Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Boeken / Non-fictie

De kunst van het leven (en schrijven)

recensie: Seneca - Levenskunst

Sommige inzichten en beschouwingen zijn tijdloos. De Essays van Montaigne. De autobiografische, filosofische bespiegelingen van Marcus Aurelius. En zonder twijfel ook de traktaten van Seneca. Zes daarvan zijn nu gebundeld in Levenskunst. Wie zich aan het leven al eens een bult valt, kan hier niet omheen.

De carrière van Seneca (ca. 4 v.Chr. – ca. 65 na Chr.) is welbekend en veelbesproken. Van hoge Spaanse afkomst kwam hij in Rome terecht, waar hij een glansrijke carrière zou uitbouwen als redenaar, senator, schrijver, filosoof en zakenman. Hij werd door keizer Claudius, die van zijn inzichten niets moest hebben, verbannen naar Corsica, maar later door Agrippina, de tweede vrouw van Claudius, terug naar Rome gehaald. Daar zou hij zijn beroemdste rol spelen: mentor en privéleraar van de jonge, wilde maar potentieel glorieuze Nero. Wist hij de keizer in diens eerste regeringsjaren nog in toom te houden, dan ging het al gauw van kwaad naar erger. Seneca werd uiteindelijk van een complot tegen de keizer beschuldigd en kreeg de eervolle uitweg van zelfmoord aangeboden, die hij aannam.

Onkwetsbaarheid

Een bewogen leven dus, en dat voor een man die de stoa volgde, een denkwijze die stelde dat passie altijd door de rede moest worden beheerst. Kortom, die de onverstoorbaarheid predikte. Dat blijkt ook uit de vragen die hij zich in de essays stelt: Wat moet ik doen om écht gelukkig te worden? Hoe kan ik waardig sterven? Hoe leid ik een moreel waardig en evenwichtig bestaan? Hoe kan ik mij het ideaal van onkwetsbaarheid aanmeten?

Vervolgens gaat hij diepgaand, maar niet zonder humor en anekdotiek in op deze vragen. Zo bestrijdt hij bijvoorbeeld de dooddoener dat het leven te kort zou zijn. Onzin, aldus Seneca, we vullen het gewoon tot de nok met overbodige en nutteloze zaken als sporten, een mooi lichaam, najagen van geld en politieke discussies. Allemaal niet nodig, vindt hij, want dat is niet waar de mensen je zullen om herinneren. Het gaat erom je leven zo goed mogelijk in te richten en vervolgens af te sluiten met het beste en meest waardige einde.

Het boeiende nawoord van vertaler en classicus Vincent Hunink, waarin hij Seneca’s meerwaarde voor onze huidige tijd onderstreept, is een mooie bonus, net als de verklarende lijst van persoons- en plaatsnamen. Een goed einde dus, net zoals Seneca het gewild zou hebben.

Ann Veronica Janssens, Gaufrette Sequence no. 2, 2018, courtesy de kunstenaar; foto Peter Cox
Kunst / Expo binnenland

Een visueel spel met de waarneming

recensie: Ann Veronica Janssens in De Pont
Ann Veronica Janssens, Gaufrette Sequence no. 2, 2018, courtesy de kunstenaar; foto Peter Cox

Het werk van Ann Veronica Janssens (Folkestone, 1956) in museum De Pont in Tilburg biedt een intrigerend visueel schouwspel. Maar dit is zeker niet het enige wat Janssens de beschouwer te bieden heeft.

Ann Veronica Janssens, Untitled (White Glitter), 2016-doorlopend, courtesy de kunstenaar en Alfonso Artiaco Gallery, Napels; foto Ben Westoby

Ann Veronica Janssens, Untitled (White Glitter), 2016-doorlopend, courtesy de kunstenaar en Alfonso Artiaco Gallery, Napels; foto Ben Westoby

Een deel van de museumvloer ligt bezaaid met glitters die willekeurig lijken te zijn uitgestrooid. Wanneer je erlangs loopt, zorgt de reflectie van het licht op de kleine deeltjes voor een prachtig kleurenspel van goud-, blauw- en groentinten. Het standpunt van de beschouwer is dus zeer bepalend voor de receptie van dit werk; iets dat in meerdere werken van Janssens het geval is.

Een individuele ervaring

Voor Gaufrette Sequence no. 2 (2018) heeft Janssens glazen platen tegen een wand gezet. Tussen elk van de twee platen bevindt zich een iriserend kleurfilter. Daardoor zijn er andere kleuren waar te nemen als de kijker van plaats verandert. Ook in Acapulco Kiss (2011-2018) is de actie van de beschouwer belangrijk voor de waarneming van het werk. Het bestaat uit een glazen ‘aquarium’, gevuld met water, paraffine-olie en alcohol. Door reflectie en breking van licht ontstaan in het oppervlak verschillende kleuren en beelden. Als je om de glazen box heen loopt, krijg je telkens een ander beeld te zien.

Janssens speelt op deze manier met de individuele ervaring van de museumbezoeker. Als kunstenaar wil ze datgene aanbieden wat de toeschouwer nodig heeft om zijn eigen ervaring te kunnen bepalen. Janssens zegt hierover: ‘Niets is mooier dan de eigen perceptie van een persoon. Ik probeer de grenzen daarvan op te zoeken.’

Ann Veronica Janssens, Untitled (Light Beam), 2002, courtesy de kunstenaar; foto Philippe De Gobert

Ann Veronica Janssens, Untitled (Light Beam), 2002, courtesy de kunstenaar; foto Philippe De Gobert

Het onzichtbare zichtbaar

Volgens de tekst die het museum bij de tentoonstelling vermeldt, creëert Janssens beelden die het onzichtbare zichtbaar maken. De basismaterialen hiervoor zijn licht, kleur en ruimte. Haar werk speelt met de zintuiglijke waarneming van de toeschouwer, en vraagt ook om een actieve houding. Het spanningsveld tussen zichtbaar en onzichtbaar, of misschien nog wel meer tussen tastbaar en ontastbaar, wordt in Untitled (Light Beam) (2002) duidelijk. Een kleine donkere ruimte wordt met een krachtige lichtbundel diagonaal in tweeën verdeeld. Hoewel er geen sprake is van een daadwerkelijke grens zorgt de lichtbundel wel degelijk voor een radicale visuele tweedeling.

Gedesoriënteerd in het museum

De mistinstallatie in het midden van de museumruimte lijkt het klapstuk van de tentoonstelling: er staat een rij bezoekers te wachten om naar binnen te mogen. In de ruimte vol mist, verlicht door zacht gekleurde lichtbundels in blauw- en oranje tinten raak je als bezoeker al snel de oriëntatie volledig kwijt. Voorzichtig schuifel je door de ruimte, op de tast verkennend waar de wanden zich bevinden. Soms doemt onverwacht een andere museumbezoeker op uit de mist. Het maakt de mistruimte zonder twijfel een leuke ervaring. De bevraging van de eigen waarneming, wat Janssens met dit werk wil bewerkstelligen, komt in deze installatie echter minder sterk naar voren dan in haar andere werken.

Ann Veronica Janssens, Blue, purple and orange, 2018, courtesy de kunstenaar en Esther Schipper, Berlijn; foto Andrea Rossetti

Ann Veronica Janssens, Blue, purple and orange, 2018, courtesy de kunstenaar en Esther Schipper, Berlijn; foto Andrea Rossetti

De staande glasplaten en de glitters op de vloer roepen sterk op om nog een keer te kijken en de vraag te stellen wat we nu werkelijk ervaren en zien. De mistruimte is wellicht een wat te letterlijke vertroebeling van het zicht, waardoor de vraag zich minder opdringt.

Een uitnodiging tot verwondering

Ann Veronica Janssens zorgt ervoor dat je als museumbezoeker niet passief kunt consumeren. Haar werken lenen zich niet voor een vluchtige blik, maar dagen uit om dichtbij te komen, lang en intensief te kijken, en verschillende standpunten in te nemen. Janssens’ beeldtaal is niet complex en hoogdravend, haar werken zijn visueel aantrekkelijk en spreken tot de verbeelding. Maar ze doen meer dan dat: ze nodigen doeltreffend uit tot verwondering over alledaagse verschijnselen als licht, kleur, mist en reflectie.

Theater / Voorstelling

Kittige voorstelling voor kattenliefhebbers

recensie: Proud to Present & Arran en David Ian Productions - CATS

‘Ontdek vandaag waarom wereldwijd al meer dan 80 miljoen bezoekers je voorgingen en de katten aan hun zoveelste leven beginnen’, staat voorin het programmaboekje van de musical CATS vermeld. De musical vol katers en poezen zag 37 jaar geleden het levenslicht en voor West End moet het sindsdien een kat in het bakkie zijn geweest om van T.S. Eliots ‘Old Possum’s Book of Practical Cats’ een kittige voorstelling te maken. Ondanks de levendige groepsdansen en het zuivere gezang, kom je niet bepaald tot de ontdekking waarom deze musical decennia later nog steeds op de planken staat.

Lekker flexibel

Tussen 20 december en 13 januari is het RAI Theater in Amsterdam het domein van circa 30 katten. Uit angst dat enkele van hen zullen ontsnappen, moeten de bezoekers uiterlijk voor 20:00 de zaal betreden. Dat de katten heel springerig en bewegelijk zijn, zal geen mens ontgaan tijdens de voorstelling: de katten hebben er een handje van om naar het publiek toe te snellen en hen al spinnend en miauwend toe te spreken. Hoewel dit als realistisch kattengedrag kan worden beschouwd, zorgt het ook voor iets ongemakkelijks (die doordringende kattenogen die je star blijven aankijken en katten die haast op je schoot klimmen). Liever zie je de katten gezamenlijk op het podium: als groep floreren ze in iedere dans. Flexibel gooien ze hun benen in de hoogte, trekken ze krampachtig hun schouders omhoog en weten ze vluchtige draaiingen te maken op hun balletschoentjes. Bij iedere dans schemert de perfectie door: de timing, het samenspel van zang en dans, de dynamiek.

Van vergrijsde tot rockende katers

Toch knaagt er iets aan deze voorstelling. Bij een voorstelling die zo rijk is aan dans en zang, verwacht je een even zinnig en uitgewerkt verhaal. Als publiek krijgen we een enkel inzicht in het leven van de Jellicle katten, die steeds bezoekjes krijgen van indrukwekkende (Rum Tum Tugger) of saaie, ouderwetse katten (Old Deuteronomy). Waar het ene bezoek eindigt en het andere begint, is vaak erg onduidelijk en de overgangen doen erg kneuterig en chaotisch aan. De belangrijkste bezoeker, Old Deuteronomy, een oude, vergrijsde kater die een van de katten zal uitverkiezen om aan een nieuwe leven te beginnen, is bovendien een ergerlijk saai personage. Zijn verdienste is om als doofstomme kat de Jellicle cats toe te lachen, die hem erg lijken te vereren. Daarnaast komt ook de verlepte poes Grizabella om de hoek kijken: zij is verstoten door de andere katten, maar zoekt keer op keer weer toenadering tot de groep.

Zelfs als ze haar prachtige klaagzangen tot de groep heeft gericht, moeten de katten nog steeds niets van haar hebben. Dit in tegenstelling van de rock ’n roll-kat Rum Tum Tugger, een kat met de ‘moves like Jagger’ en een diepe, rauwe stem waarmee hij alle poezen inpakt. In tegenstelling tot Grizabella, is hij een welkome gast onder de Jellicle cats. De katten vrezen overigens niet alleen de aanwezigheid van Grizabella, maar ook van een kater genaamd ‘Macavity’. De reden waarom deze ongenode gast de katten zoveel angst inboezemt, wordt niet duidelijk benadrukt. Als Macavity zich dan eindelijk in levenden lijve aandoet, nadat hij Old Deutenomery heeft ontvoerd (een eigenaardig gegeven, maar dat terzijde), maakt dit dan ook niet zoveel indruk.

Het probleem in de voorstelling is dat het verhaal bol staat van onwaarschijnlijke gebeurtenissen en – zoals hierboven al doorschemert – nauwelijks te volgen is. Helaas worden de gebeurtenissen niet getoond op een fascinerende manier zoals in het eveneens als raamvertelling geschreven verhaal Alice in Wonderland, maar vooral op een irritante wijze. Haast bij iedere scène – als het al duidelijk te zien is dat er een nieuwe scène is aangebroken – doemt de vraag ‘Waar gaat dit in godsnaam over?’ op. Het verhaal vliegt echt van de hak op de tak, waarbij gestrooid wordt met namen van personages die je na een lied alweer kwijt bent. Gelukkig worden zulke gedachtes overstemd door de prachtige beelden van het dansende gezelschap met hun zuivere keeltjes.

Dansfeest

CATS is zeker een genot om naar te kijken, mits je in de kleinste verte iets met katten hebt. Wie katten schuwt, zal zich namelijk snel ergeren aan al die kronkelige lichamen die elkaar kopjes geven. Ook wie zoekt naar een diepere betekenis achter de voorstelling, zal teleurgesteld naar huis keren. CATS biedt namelijk een spektakel als het gaat om dans, waarvoor alle lof uitgaat naar choreografe Gillian Lynne, maar geen enerverend relaas als het om het verhaal gaat.

Boeken / Fictie

Subtiele spanning in veelzijdige roman

recensie: Bodo Kirchhoff - Wedervaring

De Duitser Bodo Kirchhoff (1948) is een meermaals bekroond schrijver – nu ook voor Wedervaring – van wie voor het eerst een roman in onze taal is verschenen. Is dit pas de eerste die de moeite waard is?

Wedervaring is een type roman dat alleen door een wat oudere auteur geschreven kan zijn. Het verhaal geeft blijk van stevig ingewortelde levenservaring en een gezonde afkeer van moderniteiten. Maar qua schrijfstijl is het Kirchhoff gelukt met zijn tijd mee te gaan. Zijn biografie verraadt dat hij een en ander gemeen zal hebben met hoofdpersonage Reither, voormalig uitgever die zich veel moeite heeft moeten getroosten om van ingestuurde manuscripten nog een enigszins leesbaar boek te maken.

Zonsopgang om de hoek

Het tweede hoofdpersonage, al ligt bij haar niet het verhaalperspectief, is Leonie Palm. Zij meldt zich aarzelend bij pensionado Reither in diens pas betrokken appartement en blijkt de schrijfster van Wedervaring, dat zij bij Reither op tafel ziet liggen. Na middernacht besluiten ze de auto te pakken voor een zonsopgang in de nabije bergen. Maar… ze rijden door tot op Sicilië.

De geleidelijke toenadering tussen de twee in het gemotoriseerde Kammerspiel wordt tamelijk minutieus en spannend beschreven. Op Sicilië pikken ze een meisje op uit een vluchtelingenmilieu en de vraag hoe die ‘adoptie’ afloopt roept spanning op. Vluchtelingen vormen ook verder een indringend motief, ook al omdat de hoofdpersonages zelf als ‘vluchtelingen’ te zien zijn, zich verwijderend van vroegere (nood)lotgevallen en op zoek nog naar liefdeskansen, al is beider vertrouwen daarin niet optimaal meer.

Im Frage

Spannend is ook hoe de hoofdpersonen in Wedervaring zich geleidelijk iets meer blootgeven. Spraakwatervallen zijn ze niet, vooral omdat ze zich er niet met voorspelbaar gepraat van af willen maken. Vooral de beroepshalve taalkritische Reither staat vaak stil bij beider taalgebruik. Wat is er verkeerd of vreemd aan, wat gaat erachter verborgen? De voortgang van het verhaal wordt door deze surplace net niet gehinderd. Wél enigszins door de beschrijvende passages in deze roadnovel. Ook het opsteken van sigaretten vergt heel wat zinnen. Toch verrassen de meeste beschrijvingen genoeg door originele details.

Spanning wordt ook opgeroepen door het ontbreken van aanhalingstekens voor de directe rede. Waakzaam moet je in de gaten houden wie iets zegt en waar dat stopt. Dat betrekt je des te sterker bij de dialoog. Boeiend is ook hoe in flashbacks een en ander over Reither ontvouwd wordt en wat autobiografisch is aan Wedervaring van Leonie Palm. Tot slot word je na enerverende gebeurtenissen getrakteerd op een doodgemoedereerd open einde.

Veelzijdig

Grappig is dat het woord ‘wedervaring’ in het Duits bestaat (Widerfahrnis) en niet in het Nederlands. Wél het werkwoord: wedervaren. De titel zinspeelt op de gezamenlijk ondernomen autorit. Het begrip staat voor wat je luchtigjes zoal overkomt, maar is voor Leonie Palm een eufemisme voor de narigheid die ze heeft moeten doorstaan. Daarover gaat haar boek. Veelzeggend is dat de titel Wedervaring haar verhaal insluit en daarmee ook zinspeelt op de wederkerigheid tussen Reither en Palm.

Het verhaal zelf én de gelaagde betekenis ervan geven de roman een rijke veelzijdigheid. De vertaling werkt goed mee.

Boeken / Non-fictie

Historisch inzicht

recensie: Jan Westerhof - We waren erbij, de eeuw van radio

Oud-directeur Radio van de NPO Jan Westerhof slaagt erin met We waren erbij een smeuïg en leesbaar boek te schrijven over een eeuw Radio met behoud van het historisch besef.

In een handzaam boek van 192 pagina’s inzicht verschaffen in het ontstaan en de ontwikkeling van radio in Nederland in woord en beeld is een machtige uitdaging. Feitelijk is de radio niet weg te denken uit ons dagelijks leven. We nemen hem tegenwoordig overal mee naartoe op onze smartphone, de auto, thuis op de stereo en op iedere computer waar we ons werk mee doen. Radio is overal toegankelijk, of je nu muziek wilt luisteren in welke vorm dan ook of het nieuws wilt horen in elke kleurtoon die je wenst.

Chronologisch en thema’s

Op 6 november 2018 werd in Beeld en Geluid op het Mediapark te Hilversum het boek We waren erbij – De eeuw van radio ten doop gehouden. Het was het moment waarop het honderdste jaar van het bestaan van de radio in Nederland startte. Jan Westerhof reikte daar het eerste exemplaar van zijn boek uit aan radio-coryfee Frits Spits.

Het boek schetst de historie en ontwikkeling van radio in Nederland. Na de uitvinding in 1888 door Heinrich Hertz duurde het tot 1919 voordat de eerste radio-uitzending in Nederland plaatsvond vanuit het Kurhaus. De radio doet vanaf dat moment zijn intrede in de maatschappij en verwerft zijn plaats in het gezinsleven. Die plek wordt later bij de uitvinding van de televisie door dat medium overgenomen, maar de radio is nooit verdwenen. Hoe die ontwikkelingen verliepen wordt door Westerhof chronologisch verteld terwijl hij tevens plaats heeft gevonden voor verschillende thema’s als regionale omroep, nieuwsradio, publieke omroep, radiopiraten en de opkomst van commerciële radio. Westerhof slaagt erin om in plaats van deze geschiedenis als wetenschappelijk werk te presenteren er een fijn leesbaar boek van te maken, dat iedere radioliefhebber met plezier zal lezen.

Veranderende radio

Westerhof staat in We waren erbij stil bij de censuur op de Nederlandse radio in de jaren twintig en dertig. Want het feit dat al ruim voor de Tweede Wereldoorlog toezicht en correcties op de radio-uitzendingen plaatsvonden, zet de invloed van de overheid op de nieuwsuitingen in ons land in een ander daglicht.

Natuurlijk kan Westerhof niet onder de invloed van de zee-zenders uit. In 1960 kiest Veronica als eerste in Nederland met zijn zendschip het ruime sop naar het voorbeeld uit Denemarken. De invloed van de commerciële radio op de uitzendingen vanuit Hilversum zal enorm groot blijken. Dat later Radio Noordzee een geduchte concurrent wordt van Veronica komt door een toevalligheid, omdat de uitzendingen – die gericht zouden zijn op Duitsland – geen doorgang kunnen vinden. De wetgeving in Duitsland loopt vooruit op die in Nederland, waar uitzendingen van zee-zenders pas in 1974 verboden worden.

Radio wordt totaalbeleving

Het radiolandschap verkleint door de wetgeving in 1974 weer tot de zenders van de publieke omroep. Maar de invloed van de zee-zenders blijft duidelijk hoorbaar. Uiteindelijk wordt commerciële radio pas begin jaren negentig legaal in Nederland en krijgen we een breder aanbod. De publieke omroep heeft er stevige concurrenten bijgekregen in de strijd om de luisteraar. Toch gaat de NPO met zenders als 3FM en later ook zeker Radio2 deze strijd met wisselend succes aan. Het vergt natuurlijk meer initiatief en creativiteit om de luisteraar te winnen en te binden. Radio wordt daarmee steeds meer een totaalbeleving met niet alleen luisteren, maar ook meekijken in de studio via visual radio en zelfs het live beleven van radio bij evenementen als Sportzomer, Serious Request en de TOP2000. DJ’s worden beroemde persoonlijkheden die via transfers verhuizen van werkgever (lees radiozender).

Westerhof gaat in We waren erbij – De eeuw van radio in op hoe radio zich staande weet te houden naast de opkomst van tv. Maar is dat wellicht wat gekleurd als oud-directeur radio? Ik denk van niet. Ga eens na wanneer en hoeveel uur je radio luistert ten opzichte van het consumeren van tv-beelden.

Hoe de radio zich de komende jaren verder zal ontwikkelen is nog niet te voorspellen. Maar dat het zich zal blijven manifesteren maakt Westerhof wel duidelijk in dit fijn leesbare boek met foto’s, die een feest der herkenning vormen bij het lezen van de geschiedenis van wat wij vandaag beleven als radio. We waren erbij – De eeuw van radio vormt een mooi startschot voor het jaar waarin de radio een eeuw bestaat.

(Foto’s gemaakt door Joost tijdens de boekpresentatie.)

 

Boeken / Fictie

REVIVAL VOOR DÜRRENMATT?

recensie: De val / Pech / Smithy – Friedrich Dürrenmatt

Dürrenmatt had nog vier jaar te leven toen in 1986 zijn drie verhalen werden gepubliceerd. De val, Pech en Smithy zijn nu in het Nederlands vertaald.

Er is de laatste tijd meer werk van de schrijver uitgegeven. Een revival? Ook loopt dit seizoen zijn toneelstuk Het bezoek, gespeeld door de Vlaamse groep De Roovers.

Onrecht

Het verhaal Pech (Die Panne) stamt uit 1956 en leende zich later voor een luisterspel en een toneelstuk. Geplaagd door autopech mag handelsreiziger Alfredo Traps gastvrij de nacht doorbrengen bij een gepensioneerd jurist, die die avond met leeftijd- en vakgenoten een overvloedige maaltijd gebruikt. De oudjes zich over aan een virtuele rechtspraak. Het komt goed uit dat zich een passant heeft aangediend die, hoewel zich van geen schuld bewust, de rol van verdachte op zich neemt. Op grond van loslippige koetjes en kalfjes over zijn leven, volgt tot zijn verbazing een onontkoombare terdoodveroordeling. Een wonder van een verhaal: uiterst knap verzonnen, sterk geschreven. Waarschijnlijk wil Dürrenmatt zeggen dat alledaagse, onschuldig lijkende levensdaden er indirect toe kunnen leiden dat iemand in het ongeluk gestort wordt. Onrecht is dan ook een basaal thema in het oeuvre van de schrijver.

De val

Ook De val zit vol onrecht (de Duitse titel Der Sturz klinkt treffender). De val speelt in een Sovjet-achtig land waar een revolutie heeft plaatsgevonden, niet zonder de allicht nodige zuiveringen en executies. Het verhaal opent met een weinig formele vergadering van het Politbureau van de Partij. De ministers – waaronder doodgewone burgers zonder politieke ervaring en sommigen al verkerend in dronkenschap – worden aangeduid met kapitalen (al hebben sommigen denigrerende bijnamen). Zo krijgen ze weinig vlees en bloed en is inleving lastig, hoewel genoeg persoonlijks over ze wordt prijsgegeven. Tegelijkertijd benadrukt dat juist hun functioneren in een kermis van machtsuitoefening en -misbruik. Ze zijn door verraad of al dan niet verzonnen onderlinge aantijgingen allemaal onzeker van hun positie. In hun halve anonimiteit worden de machinaties van het regime kil beschreven, ongeveer zoals de werking van een machine uitgelegd pleegt te worden.

Topgangster

Smithy opent helaas niet met een helder exposé van personages en waar die mee bezig zijn. Het verhaal is één lange compacte alinea, wat de toegang niet erg bevordert. Het speelt zich af op het voor Dürrenmatt vreemde grondgebied van de VS, waar hij Smithy ook schreef. Smith is een topgangster die een chirurg in dienst heeft om zich te laten ontdoen van lijken. Maar diens weigering om van een bendelid de vrouw uit de weg te ruimen – met wie Smith kort een verhouding had – komt hem duur te staan.

In de verhalen draait alles weer om hét thema van Dürrenmatt: onrecht, gepleegd door een overmacht, of die nu een landsbestuur is of een onderwereldorganisatie. Pech alleen al rechtvaardigt aanschaf van de bundel.

Boeken / Fictie

Een radicaal onzeker meesterwerk

recensie: Louis Paul Boon - De Kapellekensbaan

In de Perpetuareeks verschijnen de grootste werken uit de wereldliteratuur. Volstrekt logisch, dus, dat dit jaar Louis Paul Boons De Kapellekensbaan werd opgenomen.

De Kapellekensbaan (1953) is het eerste deel van een tweeluik, waarvan het drie jaar later verschenen Zomer te Ter-Muren het tweede deel vormt. Louis Paul Boon (1912–1979) wilde niets minder dan de naoorlogse wereld in taal vangen, zoals Kris Humbeeck in zijn nawoord bij deze editie schrijft. Daarbij moeten we vaststellen dat ‘dat belachelijk ambitieuze project niet totaal is mislukt.’ Dat is inderdaad opmerkelijk.

In het schrijven ontstaat het verhaal

Wat wel tot mislukken gedoemd is, is een overzicht van de plot van deze breed uitwaaierende en diep gravende roman te geven. De Kapellekensbaan bestaat uit drie lagen. Ten eerste is daar het hedendaagse verhaal van een Boon-achtige figuur die een roman over het negentiende-eeuwse meisje Ondineke schrijft, dat als roman-in-roman is opgenomen. De laatste lijn bestaat uit verhalen over de Vos Reynaerde, geschreven door een kennis van de hoofdpersoon van de eerste laag.

In het schrijven ontstaat het verhaal. Er hangt een radicale onzekerheid over het verhaal van Ondineke, en ook de gesprekken die ‘Boontje’, de verteller, met vrienden en kennissen voert, lijken zich telkens in het moment te ontvouwen. Anno 1953 bestaan geen grote idealen meer: die zijn in de Tweede Wereldoorlog ten onder gegaan. Zodoende opent zich een vertelwereld die filosofisch gezien nog het dichtst bij Hermans’ sadistische, nihilistische universum ligt. Boons werk lijkt ook met eenzelfde kracht en snelheid op papier gegooid als Willem Otterspeer opmerkte over Hermans: zonder filter, zonder al te veel redactie. Qua stijl is deze roman echter anders, zelfs uniek.

Overgave

Het eerste hoofdstuk opent namelijk zo: ‘Ge ziet van uit uw open zolderraam hoe het niemandsbos in het rood wordt geverfd door de zakkende zon, en hoort hoe het droefgeestig schaap van mossieu colson van tminnesterie nog een laatste keer blaat vooraleer het achter de knarsende staldeur verdwijnt:’, en na die dubbele punt gaat de zin nog even verder. Gelijk schuift ‘Boontje’ de standaardtaal hier deels opzij, gelijk zitten we in een geheel eigen wereld, een universum waarin de taal opgerekt wordt om de chaos te kunnen representeren.

Het moge duidelijk zijn dat De Kapellekensbaan niet de meest makkelijke roman is om te lezen. Zeker voor de Nederlandse lezer zal het zestig jaar oude Vlaams niet het meest makkelijk zijn – maar laat je daar niet door afschrikken. De Kapellekensbaan vraagt om overgave aan deze overdonderende leeservaring. Laat je meevoeren op de stroom van woorden en beelden – en daarna snel door naar Zomer te Ter-Muren.

Olsthoorn Vanderwilt, collectie 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Olsthoorn Vanderwilt
Kunst / Expo binnenland

Eindelijk! Vrouwelijke Ontwerpers in de Schijnwerpers

recensie: Recensie: Femmes Fatales. Sterke vrouwen in de mode
Olsthoorn Vanderwilt, collectie 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Olsthoorn Vanderwilt

Vrouwen lijken altijd een strijd te moeten leveren om erkend te worden. Dit geldt in politiek en economisch opzicht, in de beeldende kunst en ook op modegebied. Deze tentoonstelling neemt ons mee in de tijd en laat de ontwikkelingen in de mode zien vanaf de achttiende eeuw tot heden. En let wel! Natuurlijk komen er alleen vrouwelijke ontwerpers aan bod.

Van bekende tot minder bekende ontwerpsters; van onmogelijke hoepelrokken tot vrijetijdskleding; van protest- tot extreme kleding en ware kunstwerken. Het is allemaal te zien. Het Gemeentemuseum in Den Haag heeft alles uit de kast gehaald om ons te laten genieten.

Coco Chanel, 1935 Foto Man Ray. Man Ray Trust ADAGP Pictoright Amsterdam 2018 Gemeentemuseum Den Haag

Coco Chanel, 1935 Foto Man Ray. Man Ray Trust ADAGP Pictoright Amsterdam 2018 Gemeentemuseum Den Haag

De Suffragettebeweging

De Suffragettes (1903) was de eerste Engelse vrouwenbeweging, die streden voor vrouwenkiesrecht. Dit was echter niet het enige dat zij bereikten. Vrouwen gingen ook op andere gebieden meer nadenken over hun rol. De vrouwen in de achttiende eeuw hadden nauwelijks bewegingsvrijheid in hun hoepelrokken. De Suffragettes droegen zogenoemde reformkleding, rechte en eenvoudige jurken met nauwelijks versiering. Deze kleding gaf vrouwen veel meer bewegingsvrijheid. Waarschijnlijk werd Coco Gabrielle Chanel (1883-1971) door deze kleding geïnspireerd. Zij ontwierp meer casual kleding en gebruikte soepele stoffen als jersey.

Het Interbellum 1918-1939

In diezelfde periode koos Jeanne Lanvin in tegenstelling tot Chanel een ander pad; zij ontwierp onder anderen schitterende baljurken en Japanse kimono’s met borduursels, kralen, pailletten en parels. Ook Elsa Schiaparelli ontwierp vernieuwende mode, zoals pakken met brede schouders, jumpsuits, wikkeljurken en gebruik van ritsen. Ieder succesvol modehuis had zo zijn eigen specialiteit. Na de Tweede Wereldoorlog werd de vrouwenmode weer traditioneler. Het was weer de mannelijke ontwerper die de toon zette. Bewegingsvrijheid was niet het belangrijkste aspect van hun ontwerpen.

Stella McCartney. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Stella McCartney

Stella McCartney. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Stella McCartney

Ontwikkelingen sinds de jaren zestig

De tweede en derde feministische golf eiste in de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig gelijkheid tussen mannen en vrouwen op allerlei gebied. Dit uitte zich ook in de kleding.

Mary Quant opende in 1955 in Londen de eerste winkel met minirokjes. Agnès Troublé (b) kwam halverwege de jaren zeventig met werkkleding met een androgyn karakter. Katherine Hamnett (1947) en Vivienne Westwood (1941) zetten zich in voor een beter milieu en een duurzame mode-industrie. In de jaren tachtig kwam Donna Karan met ‘fit for the job’ op een mannelijke manier. In 1985 introduceerde zij de ‘seven easy pieces’, een minigarderobe van jersey met als basis een zwarte body stocking.

Veel van de trends uit het verleden verschijnen in een ‘nieuw jasje’ opnieuw. Stella McCartney lanceert in 2001 de eco-mode. Zij is de eerste ontwerpsters die duurzaamheid succesvol onder de aandacht brengt. De # Metoo-beweging wordt in 2017 geïntroduceerd in de kledingwinkels van Diane van Fürstenberg in New York. Iris van Herpen pioniert sinds 2010 als eerste met 3D-printtechnieken, waarmee zij de meest ongelooflijke creaties ontwerpt.

Iris van Herpen, Wilderness Embodied Courtesy Iris van Herpen. Foto Petrovsky & Ramone for Gemeentemuseum Den Haag

Iris van Herpen, Wilderness Embodied Courtesy Iris van Herpen. Foto Petrovsky & Ramone for Gemeentemuseum Den Haag

Een Feestje

De tentoonstelling laat zien wat vrouwelijke modeontwerpers hebben bereikt. Dat gebeurt door middel van beeld, geluid en natuurlijk mode. Meer dan mannelijke ontwerpers gebruiken vrouwelijke ontwerpers hun werk om een statement te maken. Ondanks de wauw- en oh-effecten is van de getoonde mode niet alles draagbaar (Comme les Garçons) voor de gewone vrouw. Ten eerste is het niet te betalen en ten tweede kan niet ieder vrouw gekleed worden als een fatale vrouw.

De Griekse ontwerpster Mary Katrantzou zei in een interview het volgende: “[…] Ik denk dat je door mode je humeur kunt verbeteren. Maar ik denk dat een femme fatale een bepaald soort vrouw is, dus, denk ik, je moet er een zijn en dan doen de kleren gewoon het werk om dat te bevorderen. Niet iedere vrouw kan een femme fatale zijn.” En zo is het maar net.

Mary Katrantzou, collectie zomer 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Mary Katrantzou

Mary Katrantzou, collectie zomer 2018. Petrovsky & Ramone (foto), Maarten Spruyt (art direction) voor Gemeentemuseum Den Haag. Courtesy Mary Katrantzou

Boeken / Non-fictie

Over leugens en wetsovertredingen

recensie: Hannah Arendt - Het waagstuk van de politiek

Het waagstuk van de politiek verzamelt drie van Hannah Arendts late teksten. Samen vormen het interview en de twee essays een mooie introductie tot Arendts denken.

‘Weet u, wezenlijk voor mij is: ik moet begrijpen,’ zegt Hannah Arendt (1906–1975) in een befaamd interview uit 1964 met Günter Gaus dat deze bundel opent. Een filosofe vond de politiek theoretica zich niet: haar ingang tot de mens en menselijk gedrag was altijd via de politiek. Het interview laat mooi zien hoe Arendts leven haar denken inspireerde, en andersom. Als joodse was ze in de jaren dertig Duitsland ontvlucht; ten tijde van het interview woonde en werkte ze in de Verenigde Staten.

Het grote probleem van de Holocaust, ‘het persoonlijke probleem, was niet wat onze vijanden deden, maar wat onze vrienden deden,’ aldus Arendt. Hier is goed te zien hoe de persoonlijke angst verraden te worden door bekenden bij haar groeit tot een groter politiek-filosofisch punt, tot een inkijkje in de menselijke ziel.

Actuele essays

Waar het interview met Gaus vooral terugkijkt, behandelen de twee in Het waagstuk van de politiek opgenomen essays meer hedendaagse gebeurtenissen. In Liegen in de politiek staat Arendt stil bij de begin jaren zeventig vrijgegeven Pentagon Papers (een lijvig rapport over de oorlog in Vietnam) en in Burgerlijke ongehoorzaamheid kijkt ze naar dienstweigeraars en de burgerrechtenbeweging. Beide essays zijn nog steeds actueel.

Dat laatste weten vertalers Dirk de Schutter en Remi Peeters ook: in hun inleiding verwijzen zij naar Donald Trump, een president die geen enkele moeite lijkt te hebben met de waarheid vervormen. Wat opvalt aan Liegen in de politiek is dat Arendt het probleem dan wel helder weet te stellen – wanneer zij schrijft dat feiten ‘een getuigenis nodig’ hebben om herinnerd te worden, is gelijk duidelijk waarom machthebbers die het zonder willen stellen zo’n bedreiging vormen –, zij de kracht van feitenvrije politiek daarentegen duidelijk onderschat. Ze waarschuwt ervoor dat leugens de grens tussen waarheid en onwaarheid doen vervagen en daarmee kunnen leiden tot totalitarisme, maar vertrouwt er uiteindelijk op dat de feiten altijd zullen spreken.

Telkens terugkeren

Het meest interessante essay in deze bundel is uiteindelijk Burgerlijke ongehoorzaamheid. In dit essay pleit Arendt voor het beschermen van de ongehoorzame burger, die volgens haar uit is op een rechtvaardiger wereld. Het is ‘de nieuwste vorm van vrije vereniging’, niet zomaar bandeloosheid: de wet wordt met een gerechtvaardigd doel overschreden. In dit essay zet Arendt tot denken aan.

Hannah Arendt is een denker die telkens weer terugkeert, vooral in het huidige tijdsgewricht. Het waagstuk van de politiek verzamelt een aantal van haar minder bekende, maar stuk voor stuk boeiende en relevante teksten. Samen vormen ze bovendien ook een mooie inleiding in haar denken en een fijn opstapje naar haar bekende boeken.

Theater / Voorstelling

Intelligente boekbewerking over iemand die tegen de klippen op probeert geen mens te zijn

recensie: BOG. / Het Zuidelijk Toneel - Iemand die slaapt

In Iemand die slaapt heeft het theatercollectief BOG. de bijna gelijknamige roman van Georges Perec weten om te smeden tot een indrukwekkende theaterperformance, waar vooral veel te luisteren valt.

Toeval of niet, maar alle leden van het Vlaams-Nederlandse theatercollectief BOG. (Judith de Joode, Benjamin Moen, Sanne Vanderbruggen en Lisa Verbelen) beschouwen het als een van hun lievelingsboeken: Een man die slaapt van de Franse schrijver Georges Perec. Dit boek uit 1967 staat nu aan de basis van hun nieuwe voorstelling Iemand die slaapt.

De desbetreffende slaper is een naamloze student in Parijs die steeds minder aan het leven deelneemt en zichzelf steeds meer naar de achtergrond van de wereld laat verdwijnen. Net zolang totdat zijn positie in de wereld een van louter beschouwen is geworden. Hij lijkt zodoende te proberen om een transformatie te ondergaan van mens naar ding: iets dat niet meer denkt, niet meer vindt en niet meer handelt. Is het een depressie die de student overvalt? Of is hij bezig met een langgerekte meditatieoefening? Dat blijft goeddeels onduidelijk. Die onduidelijkheid maakt identificatie met het personage vermoedelijk eenvoudiger, omdat de ervaringen minder specifiek zijn. Er valt voor iedereen die weleens door buien van melancholie, apathie of een zekere vermoeidheid met de wereld om hem heen getroffen is iets te herkennen. En wie zich kan identificeren zal geraakt worden door de bij tijd en wijle prachtige zinnen van Perec, die in hun kaalheid heel sec een gevoelstoestand beschrijven en oproepen. De leden van BOG. hebben Perecs tekst intelligent weten om te smeden tot een dynamische theatertekst.

Appel tot betrokkenheid

In Iemand die slaapt wordt het publiek de gehele voorstelling aangesproken in tweede persoon enkelvoud. Daardoor wordt de individuele ervaring van het personage op knappe wijze veralgemeniseerd en wordt er op de kijker een appel gedaan tot betrokkenheid. Voor die betrokkenheid moet je het stuk even de tijd geven: Iemand die slaapt begint erg kaal en rustig maar wordt steeds opzwepender naarmate de voorstelling vordert, zeker wanneer slagwerker Nina de Jong het ritme van de tekst gaat bepalen.

Uiteindelijk komt het tot een uitbarsting; want het al dan niet zelf gestelde doel van de student om een ding te worden, mislukt. Mensen zijn geen dingen, zo leert hij, en wie leeft zal dus ook precies dat moeten gaan doen: leven.