caress you right now’.

 

Theater / Interview

Interview Sanne Verkaaik en Achref Adhadhi

special: Stichting 5eKwartier en Stichting IJ Producties - In Between Time

Steffen van Zundert interviewde Sanne Verkaaik en Achref Adhadhi over de nieuw locatievoorstelling In Between Time in de voormalige Bijlmerbajes in Amsterdam. Vijf theatermakers uit Damascus, Tripoli, Teheran, Kinshasa en Khartoem sloten zich vier weken op in de voormalige gevangenis, samen met vijf Amsterdamse vakgenoten. Voordat het gebouw gesloopt wordt en het azc aan de Wenckebachweg verdwijnt, delen de makers beelden, verhalen en muziek om uitdrukking te geven aan hun leven in de tussentijd. Op basis van deze preview wordt de voorstelling doorontwikkeld en in het voorjaar van 2018 getoond.

De voorstelling is een idee van Titia Bouwmeester en wordt geproduceerd door Stichting 5eKwartier in coproductie met Stichting IJ Producties.

Theater / Voorstelling

Flauwe doch grappige knipoog naar de gepolijste theaterwereld

recensie: Bos Theaterproducties i.s.m. Theatertainment – The play that goes wrong

Zelden is er zoiets flauws als The Play thats goes wrong opgevoerd in de Nederlandse theaters. Koefnoens Owen Schumacher, verantwoordelijk voor het script, heeft alle humoristische en banale scènes in hun waardigheid gelaten in de Nederlandse versie van de Britse slapstick-komedie. De voorstelling bouwt voort op geinige woordgrapjes, omvallende decorstukken en hoofdrolspelers die om de beurt flauwvallen. Deze perfect getimede chaos zorgt voor een heerlijke theateravond waarin het publiek schatert en grinnikt om de meest kleine benulligheden.

De naam windt er geen doekjes om: in deze voorstelling gaat alles fout, perfect getimed fout. Een amateurgezelschap, bestaande uit winkeliers, sluit jaarlijks haar feestweek af met een toneelstuk. Ditmaal kiezen ze voor The murder at Haversham Manor, een detectiveachtige thriller à la Agatha Christie’s Poirot. De ‘Poirot’ in dit toneelstuk is de voorzitter van het gezelschap (Bas Hoeflaak), die zich met een pijp en vergrootglas een echte inspecteur waant. Al vanaf minuut één wordt zijn personage aangedikt met een vettig lachje, een grijns die gedurende het toneelstuk langzaam in een grimas verandert. Want tjonge jonge, wat gaat er veel mis in het toneelstuk. De eerste scène maakt inzichtelijk hoe belangrijk timing binnen een toneelstuk is: keer op keer is de geluids-/lichttechnicus te laat met het toevoegen van een duister licht of spannend muziekje, waardoor de spelers extra sukkelig overkomen. Het decor blijft steevast hetzelfde: een ouderwetse, chique aandoende woonkamer met kroonluchter, schoorsteen en ander kostbaar meubilair. Op de canapé rust het lichaam van Charles Haversham (Frieda Barnhard), de here des huizes. ‘Vermoord’, verkondigt de inspecteur, tot grote schrik van zijn verloofde Florence Colleymoore (Tina de Bruin), broer Cecil (‘Sessel’) Haversham (Rop Verheijen), Florence’ broer Thomas Colleymoore (Ergun Simsek) en butler Perkins (André Dongelmans).

Inside jokes

Het belooft allesbehalve een klassieke ‘Whodunit?’ te worden. Door de continue stommiteiten, worden grootse geheimen te vroeg verklapt, ontbreken attributen (en erger: spelers op de vloer) en wordt het decor meerdere malen gesloopt. Daarnaast worden zinnen over en over en over gespeeld totdat iemand zijn zin herinnert en moeten zelfs de technici inspringen om rollen te vervangen (o.a. Anne-Marie Jung). Het verhaal is uiteindelijk bijzaak – hoewel het een verrassende ontknoping kent. Deze voorstelling is een parodie op theater als kunstvorm. Deze voorstelling geeft een kijkje achter de schermen van een voorstelling, over hoe gepolijst en vlot alles achter het toneeldoek moet verlopen om een goede show neer te zetten. Als de spelers ‘per ongeluk’ de regieaanwijzingen als tekst voorlezen (‘AF!’), roepen en tekst of woorden verkeerd spellen (‘verdonkere-mannen’), moet dit worden beschouwd als een subtiele inside joke over de theaterwereld. Ook stapt de winkelier die Thomas Colleymoore speelt af en toe uit zijn rol en begint dan vervolgens in het Turks te schelden. Hier doorbreekt een acteur die een amateurspeler speelt, de zogenaamde ‘vierde wand’. Naast zulke grapjes, die niet meteen met het blote oog zijn waar te nemen, zijn er ook veel expliciete grappen. Zo gooit butler Perkins per ongeluk een gehele fles whisky leeg en vervangt dit vervolgens door een dodelijk, brandend huishoudelijk middel. De acteurs die dit drinken, spugen keer op keer simultaan dit levensgevaarlijke goedje uit en krijgen zo de lachers op de hand.

Clowneske toestanden

Dit toneelstuk smaakt naar meer, of sterker nog: je zou willen dat je hem nogmaals kunt bekijken. Dat eindoordeel is opmerkelijk. Aan het begin van de voorstelling overheerst namelijk een ander sentiment. Als theaterbezoeker moet je echt wennen aan de extreem flauwe opzet en heeft het geheel iets ‘clownesk’ door de acties die uit het repertoire van Laurel & Hardy lijken te zijn overgenomen. Na een tijdje rest alleen nog de bewondering voor alle ontzettend goed getimede handelingen en de waardering voor de humor zoals die bedoeld is. Het zijn dan niet eens zozeer de flauwe grappen waarom je lacht, maar ook de miscommunicatie die steeds ontstaat en het feit dat het script totaal niet wordt gevolgd (tot steeds groter ongenoegen van het zogenaamde gezelschap). Het leuke is het ‘paradoxale’ aan deze voorstelling: juist doordat alles misgaat, maakt het een voorstelling. Dát maakt deze voorstelling zo ontzettend speciaal, interessant en heerlijk om naar te kijken.

Boeken / Fictie

Licht geschifte arme mensen

recensie: Fjodor Dostojevski - Arme mensen en negen andere romans en novellen

Wie de romans van Fjodor Dostojevski kent weet dat deze negentiende-eeuwse Russische schrijver zijn personages laat worstelen met heftige emoties. Zijn thema’s: goed en kwaad, de rol van geloof en geweten in gecompliceerde ethische situaties vergen het uiterste van zijn helden. In De broers Karamazov en Misdaad en straf vinden vele uitbarstingen plaats die op de rand van de overspannenheid balanceren. ‘Over the top’ zou je kunnen zeggen – en tegelijkertijd leggen zijn verhalen de ambivalentie bloot waar mensen vaak door worden gedreven. Dilemma’s worden in felle kleuren neergezet en blijven regelmatig onopgelost.

Op een haar na geëxecuteerd

Dostojevski’s eigen levensloop heeft grote invloed gehad op zijn themakeuze en de uitwerking van zijn personages. Hij groeide zelf op in armoede en was verontwaardigd over de maatschappelijke misstanden om zich heen, met name het systeem van lijfeigenschap. Als jonge man werd hij gearresteerd op verdenking van het lid zijn van een socialistische beweging. In het gevoerde proces werden hij en zijn lotgenoten ter dood veroordeeld. De mannen stonden al geblinddoekt voor het vuurpeloton toen opeens een boodschapper met het nieuws kwam dat de tsaar, Nicolaas I, gratie had verleend. De executie was in scène gezet, zo bleek, en de straf werd omgezet in verbanning naar Siberië.

Voordat hij deze vreselijke ervaring moest doormaken was Dostojevski al vastbesloten om schrijver te worden. Hij interesseerde zich, zoals veel van zijn tijdgenoten, voor ‘gewone mensen’. Daarmee plaatste hij zich in de traditie van het realisme, zoals die in Engeland, Frankrijk en Rusland al sinds het midden van de negentiende eeuw bloeide. Maar net als zijn grote voorbeeld Gogol voegde hij een speciale absurde toets aan veel van zijn verhalen toe. Ze werden gekruid met satirische en ironische beschrijvingen en stijlvondsten en kregen daarmee een lichtheid die in zijn latere werk werd ondergesneeuwd door de heftige belevenissen van zijn hoofdpersonen.

Briefroman als ironisch genre

In deze nieuwe vertaling van Arthur Langeveld en Madeleine Mes van het eerste deel uit de Russische Bibliotheek, twee romans gevolgd door acht kortere verhalen, komt die lichtheid door het heldere, frisse Nederlands volop tot zijn recht. In de eerste, zijn succesvolle debuut Arme mensen uit 1848, schrijven de twee hoofdpersonen elkaar brieven. Een roman in brieven was op zich al een ironische keuze – de briefroman dateerde uit vroegere eeuwen en was al lang in onbruik geraakt. Het bood de auteur de gelegenheid om zowel – uit de tweede hand – de lezer op de hoogte te stellen van de gebeurtenissen, als – uit de eerste hand – de gevoelens van de briefschrijvers weer te geven. Zo ontstaan twee niveaus en krijgt de lezer bovendien de kans zelf in te vullen wat zich in de tussenliggende dagen zonder briefwisseling heeft afgespeeld. In deze eerste roman klinkt naast de ironie veel mededogen door met het lot van de allerarmsten.

De berooide ambtenaar Makar Devoesjkin is verliefd op zijn overbuurvrouw Varvara Dobroselova. Hij schrijft haar heftige brieven in een verwarde stijl, overlopend van emotionele uitbarstingen, tussenwerpsels, kreten en herhalingen. De jonge Varvara, die al veel narigheid achter de rug heeft, antwoordt in een grappig superieure toon, die plotseling kan veranderen in paniek als ze weer in de problemen raakt. Honger en kou, ziekte en dood vormen de achtergrond van beider leven. En toch weet Dostojevski er een ironische ondertoon in te leggen. Wanneer Varvara haar vriend een boek cadeau wil doen reageert Makar met een opmerking die de het hele verhaal – en de mening van de auteur – in een ironisch licht zet:

‘Hartje, u wilde me een boekje sturen om de verveling te verdrijven. Maar wat moet ik daarmee, hartje! Wat moet ik met een boekje? Dat de ene leugen op de andere stapelt! Een roman is onzin, en geschreven als onzin, gewoon, voor mensen die niets beters te doen hebben: geloof me, hartje, geloof mijn ervaring van jaren. En als ze tegen u over Shakespeare beginnen, van ziet u wel, in de literatuur hebben we toch maar Shakespeare, nou, dan zeg ik dat ook Shakespeare flauwekul is, het is allemaal je reinste flauwekul, en allemaal laster!’

In de latere verhalen speelt het psychologisch element een grote rol, zoals in De dubbelganger de beschrijving van een gespleten persoonlijkheid. Een kerstfeest en een huwelijk bevat een portie kritiek op de positie van vrouwen. Ook de weerzin van Dostojevski tegen de macht van het geld is hier evident. Het laatste verhaal Iemand anders z’n vrouw en de man onder het bed is grappig door alle verwarring en achterdocht rond overspel.

Kortom: laat alle schroom voor de Grote Literatuur varen en lees deze heerlijke verhalen…

Boeken / Non-fictie

Religie maakt alles kapot

recensie: Catherine Nixey - Eeuwen van duisternis

Het christendom een vreedzame religie? Vergeet het maar. In het vlammende Eeuwen van duisternis nagelt de Britse Catherine Nixey de vroege Kerk genadeloos aan het kruis. Dit was een religie die, eenmaal in opmars, geen concurrentie duldde en bijgevolg alles vernielde wat in haar weg kwam. Het is een boek dat kwaad maakt.

Eeuwen van duisternis is een eyeopener: amper 10 procent van de klassieke literatuur is aan ons overgeleverd, en het volledige oeuvre van Democritos, de allereerste geleerde die de atoomtheorie lanceerde en beschouwd wordt als één van de briljantste geesten van de oudheid, is zelfs niets bewaard. Niet volledig te verwijten, maar wél de hoofdschuldige: de jonge christelijke kerk, die in een verbijsterende vlaag van religieuze hysterie alles vernietigde wat niet overeenkwam met het geloof: van ‘heidense’ beelden en altaren, boeken over filosofie, erotiek en poëzie, tot de prachtigste gebouwen die ooit werden opgetrokken (zoals de Serapis-tempel, die tot de laatste steen werd afgebroken).

Humor

De reden waarom de vroege christenen dit deden, was tweevoudig: ten eerste kregen ze goedkeuring van de bijbel om alles wat niet met ‘De Waarheid’ strookte te elimineren, en ten tweede had de Kerk geen greintje gevoel voor humor, in tegenstelling tot de oude Grieken en vooral Romeinen, die niets liever deden dan lachen. Christenen hadden ook lak aan kennis: wat valt er te leren, als alles wat ze moeten weten toch al in de bijbel staat? Daarom werden ze ook veracht in de eerste decennia van hun bestaan: niet alleen verkondigden ze dat ze dom waren, ze waren er ook trots op – vooral voor de leergierige Grieken was dit haast misdadig.

Martelaars

Nixey stelt ook een verkeerd beeld bij: vergeet die massale christenvervolgingen in de eerste vier eeuwen. Er waren er hoogstens drie, en ze duurden bij elkaar slechts een paar jaar. Ook in de arena’s stierven er geen duizenden christenen als martelaar, hoogstens een paar honderd. We moeten dus ophouden de christenen als slachtoffer te zien, die met hun vernielzucht alleen maar wraak wilden nemen. Nee, dit was een doelbewuste pogrom, bedoeld om de hele klassieke cultuur van de aardbodem weg te vagen. En wat die martelaars betreft: christenen kwamen zélf aan overheden vragen om gedood te mogen worden, of ze wierpen zich vrijwillig in een vuur, om zo sneller naar de hemel te gaan. Het christendom was een cultuur van de dood, niet van het leven (zoals de Griekse en Romeinse er wél een was).

Vitriool

De grote troef van dit boek, naast het feit dat een onderbelicht stuk geschiedenis eindelijk voor het grote publiek openbaar wordt gemaakt, is de levendige schrijfstijl van de auteur. Het lijkt wel alsof Nixey een persoonlijke rekening te vereffenen heeft met het jonge christendom en haar vernielzucht. Haar pen lijkt bij momenten in vitriool gedoopt, en dat zorgt voor erg entertainende lectuur.

Keerzijde is natuurlijk dat je de indruk krijgt dat er in de vierde en vijfde eeuw na Christus geen enkele christen deugde. Tevens vraag je je verwonderd af hoe er überhaupt iets is blijven rechtstaan van monumenten en gebouwen, als je mag geloven hoe geestdriftig ze destijds te werk gingen. Maar dat draagt alleen maar bij tot het leesplezier, als je daarvan kan spreken. Want de verhalen over de vernietiging van bijvoorbeeld de bibliotheek van Alexandrië of de talloze boekverbrandingen maken je als lezer in- en intriest. Zo kan die vreedzame Jezus het toch nooit hebben bedoeld?

Theater / Reportage
special: SPRING in autumn

Ook in de herfst is SPRING een must-see

De zon schijnt en SPRING is weer terug. Je zou bijna denken dat het mei is, maar we zitten midden in de herfst. Wat blijkt: het festival brengt lekker weer met zich mee, en gedijt in elk seizoen.

In samenwerking met de Stadsschouwburg Utrecht probeert SPRING dit jaar iets nieuws uit: een minifestival op het terrein van de schouwburg, met vier internationale voorstellingen en een lopende installatie. De energie van het festival is deze keer minder voelbaar, maar dat mag de pret niet drukken. Opnieuw bewijst SPRING een waardevol platform te zijn om het werk van internationale makers te ontdekken.

Common Emotions & Imitation of Life

Common Emotions
Foto: Gadi Dagon

Het blijft interessant om te zien wat voor relaties deze totaal verschillende performances met elkaar aangaan, als ze onder de paraplu van een festival gepresenteerd worden. Hoop en wanhoop, zo beschrijft artistiek directeur Rainer Hoffmann het verschil tussen de twee performances op de openingsavond: Common Emotions van de Israelische choreograaf Yasmeen Godder, en Imitation of Life van de Hongaarse regisseur Kornel Mundruczó. In Common Emotion worden we verleid om uit onze stoelen in fysiek contact met de dansers te komen. De regels worden herhaaldelijk uitgelegd: als een van de dansers naast het doek gaat staan, zijn er een aantal publieksleden nodig om een opdracht uit te voeren.

Die publieksleden lijken aanvankelijk niet al te happig om mee te doen. Misschien ligt het aan het overwegend professionele publiek, die liever niet uit de positie van een toeschouwer wil stappen. Of is het iets Nederlands om niet gelijk op het podium te stappen? Hoe zou dat in andere landen zijn geweest, vraag ik me af. Hoe het ook zij, de dansers laten zich niet uit het veld slaan, en een aantal fanatieke toeschouwers helpen hen uit de brand.  Ten slotte weet een van de dansers vrijwel het gehele publiek, waaronder ondergetekende, zo ver te krijgen om mee te doen. Hij vraagt ons om onze hartslag te voelen, en dit vervolgens bij onze buren te doen. Volgende opdracht: loop met zijn allen het podium op, terwijl je de hartslag van je buurvrouw- of man aanvoelt. Dat is verdomd eng, zulk direct en intiem contact met een volslagen vreemdeling. Het is een grens waar ik overheen moet stappen, om me vervolgens vertrouwd en verbonden te voelen met een groep. Dat lijkt Yasmeen Godder te beogen met deze performance: het bereiken van intimiteit in een wereld die steeds onpersoonlijker lijkt te worden. Als zij, haar dansers en een aantal deelnemers uiteindelijk schaterlachend op de grond liggen, wordt wel duidelijk dat ze hier wonderwel in geslaagd is.

Hoe anders voelt Mundruczó’s Imitation of Life aan, een sombere dystopie waarin elke schijn van intimiteit of medemenselijkheid de kop wordt ingedrukt. We zien een projectie waarin een Romavrouw zich verdedigt tegen een louche deurwaarder. Hij dwingt haar haar vervallen appartement te verlaten, terwijl zij een beroep op zijn empathie probeert te doen. Haar man is overleden, en haar enige zoon is na een slaande ruzie weggelopen. Ze kan haar woning niet verlaten, want anders vindt hij haar nooit meer terug. Het scherm maakt plaats voor een woonkamer op het podium, en even lijkt het duidelijk waar deze voorstelling naartoe gaat. De vrouw wordt onwel, de deurwaarder ziet zich gedwongen een ambulance te bellen. Gaan we hier een toenadering van twee tegenstanders zien? Allerminst. De deurwaarder maakt zich snel uit de voeten, als zijn vrienden hem sms’en.

Dan volgt de meest fascinerende scènewisseling die ik in tijden gezien heb: de woonkamer draait 360 graden om haar as en laat een ravage van neergevallen meubilair en keukengerei achter. In deze puinhoop komen de volgende bewoners van het appartement binnen. We zien een jonge moeder die de bank opruimt, zodat haar zoontje een plek heeft om te slapen. Als ze bij hem wil gaan liggen, belt haar foute lover op. Tegen beter weten in geeft ze hem nog een kans, en laat haar zoontje alleen achter. Ook hier is er voor intimiteit geen ruimte. Ten slotte komen de twee zonen elkaar tegen. De een is achtergelaten door zijn moeder, de ander zoekt zijn moeder. Een nieuwsbericht vertelt ons over een Romaman die een kind heeft neergestoken. Hoe dit verhaal afloopt, laat zich raden.

(B)reaching Stillness & Kalakuta Republik

(B)reaching Stillness
Foto: Dieter Hartwig

Op de tweede dag van het festival staan twee dansvoorstellingen op het programma: (B)reaching Stillness van de Zwitserse choreografe Lea Moro, en Kalakuta Republik van het Faso Danse Théâtre en de Belgisch-Burkinese Serge Aimé Coulibaly. Deze avond is minder geslaagd dan de vorige, door een nogal rommelige dramaturgie waar beide voorstellingen onder lijden. Voor (B)reaching Stillness liet Moro zich inspireren door Barokstillevens en de Tweede Symfonie van Gustav Mahler. In een blauwe ruimte met alleen een waterkoeler zien we drie dansers een tergend trage choreografie uitvoeren. Is dit de code van de voorstelling? Een overgave aan vertraging van beweging en tijd? Even lijkt het erop, totdat de dansers op normaal tempo wat water drinken. De vertraging zet opnieuw in, om later te veranderen in een energieke choreografie op de muziek van Mahler. Het bereiken en overtreden van verstilling, zoals de titel suggereert, lijkt hier de insteek te zijn. Een duidelijk concept, maar toch voelt alsof Moro verschillende eilandjes zonder logische samenhang maakt. Het minimalisme in beweging en muziek wordt zo ver uitgewerkt, dat de daaropvolgende Mahlersymfonie een te zwak contrast vormt. De keuze om daarna langzaam gouden opblaaspalmbomen te laten verschijnen, wordt niet duidelijk gemotiveerd, evenals de eerdergenoemde waterkoeler. Waarom zijn ze er, wat voegen ze toe? Uiteindelijk voelt (B)reaching Stillness aan als een verzameling van interessante ideeën die samen geen vloeiend geheel vormen.

Kalakuta Republik
Foto: Sophie Garcia

Kalakuta Republik is geïnspireerd op het gedachtegoed van de Nigeriaanse muzikant en activist Fela Kuti. De titel verwijst naar de commune die hij stichtte voor zijn familie en bandleden, met de droom hun eigen Afrikaanse roots te hervinden. We zien Kalakuta Republik in twee delen: een eerste deel waar pure dans een meer centrale rol lijkt in te nemen, en een tweede deel waar ingezoomd wordt op de invloed van kolonisatie op de Nigeriaanse identiteit. Coulibaly neemt aanvankelijk de rol van Kuti op, de leider die de zes dansers op het podium probeert te verenigen in een groep. Wat de dansers zelf echter proberen te communiceren, is minder evident. Het eerste deel van Kalakuta Republik lijkt zich eerder te richten op de muzikale nalatenschap van Kuti: de afrobeat. Het is een dansfeest dat met aanstekelijke energie wordt uitgevoerd, maar weinig betekenis oplevert.

In het tweede deel is de beeldentaal duidelijker. We bevinden ons in een verlaten club. Stoelen liggen verspreid op de grond, een zangeres zingt zachtjes haar nummers. Coulibaly komt op met een half wit geschminkt gezicht, als een man met een gespleten identiteit: enerzijds Afrikaans, anderzijds die van een Westerling. Als contrast zien we een van de dansers trots poses aannemen in traditionele kleding. Coulibaly verdeelt ondertussen de vloer in willekeurige gebieden, net als de Europese kolonist Afrika in willekeurige terreinen verdeelde. De dansers storen zich echter niet aan de opgelegde grenzen, en dansen onverstoorbaar door. In de tweede akte krijgt Kalakuta Republik de inhoudelijke scherpte die voor de pauze ontbrak.

Phobiarama

Phobiarama
Foto: Willem Popelier

SPRING is SPRING niet zonder een locatieproject. Ook in deze editie valt er buiten de muren van de schouwburg iets te zien: Phobiarama, een ‘excursie door de hedendaagse angstcultuur’ van Dries Verhoeven. We betreden een spookhuis, waar we in karretjes doorheen worden geleid. Verhoeven gebruikt dezelfde tactiek als de politici en mediasensaties waar we fragmenten van te horen krijgen: hij zet ons onder voortdurende stress en geeft ons vervolgens een Ander om die angst te focussen. Wanneer we eenmaal in de karretjes zitten, zien we aanvankelijk niets. We horen de stemmen van Wilders, Le Pen en Trump die ons opstoken om vooral bang te zijn voor het onbekende. Dat onbekende krijgt ineens een fysieke vorm als we opgeschrokken worden door mannen in wolvenpakken. Ze zijn imposant, zien er gevaarlijk uit en zijn volledig anoniem: een ideaal monster om bang voor te worden. Vervolgens gaan de wolvenpakken uit en komen er griezelige clowns tevoorschijn. Griezelig, omdat ze in onze populaire cultuur maniakaal en onvoorspelbaar zijn – zie The Joker of de clown uit de nieuwe IT-film. Uiteindelijk gaan de clownsmaskers af, en zien we iets heel anders. Voor ons staan gespierde, getatoeëerde mannen. Overwegend niet-witte mannen: precies de groepering waar populaire demagogen ons bang willen maken. Ze gaan bij ons zitten, en leggen een hand op onze schouder. Na alle angstzaaierij voelt het bijzonder liefdevol aan.

Weer een terugkerend thema op deze SPRING in Autumn: het ervaren van fysiek contact in het theater. Een contact dat eerst ongemakkelijk is, maar je vervolgens even een verbondenheid met een ander laat voelen. Het zijn ontdekkingen als deze die het bezoeken van een theaterfestival de moeite waard maken. Na een geslaagde editie van SPRING heb je een paar voorstellingen gezien waar je vaak geen verwachtingen van had, en je toch iets laten zien dat je nog niet eerder hebt gezien. Deze herfst-SPRING was een geslaagde editie.

Boeken / Fictie

De enge nanny

recensie: Leïla Slimani - Een zachte hand

Een van de mooiste scènes uit Een zachte hand van Leïla Slimani speelt zich af tegen het slot van de roman. Louise, de oppas, weet dat de twee kleuters waar ze voor zorgt binnenkort naar school zullen gaan en dat ze dan hoogstwaarschijnlijk ontslagen wordt. Als oplossing verzint ze dat het ouderpaar een nieuwe baby moet krijgen. Ze plant een avond waarop de conceptie plaats zou moeten vinden en neemt de kleine Mila en Adam mee naar een goedkoop restaurant. Na het eten sjouwen ze doelloos door Parijs, tot ze alle drie uitgeput thuis komen. Maar de vrouw des huizes, Myriam, is na een lange werkdag vroeg naar bed gegaan en meneer Paul ligt op de bank met een koptelefoon op naar muziek te luisteren.

Thrillergenre?

Het knappe van deze vondst is dat Slimani hier de machteloosheid van Louise, die in alle opzichten aan de grond zit, omzet in een almachtsfantasie. Die baby moet en zal er komen. Als blijkt dat de werkelijkheid zich anders gedraagt, stort ze in.

Slimani laat Louises ondergang uitlopen op een moord, die al op de eerste bladzijde van het boek plaatsvindt. In een interview heeft ze gezegd dat ze bang was dat de roman zonder extreem geweld niet spannend genoeg zou zijn. Is het een andere manier om te zeggen: het zou niet goed genoeg verkopen? De moord is als het ware van buitenaf aan het verhaal toegevoegd, als daad van een gestoorde delinquent.

We belanden zo in de discussie over literatuur versus amusement. Geweld is entertainment – maar van de jury van de Prix Goncourt zou je verwachten dat ze in hun beoordeling het zwaartepunt bij het literaire gehalte leggen. De moord op de twee oppaskinderen is niet alleen een concessie aan het thrillergenre, maar psychologisch niet echt invoelbaar.

Bloemengeur

Jammer, want verder weet Leïla Slimani de gespannen verhouding tussen werkgeefster Myriam en werkneemster Louise – inclusief hun beider ambivalenties – knap neer te zetten. De wereld van het geslaagde, urbane jonge gezin: hoogopgeleide tweeverdieners, wonend in de juiste buurt, wordt schril tegenover de onderklasse uit de banlieue gezet. Het thriller-element is subliem vormgegeven met het motief van de indringster die alles perfect doet, zich onmisbaar maakt, een toevlucht voor de kinderen is en langzamerhand gezinslid lijkt te worden. Het ongemakkelijke gevoel dat het culturele verschil met haar werkgevers oproept verhoogt de griezeligheid: Louise is praktisch analfabeet, te zwaar opgemaakt, maar volmaakt in haar werk. En dan die zachte, naar bloemen en poeder geurende huid…

Rotzak van bordkarton

De andere personages komen niet echt tot leven. De overleden echtgenoot van Louise was een bordkartonnen rotzak. Vals, lui, paranoïde en altijd bezig met klachten indienen tegen ‘de instanties’. Het is een raadsel waarom ze met hem trouwde. Van meneer Paul, geluidstechnicus en vader van de kinderen, komen we niet meer te weten dan dat hij van zijn werk houdt en bang was met het vaderschap zijn vrijheid te verliezen. De vroegere werkgeefsters van Louise, upper-class dames, zijn allemaal in haar façade van super-oppas getrapt. De dochter van Louise, Stephanie, is na haar inktzwarte jeugd van school gestuurd, van huis weggelopen en niet meer teruggekomen.

Overigens is de stijl – misschien ook door het probleem met het vertalen van de verschillende soorten verleden tijd die het Frans kent – hier en daar houterig. Bovendien had de schrijfster wel wat meer ‘show’ en wat minder ‘tell’ kunnen gebruiken. Laat zien hoe mensen zich voelen en wat hen motiveert. Ga het niet analyseren of vermelden:

‘In de maanden na Mila’s geboorte werd het leven een ietwat pathetische komedie. Myriam verborg haar neerslachtigheid en de wallen onder haar ogen’ (…) ‘In die periode voelde Paul zich klem zitten, bedolven onder verplichtingen. Hij werd mat, de man die eerder door iedereen werd bewonderd om zijn gemak, zijn bulderende lach en zijn vertrouwen in de toekomst.’

In alle grote steden spelen zich momenteel dezelfde hachelijke situaties af. Jonge gezinnen, vaak diep in de schulden door een duur huis, zijn op zoek naar iemand aan wie ze hun kinderen kunnen toevertrouwen. Een leger van nanny’s – hun Afrikaanse talen klinken overal in de Parijse parken vol personeel met kinderwagens— staat klaar om de werkende yuppenmoeders te ontlasten. Hun inzet maakt mogelijk dat beide ouders carrière maken. Maar er mag niet veel misgaan of het gezinssysteem wankelt. Als Leïla Slimani het bij een gedetailleerde beschrijving van zo’n gezin en de uitgebuite hulpkracht had gelaten, had ze een werkelijk goede roman geschreven.

Boeken / Non-fictie

Thuis in de tijd

recensie: Antoine Bodar - Geborgen in traditie

In zijn nieuwste bundel is Antoine Bodar behoorlijk kritisch op Nederland. Taalverloedering, lompheid en egoïsme zijn de verschijnselen waar hij zich het meest aan stoort. Dit hangt allemaal samen met een gebrek aan waardering voor traditie.

Niet voor niets heeft de Brabantse priester zijn Nederland verruild voor Italië. Dat wil echter niet zeggen dat hij de strijd heeft opgegeven. Hij bestookt het vaderland nog regelmatig met boeken en verschijnt geregeld op tv om uitleg te geven over de Rooms-Katholieke Kerk. Daarbij is hij nooit te beroerd om en passant te wijzen op de slechte staat waarin Nederland verkeert.

Niet dat Nederland Bodar weinig te bieden heeft. Hij bewondert Joost van den Vondel, Louis Couperus en Johan Huizinga en schrijft daar graag over. Zijn klacht is vooral dat Nederland zijn rijke culturele traditie bij het grof vuil heeft gezet.

Jaren zestig

Het ging volgens Bodar mis in de jaren zestig. Tijdens deze periode kwam de jeugd in opstand tegen orde en gezag, traditie en etiketten — kortom, tegen het idee van beschaving als zodanig. Bodar maakte de jaren zestig mee als student en omschrijft ze als de meest afgrijselijke periode uit zijn leven. ‘Zulks tekent een mens.’

Bodar hekelt de lompheid, de grofheid en het egoïsme die sinds de jaren zestig in opmars zijn. We zijn veel te veel met onszelf bezig. De populariteit van allerlei nieuwe vormen van spiritualiteit vindt hij daarvan een duidelijk teken: die zijn uitsluitend op het eigen welzijn gericht.

Europa

In de politiek signaleert Bodar een soort nationaal egoïsme. Hij ziet een tendens bij mensen als Wilders en Baudet om zich achter de dijken terug te trekken. Europa is voor hen een vies woord.

Zo niet voor Bodar. Hij houdt een warm pleidooi voor het belang van Europa. Daarin doet hij geen beroep op de toekomst – al zou toenemende politieke integratie in Europa een dwingende noodzakelijkheid zijn in een globaliserende wereld – maar juist op het verleden.

Europa is altijd een eenheid geweest, zo zegt Bodar. Wellicht niet in politieke zin, maar toch zeker in culturele zin. Gemeenschappelijke tradities, waaronder het christendom, hebben altijd voor een zekere verbondenheid gezorgd. Maar juist die traditie, zo stelt Bodar teleurgesteld vast, wordt door de pro-Europese stemmen op dit continent verzwegen.

Hoop

Maar Bodar zou Bodar niet zijn als hij het pessimisme niet overstijgt. Hij schenkt in zijn boek veel aandacht aan het schone. Kunst en literatuur kunnen troost en geborgenheid bieden. Daarbij hoort ook enige kennis van het christendom, dat de inspiratiebron voor zoveel Europese kunst en literatuur vormde. Kennis van de eigen (culturele) geschiedenis is volgens Bodar noodzakelijk om te weten wie we zijn. Met een sterker zelfbewustzijn zullen we ook beter in staat zijn nieuwe culturen in ons op te nemen in plaats van ze louter als bedreiging te zien. Zo biedt het boek toch nog hoop.

Dat Bodar zowel kritiek als oplossingen levert, maakt Geborgen in traditie leesbaar. Omdat het boek een samenstelling van veelal eerder gepubliceerde of voorgedragen stukken is, overlappen veel opstellen met elkaar. Bodar kent ongetwijfeld het Romeinse gezegde dat herhaling de moeder der wijsheid is.

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.