Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

Tekeningen om eindeloos naar te kijken

recensie: Aimée de Jongh - Dagen van zand

In de jaren 1930 werd het midden van de VS geteisterd door enorme stofstormen, wat het gebied veranderde in een ‘Dust Bowl’. De vele foto’s die hiervan zijn gemaakt, vormde voor Aimée de Jongh de inspiratie voor haar graphic novel Dagen van zand. Het resultaat is een prachtig vormgegeven boek, met een verhaal dat, net als een fotograaf, op gepaste afstand blijft.

Striptekenaar Aimée de Jongh (bekend van o.a. de strip Snippers die vijf jaar lang in de Metro stond) schrijft met Dagen van zand haar vierde graphic novel. Hierin beschrijft ze het verhaal van fotograaf John Clark, die in de jaren 30 van de vorige eeuw door de FSA (Farm Security Administration) naar Oklahoma wordt gestuurd om het leven daar te fotograferen.

Het gebied wordt aangeduid als de ‘Dust Bowl’, het wordt namelijk geteisterd door hevige stofstormen waardoor alles is bedolven onder zand. Het zand is zo fijn, dat het zelfs door de kieren van het huis naar binnen dringt. Je moet er zowel voor als na het eten het servies afwassen, als je ’s ochtends opstaat vormt het zand een silhouet op het bed. Het meest schrijnende is dat kinderen er stikken door het zand dat ze ongemerkt inademen.

Hoewel het land door de stofstormen praktisch onleefbaar geworden is, blijven sommige families er wonen omdat ze door armoede nergens anders heen kunnen. Aan John de taak om “te laten zien hoe het leven in de Dust Bowl eruit ziet.”

In scène gezet

Vanuit New York onderneemt John de lange reis naar het midden van de VS. Hij heeft een lijst onderwerpen meegekregen om te fotograferen, zoals: een stofstorm, hongerige kinderen en begraven huizen.

De foto’s van het landschap gaan hem gemakkelijk af, maar de foto’s van de lokale bewoners zijn wat lastiger te realiseren. Ze wantrouwen de vreemdeling met de camera, voor velen een vreemd object.

Zijn opdrachtgever zei voor vertrek tegen hem: “Je zou kunnen gaan zitten wachten tot het perfecte beeld voor je camera verschijnt of … je kunt de waarheid een beetje helpen.” Helaas leidt dit tot een grote fout. Wanneer hij een familie vraagt of hij een foto van de kinderen mag maken zodat het lijkt of zij weeskinderen zijn, wijzen ze hem woedend de deur. “Wat zullen de mensen van ons denken? Dat we ze hebben verlaten?”

Kunstwerkje

Dagen van zand is niet alleen een interessant stukje Amerikaanse geschiedenis, het boek gaat voornamelijk over de echtheid en het nut van documentairefotografie. John vraagt zich af of hij met de foto’s wel het hele verhaal kan vertellen. De foto’s zijn maar een fragment, een momentopname. Hij voelt zich machteloos omdat hij de mensen daar niet kan helpen.

De keus voor dit thema maakt wel dat het verhaal wat aan de oppervlakte blijft. Het geeft een mooi overzicht van het gebied, het leed dat er speelt, maar het zoomt nergens diep genoeg op in om de lezer echt te raken. Net als de fotograaf ben je als lezer slechts een passant. Je gluurt even naar binnen, schrikt van wat je ziet, maar gaat snel verder naar het volgende huis.

Wat vooral te prijzen is, is de prachtige vormgeving van het boek. De tekeningen zijn zo mooi dat je ze aan de muur zou willen hangen, om er eindeloos naar te blijven kijken. De afwisseling met foto’s uit het FSA-archief is goed gekozen. Je ziet hierop niet alleen de oorspronkelijke beelden van de Dust Bowl, maar tevens de inspiratiebronnen voor De Jongh.

Een boek kortom, om te lezen en in te blijven bladeren.

Boeken / Fictie

Tekeningen om eindeloos naar te kijken

recensie: Aimée de Jongh - Dagen van zand

In de jaren 1930 werd het midden van de VS geteisterd door enorme stofstormen, wat het gebied veranderde in een ‘Dust Bowl’. De vele foto’s die hiervan zijn gemaakt, vormde voor Aimée de Jongh de inspiratie voor haar graphic novel Dagen van zand. Het resultaat is een prachtig vormgegeven boek, met een verhaal dat, net als een fotograaf, op gepaste afstand blijft.

Striptekenaar Aimée de Jongh (bekend van o.a. de strip Snippers die vijf jaar lang in de Metro stond) schrijft met Dagen van zand haar vierde graphic novel. Hierin beschrijft ze het verhaal van fotograaf John Clark, die in de jaren 30 van de vorige eeuw door de FSA (Farm Security Administration) naar Oklahoma wordt gestuurd om het leven daar te fotograferen.

Het gebied wordt aangeduid als de ‘Dust Bowl’, het wordt namelijk geteisterd door hevige stofstormen waardoor alles is bedolven onder zand. Het zand is zo fijn, dat het zelfs door de kieren van het huis naar binnen dringt. Je moet er zowel voor als na het eten het servies afwassen, als je ’s ochtends opstaat vormt het zand een silhouet op het bed. Het meest schrijnende is dat kinderen er stikken door het zand dat ze ongemerkt inademen.

Hoewel het land door de stofstormen praktisch onleefbaar geworden is, blijven sommige families er wonen omdat ze door armoede nergens anders heen kunnen. Aan John de taak om “te laten zien hoe het leven in de Dust Bowl eruit ziet.”

In scène gezet

Vanuit New York onderneemt John de lange reis naar het midden van de VS. Hij heeft een lijst onderwerpen meegekregen om te fotograferen, zoals: een stofstorm, hongerige kinderen en begraven huizen.

De foto’s van het landschap gaan hem gemakkelijk af, maar de foto’s van de lokale bewoners zijn wat lastiger te realiseren. Ze wantrouwen de vreemdeling met de camera, voor velen een vreemd object.

Zijn opdrachtgever zei voor vertrek tegen hem: “Je zou kunnen gaan zitten wachten tot het perfecte beeld voor je camera verschijnt of … je kunt de waarheid een beetje helpen.” Helaas leidt dit tot een grote fout. Wanneer hij een familie vraagt of hij een foto van de kinderen mag maken zodat het lijkt of zij weeskinderen zijn, wijzen ze hem woedend de deur. “Wat zullen de mensen van ons denken? Dat we ze hebben verlaten?”

Kunstwerkje

Dagen van zand is niet alleen een interessant stukje Amerikaanse geschiedenis, het boek gaat voornamelijk over de echtheid en het nut van documentairefotografie. John vraagt zich af of hij met de foto’s wel het hele verhaal kan vertellen. De foto’s zijn maar een fragment, een momentopname. Hij voelt zich machteloos omdat hij de mensen daar niet kan helpen.

De keus voor dit thema maakt wel dat het verhaal wat aan de oppervlakte blijft. Het geeft een mooi overzicht van het gebied, het leed dat er speelt, maar het zoomt nergens diep genoeg op in om de lezer echt te raken. Net als de fotograaf ben je als lezer slechts een passant. Je gluurt even naar binnen, schrikt van wat je ziet, maar gaat snel verder naar het volgende huis.

Wat vooral te prijzen is, is de prachtige vormgeving van het boek. De tekeningen zijn zo mooi dat je ze aan de muur zou willen hangen, om er eindeloos naar te blijven kijken. De afwisseling met foto’s uit het FSA-archief is goed gekozen. Je ziet hierop niet alleen de oorspronkelijke beelden van de Dust Bowl, maar tevens de inspiratiebronnen voor De Jongh.

Een boek kortom, om te lezen en in te blijven bladeren.

Kunst / Expo binnenland

GETRANSFORMEERDE BLOEMBLAADJES

recensie: Ellsworth Kelly in de Rijksmuseumtuinen
Ellsworth Kelly Studio

Laten we wel wezen: het is in coronatijd aanlokkelijk een tentoonstelling van sculpturen in de tuinen van het Rijksmuseum in Amsterdam te bezoeken, maar vergeet niet, dat het al de achtste is in een reeks die gastcurator Alfred Pacquement samenstelde. Dit keer staat werk van Ellsworth Kelly (1923-2015) centraal.

Het is de eerste tentoonstelling van diens buitenbeelden in Nederland, terwijl de Amerikaanse, abstract werkende kunstenaar nota bene banden had met Nederland en de Nederlandse kunst(wereld). Hij had niet alleen een liefdesrelatie met Geertjan Visser, de broer van beeldend kunstenaar Carel, maar werd ook beïnvloed door Mondriaan en Rietveld en beïnvloedde op zijn beurt een kunstenaar als Piet Struycken (1939).

Dat eerste is aan sommige sculpturen in de Rijksmuseumtuinen te zien. Zoals aan de blikvanger langs de Stadhouderskade: Yellow blue (1968), het enige werk van kleur dat wordt getoond. Aan de andere kant van de tuin, bij de Hobbemastraat, valt het oog als je komt aanlopen ter hoogte van de fietsenstalling meteen op White curve (2015), een roestvrij stalen, monochroom geverfde sculptuur.
White curve is gemaakt in een vorm, die bevrijd lijkt van zijn achtergrond, het museumgebouw van Cuypers, maar wel op een of andere manier een relatie aangaat met de ruimte om zich heen. Het lijkt zelfs of het die ruimte is, die het werk maakt tot wat het is, zoals het soms de stilte is die muziek maakt.

Ellsworth Kelly, White Ring, 1963. Collection Ellsworth Kelly Studio

Ellsworth Kelly, White Ring, 1963

Omsluiten en aansluiten

Pacquement, voormalig directeur van het Centre Pompidou, heeft de beelden doordacht neergezet. Op die manier werken Yellow blue en White curve als een soort omsluiting van de andere werken. Op zich trouwens al een hele klus, om deze monumentale stukken te laten ‘landen’ (er is er maar een die plat op de grond ligt), hoewel ze soms lijken te zweven boven de tuinen.
Maar dat is niet de enige rake keuze die je al wandelend aantreft, want in het verlengde van White curve staat White ring (1963); een late en een vroege, allebei witte Kelly, die op elkaar aansluiten.
Het laatstgenoemde werk is een van de weinige cirkels in het sculpturale oeuvre van de kunstenaar, dat qua vorm doet denken aan het hart van een bloem, zoals we die kennen uit de tekeningen en schilderijen van de kunstenaar in zowel het Amsterdamse Stedelijk Museum als het Kröller-Müller Museum in Otterlo. In Otterlo berusten verschillende werken (geen sculpturen!), waaronder schetsen, uit de collectie Visser. In Kelly’s Series of five paintings (1966) werkte hij net als in Yellow blue bijvoorbeeld met twee kleuren.
Het Stedelijk Museum omschrijft de bloemachtige schilderijen als bewegend tussen reductieve abstractie en naturalisme. Dat wil zeggen: het terugbrengen van natuurlijke vormen, zoals die van planten en bloemen, tot abstracte, meetkundige elementen. Net zoiets geldt bijvoorbeeld voor Piet 5 (1984), de vijf beschilderde houten, halve cirkels die Piet Struycken maakte op basis van een blad van een boom op Buitenplaats Kasteel Wijlre.

Ellsworth Kelly, White Curve (for Menil), 2015

Ellsworth Kelly, White Curve (for Menil), 2015

Oorsprong

Ook de tekstbordjes bij de sculpturen in de Rijksmuseumtuinen gaan in de richting van de oorsprong van een bepaald werk. Bijvoorbeeld van een dubbelgevouwen envelop (de sculptuur zonder titel uit 1996) of een geplet kartonnen bekertje (Curve I uit 1975). De uitwerking daarvan is echter getransformeerd tot vormen die volledig op zichzelf staan. Soms kunnen ze zelfs, ondanks hun wereldlijke bron, op de kijker een spirituele uitwerking hebben. Al heeft de kunstenaar wel eens aangegeven dat ook het gewelf van een kathedraal of een stèle (rechtopstaande graf- of gedenksteen) hem inspireerden. Je kunt er je iets bij voorstellen, kijkend naar de zuil uit 1987 aan het begin van de kleine maar fijne beeldententoonstelling.

Overigens staat binnen in het museum ook een Kelly op de bezoekers te wachten, zodat er een eenheid tussen binnen en buiten is bereikt. Het Stedelijk Museum zal gedurende de tentoonstelling in de Rijksmuseumtuinen de net als de in de tuinen al even vlak bewerkte sculptuur Blue Red Rocker (1963) tonen, een gevouwen ellips, alsmede het schilderij Blue Curve VI (1982). Een samenwerking die naar meer smaakt.

Boeken / Fictie

Hier zit geen luchtje aan, integendeel

recensie: Sophia's hoop - Corina Bomann

Zou iemand er iets op tegen hebben als enkel Corina Bomann ons zou voorzien van historische romans? Absoluut niet. Met het eerste deel van haar nieuwe trilogie ‘De kleuren van schoonheid’, Sophia’s hoop, blaast ze iedereen in het literaire veld omver. Dit riekt naar méér.

Beauty & the brains

De gemiddelde vrouwelijke protagonist van een roman is geen scheikundige in spé, die zich in een affaire stort met haar superior. Deze meneer houdt er mooie praatjes op na, die de twintigjarige, Berlijnse Sophia stuk voor stuk slikt. Ironisch genoeg (de titel is immers Sophia’s hoop), wordt Sophia’s hoop meteen de grond in geboord: de man voor wie ze zich helemaal geeft, besluit op het laatste moment om zijn eigen huwelijk een tweede kans te geven. Scheiden zou immers alleen maar gedoe geven in de roaring twenties, het deprimerende tijdperk na de Eerste Wereldoorlog – het interbellum – waarin de personages leven.

Intussen heeft Sophia de bron van haar voortdurende misselijkheid gevonden: ze is zwanger van haar eerste kindje. Een ongewild kindje, in zowel de ogen van haar geliefde als in die van haar ouders. Haar ouders besluiten haar prompt de toegang tot het ouderlijk huis te ontzeggen en laten de knappe, bebrilde Sophia met haar lange, mooie krullen aan haar lot over. Sophia laat meteen zien dat ze geen tere ziel heeft. Nog diezelfde avond vindt ze onderdak bij haar oude boezemvriendin Henny. Henny danst in een club en is een enorm danstalent. Ook in de ogen van de scouts, die haar graag meenemen naar de Franse hoofdstad om haar benen in de hoogte te zwiepen voor de Parijzenaars. Daar kan Henny natuurlijk geen ‘nee’ tegen zeggen en ze neemt Sophia mee op dit avontuur.

In Parijs delen ze een erg krappe ruimte en al snel nemen de frustraties onderling toe. De dagen (en voornamelijk nachten) zijn erg lang voor Henny bij haar nieuwe werkplek Folies Bergère en Sophia komt met haar dikke buik niet aan de bak. Sophia staat uren in de rij om een werkvergunning te krijgen. De enige manier om daaraan te komen, is omkoping. Wat als ze de vrouw achter de balie eens paait met een heerlijk parfum van die dure winkel in de mooiste straat van Parijs of met wellicht wel een van eigen makelij? Sophia heeft één zeer kostbaar bezit meegenomen, waarmee ze dat kan bewerkstelligen: haar eigen miniatuurversie van een laboratorium. Ze heeft een koffertje vol met buisjes en ander materiaal om met ingrediënten aan de haal te gaan, die een feest zijn voor gevoelige neusjes.

Aangezien Henny steeds meer Sophia af komt te staan, trekt Sophia steeds meer naar haar Franse buurvrouw toe die de kost verdient door de lusten van mannen te bedwingen in haar pittoreske kamer. Zij wordt langzaam haar steun en toeverlaat, totdat er opeens complicaties optreden met Sophia’s zwangerschap…

In geuren en kleuren

Na de geboorte van de baby, doet zich een nieuwe kans voor: de grote rivale van Elizabeth Arden (een Amerikaanse onderneemster die in 1910 de schoonheidsindustrie opzette aan de andere kant van de Atlantische Oceaan), Helena Rubinstein, heeft haar oog laten vallen op de jonge Sophia, die als een ware bartender een heerlijke cocktail aan zoetsappige geuren bij elkaar weet te mixen. Toen Rubinstein zich na de Eerste Wereldoorlog met haar man Edward William Titus in New York vestigde en Rubinstein aldaar in 1915 haar salon opende, begon de zogeheten ‘poederoorlog’ tussen de twee grote cosmetica-industriëlen. Dé strijd om de meest appetijtelijke geur en daarmee om de clientèle van de dichtbevolkte hoofdstad van de V.S.. Rubinstein vraagt – op dat hooghartige toontje van haar – of Sophia mee wilt naar New York, om daar de hele dag te sleutelen aan het nieuwe wereldveroverende parfum om de grote vijand naar de troon te steken. Sophia heeft bij wijze van spreken al ingepakt, voordat ze volmondig ‘ja’ roept.

Tijdens de lange reis op de boot droomt ze van een nieuw leven, een nieuw begin, wat je haar tegen die tijd meer dan wie dan ook gunt. Ondanks het feit dat ze een prachtig appartement krijgt toegeschoven en een wel heel charmante mannelijke collega krijg (lees: potentiële love interest), is haar baan bij lange na niet zo spannend als ze zich had voorgesteld. Ze wordt door het jaloerse afdelingshoofd tussen de vrouwen geplaatst die de ingrediënten van de parfumerie sorteren. Wederom wordt ze op haar plek gezet: kan ze eindelijk naar de top klimmen en doen waarvoor ze in de wieg gelegd is (letterlijk, aangezien haar inmiddels niet zo lieve papa zelf een drogisterij runt)?

Tijdreis en wereldreis in één

Met zoveel gebeurtenissen die elkaar opvolgen, kun je wel stellen dat dit boek nooit verveelt. Al vanaf moment één zijn er maarliefst twee zaken die je meteen raken. Ten eerste is de schrijfstijl vanaf de eerste letter pakkend. Bomann bedient zich van een soepel taalgebruik en waarheidsgetrouwe dialogen, waar haar ‘fans’ ook al van hebben mogen genieten bij haar eerdere trilogie Vrouwen van de Leeuwenhof (of, zoals in het Duits de Löwenhof-Saga).

Ten tweede: de inhoud smaakt – of moeten we hier zeggen ‘geurt’ – naar meer. De intriges volgen elkaar in hoog tempo op. Het ene probleem is nog niet terzijde geschoven of het volgende dient zich onverwachts aan. In dit boek is er geen grote hoeveelheid aan testosteron, maar eerder van de tegenhanger daarvan: de bitchy opmerkingen van hogeraf vliegen in de rondte en sommige vrouwen schuwen geen cat fights. Toch is dat zeker niet de toon die gezet wordt.

De schrijfster laat weinig ruimte over voor hoop, maar haar hoofdpersoon Sophia is een echte doorzetter die niet opgeeft. Bovendien is Sophia een zeer sympathiek personage. Niet in de laatste plaats vanwege het feit dat ze geen moment zeurt en alle kansen met open armen ontvangt. Ook zorgt de duidelijke weerspiegeling van de tijdsgeest – het boek start in 1926 – ervoor dat je, naast een reis om de halve wereld, een échte tijdreis maakt. Steden als Berlijn, Parijs en New York zien we door de ogen van een jonge, kansarme meid, die nog niet geconfronteerd wordt met het schreeuwerige toerisme van vandaag de dag. En dat betekent zeker niet dat Bomann een overgeromantiseerd beeld geeft: zo dringt de penetrante geur van de latrinewagen iedere ochtend door het kleine raampje van hun zolderkamertje naar binnen.

Ook dat nog!

Soms slaat Bomann echter iets te veel door in het beschrijven van de misère die Sophia moet doorstaan: er bevinden zich vele hindernissen op het levenspad dat Sophia bewandelt en het maakt je haast moedeloos (‘Ook dat nog!’). Toch blijf je tot de laatste letter geboeid én tot daarna, want de ontzettend groteske cliffhanger maakt dat je wilt dat deel 2 acuut wordt gepubliceerd en vertaald. Beste Corina Bomann, wanneer trakteer je ons op meer?

Kunst / Expo binnenland

ADEMLOOS OF BUITEN ADEM?

recensie: Godinnen van de art nouveau

De tentoonstellingen over vrouwen en vrouwenfiguren buitelen op dit moment over elkaar. ‘Who is she?’ in het Frans Hals Museum in Haarlem, ‘Maria Magdalena’ in het Catharijneconvent in Utrecht en ‘Godinnen van de art nouveau’ in het Allard Pierson in Amsterdam. Het lijkt wel of er wat in te halen valt. Kijken naar en reflecteren over de manier waarop vrouwen door de eeuwen heen in de kunst worden gepresenteerd.

Maar dat niet alleen. Wat opvalt, is dat zowel in Utrecht als Haarlem respectievelijk de vraag wordt gesteld: ‘Wie is jouw Maria Magdalena?’ en: ‘Met wie zou je aan tafel willen zitten?’ Dit is een tafel gebaseerd op het iconische kunstwerk The Dinner Party van Judy Chicago. Het is het centrale kunstwerk van Patricia Kaersenhout. Zij probeert de beeldvorming van ‘de’ vrouw completer te maken dan tot nu toe wordt gedaan, door vrouwen van kleur erbij te betrekken. Dat is in de tentoonstelling in het Allard Pierson ook het geval, maar anders.

Jugend, Jugenstil, Art Nouveau en Nieuwe Kunst

Dat komt in de eerste plaats, omdat Allard Pierson ook – zoals de website stelt – ‘de collecties van de Universiteit van Amsterdam deelt met het publiek en de wetenschap’. Zo is het uitgegroeid tot een cultuurhistorisch museum. Als bezoeker word je getrakteerd op de meest uiteenlopende kunstvormen die je je maar kunt voorstellen: schilderijen, etsen, glas, keramiek, beeldjes, boek- en tijdschriftomslagen, affiches, sieraden, smeedijzer, klokken, kandelaars, foto’s en ga zo maar door.

Campagnebeeld

Bij binnenkomst loop je tegen een wand aan, waarop allemaal omslagen zijn bevestigd van Jugend, het ‘Münchener illustrierte Wochenschrift für Kunst und Leben’. Hieraan ontleende de Jugendstil haar naam. Jugendstil is de Duitse naam voor wat in Frankrijk ‘Art Nouveau’ heet, in Oostenrijk ‘Sezession’ en in Nederland ‘Nieuwe Kunst’. Je ziet een vrouw met een Griekse lier, veel vrouwen met lang haar in lange gewaden. Ook een enkele vrouw in een pofbroek en een enkele man met bijvoorbeeld een panfluit, man en vrouw samen. Ze bevestigen het beeld dat je hebt van ‘Godinnen van de art nouveau’.

Dat beeld gaat in de tweede plaats al wat wankelen in een kort filmpje dat vervolgens wordt getoond. Daarin worden ‘de godinnen’ in de context van hun tijd (ca. 1900) geplaatst. Een tijd van opkomend nationalisme, stelt het filmpje. Ja, maar? Was de Art Nouveau niet internationaal? Een tijd ook van de emancipatie van de vrouw (Suffragettes in Engeland) en de arbeider (Karl Marx, Duitsland), gaat het filmpje verder. Wat? Zo lijkt Art Nouveau haast een verzetsbeweging.

Politieke en sociale context

Je kunt op de tentoonstelling niet om het nationalisme of de verheerlijking van het platteland heen, dat is duidelijk. Het spat bijvoorbeeld af van het Portret van een jonge boerin in klederdracht van Johan Cohen. Je kunt ook niet om de arbeidersbeweging heen, zoals op Käthe Kollwitz’ ets Opstand van de wevers. Zou je dan ook niet eerder kunnen zeggen, dat elke kracht zijn tegenkracht heeft en dat dát het is wat Allard Pierson toont? Niet alleen in alle breedte (Art Nouveau, Sezession, Nieuwe Kunst), maar ook in verschillende kunstvormen (beeldende kunst, toegepaste kunst) en binnen de sociale en politieke context van de tijd.

Teveel van het goede

Je kunt je afvragen, of wat gastcurator Yvonne Brentjens in samenwerking met Het Badisches Landesmuseum en het Braunschweigisches Landesmuseum van stal heeft gehaald, op die manier niet teveel van het goede is.

Wandkleed ‘The Pilgrim in the Garden’ van Edward Burne-Jones

Want dan zijn we er nog niet, want zelfs binnen deze uitgangspunten worden de panelen nogmaals verschoven. Qua onderwerp, zodat er niet alleen godinnen maar ook femmes fatales vallen te zien, droom en nachtmerrie. Qua tijd, met de voorlopers van de Art Nouveau zoals de Arts and crafts-beweging, waarvan een schitterend wandtapijt, The Pilgrim in the Garden van Edward Burne-Jones wordt getoond, dat hij maakte naar de Roman de la Rose.

Uiteindelijk lijkt de boodschap dan ook te zijn: het gaat niet alleen om het goddelijke, maar om het menselijke. Niet alleen om de vrouw, maar ook om de man. Niet alleen om het universele, maar ook om het individuele. Niet alleen om het lichamelijke, maar ook om de geest, niet om het dualisme maar om eenwording. Dat is wat de op het thema van de tentoonstelling geïnspireerde installatie op het eind van de tentoonstelling de bezoeker lijkt te willen meegeven: Het Universele Lichaam (z.j.) van danseres Suzan Tunca en Matthias Oostrik.

De bezoeker verlaat ondertussen ademloos de tentoonstelling. Of buiten adem, van al die indrukken. Het is maar hoe je het bekijkt.

 

 

 

 

 

 

Boeken / Non-fictie

Van de wereld van het heelal

recensie: In lichtjaren heeft niemand haast – Marjolein van Heemstra

Marjolein van Heemstra (MvH) is slapeloos en heeft het benauwd. Het lijkt alsof ze alleen nog kan inzoomen op de chaos die zich op ooghoogte afspeelt. Al dat inzoomen heeft haar, zoals zij beseft, vervreemd van iets, van het gevoel onderdeel te zijn van iets groters, mee te kunnen deinen op een ritme dat buiten haarzelf ligt. Blindgestaard is ze op de vierkante meters om haar heen, op het dwingende “nu” van stories en liveblogs. Ze voelt zich opgezwollen van alle actualiteit en urgentie. Zij wil krimpen, uitzoomen om weer iets van overzicht te krijgen en de dingen, zichzelf, de anderen, op de juiste schaal te zien.

Gebrek aan samenhang

Overal ervaart zij gebrokenheid: de klimaatcrisis, de kloof tussen bewoners in haar buurt, het verlies van dieren, schimmels, bomen. Ecological grief in Groenland waar mensen de effecten van de klimaatcrisis elke dag om zich heen zien en rouwen om hun verloren wereld. Het afgescheiden zijn van datgene waar we mee samenhangen. Een onvermogen ons te verbinden met dat wat ons omringt: een boom, een oceaan, een ander mens. MvH is bang dat we zo goed worden in het benoemen van wat ons van elkaar onderscheidt dat er straks geen taal meer over is om te spreken over wat ons verbindt.

Het herinnert MvH aan een beroemde foto, de Hubble Ultra Deep Field, genomen door de Hubble-ruimtetelescoop die zo’n 550 kilometer van de aarde zweeft.

MvH ervaart op de foto een diepzwart vlak vol gloeiende en schitterende scherven. Sommige lichtscherven zijn de oudste sterrenstelsels die we kennen, gevormd in de eerste vijfhonderd miljoen jaar na de oerknal. Stelsels die allang niet meer bestaan, want het licht dat gezien wordt is miljarden jaren onderweg geweest voordat het door de Hubble-telescoop werd opgevangen, de Hubble kijkt niet alleen vooruit, de ruimte in, maar ook terug in de tijd.

Grootse zaken

MvH had eigenlijk astronomie willen studeren maar het werd godsdienstwetenschappen. In dit boekje blijkt ze beide liefdes voor grootse zaken mooi te kunnen combineren.

Wervelend en meeslepend geschreven brengt ze ons o.a. in contact met wat de beroemde Amerikaanse architect en toekomstdenker Richard Buckminster Fuller zei: “We are all astronauts on spaceship earth”. Ook onze Nederlandse astronaut Wubbo Ockels ontbreekt natuurlijk niet: “als je the attitude of an astronaut hebt, begin je van de aarde te houden op een manier waarop andere mensen dat niet kunnen en als je echt van  iets houdt, wil je het niet verliezen”. Frank White (Amerikaans schrijver en zelfbenoemd “ruimte filosoof”) legde de getuigenissen van 30 astronauten naast elkaar. Kern van de getuigenissen bleek een bewustzijnsverandering bij de aanblik van de aarde vanuit de ruimte: “het overzichtseffect”. Een bewustzijnsverandering gekenmerkt door: liefde voor de aarde, een verlangen onze planeet te willen beschermen en een ervaring van verbondenheid met alles wat leeft…

En dat is precies wat MvH wil! Een afstand waarop zij eindelijk het overzicht weer vindt, zichzelf weer in verhouding ziet tot het geheel waarvan ze onderdeel is. Vooral: een ervaring die haar de ruimte teruggeeft en die beklijft, het tegenovergestelde van de benauwdheid die haar in de greep heeft. The attitude of an astronaut. Vreemd genoeg blijkt het met name de grote fysieke afstand te zijn die zorgt voor het gevoel van emotionele nabijheid. Afstand brengt dus nabijheid.

Awe

Staren naar de aarde kan een therapeutische waarde hebben. Het voorziet in iets waar de moderne mens een chronisch gebrek aan heeft: “awe”. Een woord dat zich moeilijk uit het Engels laat vertalen: “overweldiging” al klinkt daar te weinig de verwondering in door van de Engelse combinatie van drie letters die de mond als vanzelf doet openvallen.

De essentieelste waarheden, zegt de Amerikaanse schrijver David Foster Wallace in zijn beroemde speech “This is water”, zijn in het volle zicht verborgen. Onzichtbaar door de camouflage van de alledaagsheid. Gewenning doet ons het belangrijkste vergeten.  Wallace voert twee vissen op die al zwemmend een derde vis tegenkomen.  De tegenligger wenst hen een goede morgen en vraagt hoe het water is vandaag. De twee andere vissen kijken elkaar verbaasd aan. Water? Water? Wat is water?

Praktische aanpak

MvH is voorlopig nog geen astronaut dus hoe wil zij het overzichtseffect gaan ervaren? Zij bezoekt het Columbus Earth Center in Kerkrade, een museum dat volledig gewijd is aan de blik van de astronaut. Vanuit een denkbeeldige baan om de aarde ziet zij vanaf “grote hoogte zwevend” hoe de aarde met grote snelheid (1050 kilometer per uur) gestaag en rustig onder haar door zoeft. Ze  probeert ook maar eens de rollen om te draaien: kan zij vanaf de aarde het heelal inkijken naar de sterren om haar “ awe moment” te omhelzen? Het valt niet mee in ons 24/7 verlichte Nederland waar de nachtelijke hemel haar diepste zwart allang verloor: “voor elke ster die je ziet, zie je er negen niet”.

Dwepen

Onzekerheid overvalt haar ook. Dweept ze niet een beetje teveel met dit alles?  MvH haalt filosoof Bruno Latour aan die helemaal niets ziet in “Earth Gazing” dat alleen maar een vals idee van de menselijke positie geeft: we moeten niet van buitenaf naar de aarde kijken, stelt hij, maar van binnenuit. We zijn niet daar, maar hier. Voor Latour is naar de aarde kijken vanuit de ruimte een ongezond soort escapisme. Uitzoomen om maar niet te hoeven inzoomen. MvH vraagt zich af of ze daarmee bezig is? Is ze op de vlucht?

Zij stelt zichzelf gerust met de gedachte dat de astronauten bij terugkomst zich in de regel bij uitstek committeerden aan de planeet die zij tijdelijk verlieten.

Aan de slag

Misschien ligt het juiste antwoord tussen beide posities: zorgt het overzichtseffect voor het juiste collectieve bewustzijn waarmee we hier op aarde in het hier en nu zonder oponthoud direct gericht aan de slag gaan. Vandaag dus. Zelfs in lichtjaren heeft dus iedereen eigenlijk weer haast… toch?

Boeken / Fictie

In de mallemolen van de koffie

recensie: Corinnes toekomst - Paula Stern

Een echte girl boss. Dat is zowel het hoofdpersonage als de schrijfster van de roman Corinnes toekomst, deel 1 van de zogeheten Koffietrilogie van de Duitse auteur Paula Stern. Wie dit boek leest, proeft allerlei aroma’s die smaken naar zoetsappige romantiek en bittere familieverhoudingen.

Koffieprut en ander leed

Nou, vooruit, wie is die pientere protagoniste die haar eigen (koffie)boontjes gaat doppen? Stern koos voor een jongedame met de ietwat ouderwets aandoende naam ‘Corinne’ om de hoofdrol te vertolken in haar driedelige reeks – oftewel trilogie – over de koffieproducerende familie Ahrensberg te Aken. Aan het begin van het verhaal staat Corinne met beide benen stevig op de grond, op een koffieplantage in Brazilië… Haar interesse voor koffie gaat dieper dan het drinken van het zwarte goud in de vroege ochtend. Ze wil weten hoe de koffieboeren de bonen roosteren en vermalen om er de meest appetijtelijke koffie van te maken. Dan krijgt ze ineens een paniekerig telefoontje van haar broer Alexander: haar vader (dé grote koffiebaron) heeft een beroerte gehad en vecht in het ziekenhuis van Aken om zijn leven. Nu hun vader niet in staat is om het familiebedrijf dat diens vader oprichtte (oftewel de opa van Alexander en Corinne), moeten de twee ooit zo innige broer en zus de leiding overnemen.

Sinds enkele jaren botert het totaal niet meer tussen de jongste telgen van de Ahrensberg familie. Dat er nu opeens twee kapiteins op het schip zijn, kan Alexander niet aan. Het loopt van kwaad tot erger en Corinne besluit om voor zichzelf te beginnen: een koffiebranderij in hartje Aken. Daarbij wordt ze geholpen door haar beste vriend Sebastian, die wel érg enthousiast op de bres springt voor zijn zachtaardige vriendin. Tevens steekt Susan, de Britse eigenaresse van het cafeetje Emotion, Corinne een hart onder de riem. Laat er dan – wonder boven wonder – óók nog eens een concurrent paraat staan, die Corinne voor iedere poep of scheet kan inzetten. Mooi meegenomen dat de concurrent in koffie, Noah, overduidelijk een oogje heeft op Corinne… Kunnen concurrenten zich überhaupt in een liefdesrelatie storten? En hoe pakken Corinnes ambitieuze plannen uit?

Hyperbolische praat

De antwoorden op die vragen verklappen haast alles wat dit boek te bieden heeft. De meeste antwoorden zijn wel enorm voor de hand liggend. Het boek heeft een voorspelbaar plot. Op het begin staan er nog talloze beren op de weg, maar op het einde gaat ieder risico of gevaar zomaar in rook op. Het gaat Corinne op het einde allemaal net iets te gemakkelijk af. Bovendien bieden de onderlinge dialogen weinig sensatie; er komt niet bepaald humor aan te pas, maar wel de nodige dosis drama. Soms lijkt het alsof de onderlinge familieleden en vrienden alleen maar in hyperbolen met elkaar kunnen praten; alsof praten in enkel extremen mogelijk is. Emoties worden zeker uitvergroot: ieder vreugdevol moment wordt zo blijmoedig neergepend dat je meteen van die uitbundige cheerleaders voor je ziet die wuiven en ‘yeah’  roepen (of: een extatisch publiek bij Oprah, een eveneens tot de verbeelding sprekend equivalent van de soms lichtelijk getinte hysteria die de personages in zich dragen).

Het punt is duidelijk: Stern schrijft in klare taal en windt er geen doekjes om. De hoofdstukken die gaan over het leven van Corinnes opa, Eberhard Ahrensberg, zorgen voor een diepere dimensie in het verhaal. In de Tweede Wereldoorlog adoreert diens vader de nazis en het duurt niet lang voordat Eberhards vader Eberhard aan zijn plicht herinnert: vechten voor het vaderland. Dat betekent echter dat hij zijn liefje Isabella achter moet laten…

Stern geeft in flashbacks aan welke strijd Eberhard heeft moeten afleggen, voordat hij zijn koffie-imperium kon beginnen. En tevens geeft Stern een gezicht aan alle soldaten van de Wehrmacht die zich niet achter Hitlers idioterie verscholen en zich juist afkerig hielden van alle angstaanjagende wetten en regels die zij op het volk loslieten. Het resulteert in een prettige afwisseling tussen heden en verleden en het maakt duidelijk van wie Corinne die ijver van haar heeft geërfd. De vraag is of Stern het verleden zal blijven oprakelen in deel 2 en 3. Op de zolder van het bedrijf van de Ahrensbergers heeft Corinne namelijk een hele levensgeschiedenis van haar opa aangetroffen in dagboekvorm.

Aanstekelijk optimisme

Het zou overdreven zijn om te zeggen dat deze roman de wereld van de historische fictie op haar grondvesten doet schudden. Stern bedient zich van een simpele schrijfstijl en iets te overdreven (en soms ook onrealistisch aandoende) situaties. Feit blijft dat er momenteel  veel soortgelijke boeken rondcirculeren. Het voelt toch een beetje alsof Stern fan is van haar eveneens Duitstalige collega’s Anne Jacobs (bekend van de serie over het weesmeisje) en Corinna Bomann (o.a. van de Vrouwen van de Leeuwenhof-serie). En helaas: dat niveau haalt Stern niet (of iets vriendelijker geformuleerd: nóg niet).

Toch is het een prettige roman om te lezen. Het is namelijk erg toegankelijk geschreven en het verhaal verveelt geen moment. Ook krijg je tijdens het lezen ontzettend veel zin in een ‘bakkie pleur’ en voel je haast eerbied voor hen die zich bekommeren voor hen die aan het begin van de koffiecyclus staan: de arme boeren, die ploeteren op hun plantages én hen die hen helpen om naar grotere hoogtes te reiken. Daarnaast is het optimisme van Corinne aanstekelijk: ze is die goedbedoelende lokale ondernemer die je – zoals nu met de donkere dagen van Corona – wilt steunen met je centen. Dat Corinne zo beminnelijk is, maakt dat je de vervolgdelen wilt lezen. Je hoopt samen met haar dat ze zal slagen in het opzetten van haar bedrijf en de wereld voorziet van fairtrade koffiebonen. En nu is het tijd voor een lekkere coffee break.

Boeken / Non-fictie

Ontluisterend levensverhaal

recensie: Teus Lebon – Ik ben de gek

Het pseudoniem Teus Lebon en de hoofdpersoon Wien Berger worden reeds op de achterflap van het boek verbonden met de werkelijke persoonlijkheid Coen Theelen. De literaire biografie, zoals hij zelf Ik ben de gek typeert, bevat het levensverhaal van de schrijver en hoofdrolspeler. Een ontluisterend verhaal, kan na lezing de enige conclusie zijn.

Hoe de schrijver zijn mening, zijn ervaringen en zijn levensverhaal in elkaar weet te vlechten in een roman/biografie is ronduit knap te noemen. Het boek leest ondanks zijn omvang en ondanks de vele details over het onderwijs als een spannend boek dat je graag wil uitlezen en zelfs daarna nog honger overhoudt naar meer.

Een drie-eenheid verteld en beleefd

Coen Theelen kruipt zowel in de huid van de verteller, de hoofdpersoon als de schrijver zelf. Met zijn achtergrond als onderwijsprofessional, sportinstructeur, kunsthandelaar, organisator van evenementen en handelsagent vergeet hij haast te benoemen dat hij ook schrijver is. Ik ben de gek is het vierde boek dat van zijn hand verschenen is.

Al lezend wordt helder dat de hoofdpersoon ook nog organisator is geweest van atelierconcerten. Objectief zonder het verhaal gelezen te hebben zou je makkelijk kunnen denken te maken te hebben van een duizendpoot die niet graag stilzit. Toch is de werkelijkheid anders als we het verhaal in deze dik vijfhonderd pagina’s lezen. Ja, stilzitten is niet opborgen in de natuur van Wien Berger, de hoofdpersoon van het boek, maar een aantal van de activiteiten waren wellicht nooit ontplooid geweest als hij als onderwijsprofessional meer waardering en geluk had gehad. De professionaliteit en gedrevenheid spat tot de laatste onderwijsklus werkelijk van de bladzijden.

De gedetailleerde beschrijvingen van zijn visie maar ook van de status van het beroep geven een helder beeld van het leraarsvak in het verleden en heden. Of je de visie van Wien Berger nu omarmt of niet, je kan niet om de vaak objectieve observaties van de beleidsmakers heen zodat je voelt hoe het vak verandert. Naar de mening van de schrijver wordt de verkwanseling van het onderwijs beschreven. Het toenemende aantal managers en andere leidinggevenden zonder didactische vaardigheden neemt hand over hand toe. Zelfs voor de klas neemt dit verschijnsel van didactische armoede toe.

Levensverhaal gaat verder

Naast het grote centrale thema van de veranderingen in onderwijsland loopt dwars door het verhaal een veel groter en ingrijpender verhaal. Dat verhaal is het levensverhaal van Wien Berger dat zelfs heel even teruggaat naar zijn prille jeugd op vijfjarige leeftijd en rijkt tot in het heden in de tijd van de coronapandemie. Een levensverhaal dat aanvankelijk een hobbelig pad lijkt maar uiteindelijk wordt ontvouwd als een pad dat diepe dalen kent. Onverwerkte ervaringen lijken de persoon van Wien Berger ernstig gevormd te hebben tot wie hij is. Zijn levenskracht bracht hem buiten het onderwijsveld in gelegenheid om een extra carrière op te bouwen en niet op één paard te wedden.

Wat het leven voor iemand in petto heeft is natuurlijk niet te voorspellen. Dat onevenredig veel ongeluk op iemands levenspad komt is evenmin te verwachten. Toch kan de optelsom een ontluisterend geheel vormen. De veerkracht van de menselijke geest weet vaak de positieve elementen makkelijker de boventoon te laten voeren dan alle tegenslagen. Maar als de wendingen zich plotseling opstapelen kan het teveel zijn.

Deze vuistdikke literaire biografie is een weerslag van dat laatste. Het is te hopen dat de schrijver in het restant c.q. vervolg van zijn leven meer geluk gegeven is om in betere omstandigheden oud te worden. Of hem dat gaat lukken is een open einde en mogelijk voer voor een later boek. Ik ben de gek laat zich lezen als een spannend boek met voor sommigen net iets te veel details over onderwijs. Wie daardoorheen kan lezen heeft een fijn boek te pakken dat vele uren leesplezier oplevert en je wijzer maar ook verbaasd zal achterlaten.

Boeken / Fictie

Vermakelijke liefdesspanning

recensie: Jackie van Laren – Lentegroen (Onder de bomen 1)

Schrijfster Jackie van Laren grijpt niet bijster origineel de vier jaargetijden aan om een kwartet aan boeken aan te kondigen. Lentegroen trapt het liefdesverhaal af waarin een onmogelijke liefde ontluikt tussen een boswachter en een graaf die aan het syndroom van Asperger lijdt.

Liefdesverhalen zijn natuurlijk van alle tijden. Een onmogelijk liefdesverhaal heeft direct vanaf het begin de verrassing al in zich. Jackie van Laren weet de spanning en het leesplezier samen te pakken in een handzaam verhaal dat direct doet uitzien naar het volgende deel van deze serie. Een serie die volledig gepland is en waarvan de uitgaven synchroon zullen verlopen met de jaargetijden van 2021.

Feelgood met net voldoende spanning

Jackie van Laren verstaat haar vak, gezien de enorme stapel boeken van haar hand en het grote aantal trouwe lezers. Ze beheerst de kunst om taalgebruik te kiezen dat mensen voldoende boeit om te blijven lezen. Haar feelgoodboeken vinden gretig aftrek. Voor 8WEEKLY is het een eerste kennismaking met het oeuvre van deze Nederlandse schrijfster. Een aangename kennismaking, mag wel gezegd worden. Natuurlijk spreekt het genre voor zich. Wie op zoek is naar enorme diepgang kan beter een ander boek kiezen. Wie gewoon lekker wil lezen, vermaakt wil worden, lichte spanning mag voelen en soms zelfs een tikje verrast mag worden, heeft aan Lentegroen een heel fijn boek.

Een boek dat je wel aan het lezen wil houden, omdat je het verhaal wilt volgen en je wenst te weten hoe het verhaal zich voltrekt in het volgende hoofdstuk of op de volgende bladzijde. De spanning is uiteraard niet groot, zodat het boek ook makkelijk even in een pauze weggelegd kan worden in afwachting van een volgende sessie van lekker verder lezen.

Van Laren weet net voldoende spanning in haar boek te leggen dat je nieuwsgierig verder wilt, ook als het boek uit is. Dat laatste doet een lezer uitzien naar het volgende deel van deze nieuwe Onder de bomen-serie.

Een vriendschap reikt verder

De boswachtster in het verhaal Lentegroen krijgt een bijzondere opdracht. Ze moet de graaf die op het landgoed woont zien te bewegen om zijn landgoed open te stellen voor bezoekers van buiten. Maar deze graaf heeft de naam onbenaderbaar en niet bepaald meewerkend te zijn.

Lentegroen neemt de lezer op sleeptouw in het verhaal van Silvie en haar dochter Ties, die na een verbroken liefdesrelatie het roer omgooien. Als boswachtster van Boswachterij De Grote Weijde op de Utrechtse Heuvelrug ontspint zich een vermakelijke en onmogelijke liefde tussen Silvie en de graaf van het landgoed Woudenbergh. Frederik Alexander Walburgis Quint graaf Woudenbergh van Lynden ontmoet per toeval Ties. Voor Ties en vele anderen heet hij gewoon Freek. En zo ontmoet Freek spontaan Ties, omdat zij een lekke band had en thuisgebracht moest worden. Silvie leert op een ontspannen manier en zonder achtergrondinformatie Freek kennen, die al snel bevriend raakt met Ties. Computers zijn voor hen beiden een interesse en Freek maakt haar graag thuis in zijn wereld van IT. Ook vinden ze elkaar in de muzikale belangstelling, waarbij hun link gevormd wordt door zangeres Floor Jansen en haar symfonische metalmuziek.

Langzaam maar zeker ontstaat er door de bezoekjes van Freek aan Ties in het huis van Silvie ook een bijzondere belangstelling tussen Freek en Silvie. Beiden willen eigenlijk geen relatie, maar het bloed kruipt langzamerhand waar het niet gaan kan. De mensenschuwe Freek opent stukje bij beetje een deel van zichzelf. Door vooral zichzelf te blijven en puur te blijven ontstaat stap voor stap iets bijzonders. Van Laren weet heldere, echte personages neer te zetten waar geen opsmuk vanaf klettert. Zelfs het ‘van stand’ zijn van Freek kent zijn menselijke kant en ook zijn keerzijde. De ontluisterende kant van het graaf-zijn ontvouwt zich als de toch bijzondere kant van Freek, wanneer hij Silvie (en de lezer) langzaam naar binnen laat kijken.

Als er drugs op het landgoed van Freek gevonden worden, weet de nieuwe boswachtster zich ook professioneel in te zetten en lijken de tegenstrijdige belangen ineens te kunnen samenvallen om het terrein toch open te stellen voor bezoekers. Haar creativiteit wint het van de terughoudendheid van de onbuigzame graaf.

Boeken / Non-fictie

De emotionele mens, helemaal niks mis mee… integendeel!

recensie: De emotionele mens, waarom onze emoties bepalen wie we zijn – Ad Vingerhoets

Ad Vingerhoets (1953, emeritus hoogleraar emoties en welbevinden Tilburg University) heeft met De emotionele mens een fris en helder boek geschreven waarin hij de wetenschappelijke kennis op het gebied van de menselijke emotie voor ons overzichtelijk op een rij zet.

Vingerhoets geeft aan dat hij veertig jaar geleden op dit gebied van de psychologie pionierde en dat er merkwaardigerwijze toen nog weinig bekend was. Sindsdien is er enorm veel onderzoek verricht en zijn er forse stappen gezet. Tegelijkertijd signaleert Vingerhoets dat er ook nu nog de nodige discussie gaande is over vrij elementaire vragen, zoals over wat emoties precies zijn, wat hun functie is en hoe je ze moet onderzoeken. Volgens Vingerhoets circuleren er over wat de beste definitie is van een emotie nu ten minste tweeënnegentig versies en voor veel daarvan is wat te zeggen.

Vingerhoets wil met dit boek misverstanden uit de weg ruimen en hoopt het vaak onterechte negatieve imago dat aan emoties kleeft wat weg te kunnen poetsen. Emoties zijn essentieel voor ons functioneren. Zonder emoties zijn we geen volwaardige mensen. We zouden sociaal en moreel incompleet zijn. Emoties bepalen wie we zijn. Punt gemaakt! Het is hoog tijd dat er in de door cognitie overheerste menswetenschappen nu eens serieus gesproken wordt over deze basale ingrediënten van ons bestaan.

Wat zijn emoties niet

Emoties zijn geen voorkeuren, houdingen, stemmingen of persoonlijke stijl van reageren (de blije gup, zwaar op de hand of kort lontje). Reacties op kunst en muziek vallen er ook een beetje buiten. Wetenschappers kunnen met deze esthetische emoties nog niet zo goed uit de voeten. In de populaire media worden emoties vaak alleen in verband gebracht met gevoelens. Wetenschappers kijken meer naar emoties als gedrag dat een bepaalde functie heeft. Wat men daarbij voelt is voor hen juist een beetje bijzaak.

Wat zijn emoties wel

Vingerhoets beschrijft emoties vanuit het kader van de mens en zijn evolutionaire ontstaansgeschiedenis. De mens leefde als jager-verzamelaar heel vroeger meestal in groepen van 150 leden en hun leefwereld was zó vol allerlei gevaren dat het onmogelijk was om in je eentje te overleven. Mensen zijn dus van nature heel sociale wezens. Volgens Vingerhoets helpen emoties ons in elke nieuwe situatie – en dat kunnen er honderdduizenden zijn waarin we terecht kunnen komen – om uit alle mogelijke reacties een goede keus te maken. Emoties gaan in de regel gepaard met bepaalde gedragsintenties; zinvolle bijsturingen van ons gedrag. Dat is de kern van de functie van onze emoties.

Emoties zijn relatief kortdurende, vaak geïntegreerde reacties op prikkels en situaties die wij belangrijk vinden: overleven, partnerkeuze, voortplanting, status, aanzien, waardering, zoeken van samenwerkingspartners, bescherming tegen vreemden en het kiezen van leiders.  Psychologen onderscheiden als ze het hebben over reacties op prikkels de volgende vier niveaus. Allereerst het subjectieve gevoelsniveau: wat ervaren we, voelen we? Dan het cognitieve niveau: wat doet de situatie met onze denk- en geheugenprocessen? Als derde het gedragsniveau: hoe wordt ons concrete gedrag beïnvloed? En tenslotte het fysiologische, lichamelijke niveau. Welke reacties zijn merkbaar in onze hartslag, bloeddruk, hormoonhuishouding en ons afweersysteem?

Nieuwe visie

Emoties zijn dus veel meer dan alleen maar gevoelens. Ze zijn heel belangrijk en nuttig voor ons functioneren, ze beïnvloeden onze motivatie voor bepaald gedrag, onze waarneming, aandacht, ons denken en fysiologische processen. Verder vormen ze een bron van belangrijke sociale informatie.

Vroeger werden emoties vaak gezien als tegenhanger van de rede. Mensen dienden zich met de rede te onderscheiden van de dieren. Emoties waren barbaars, dierlijk, sta-in-de-wegs van de rede, oncontroleerbaar, iets waar men zich verre van moest houden.  Dat is achterhaald, betoogt Vingerhoets.

Emotie & gedachte

Vinden we een situatie belangrijk genoeg dan kan dat aanleiding zijn tot tal van vragen. Kwam de gebeurtenis onverwacht? Helpt de situatie mee of juist tegen? Is de situatie ongepast of immoreel. Emoties kunnen vaak het resultaat zijn van een cognitief proces. Anderzijds zijn er tegenwoordig sterke aanwijzingen dat bij bepaalde emoties deze uitgebreide “analyse” van de situatie helemaal niet wordt uitgevoerd. We kunnen onze emotie niet per se sturen met onze gedachten.

Dat geldt bijvoorbeeld in het geval van angst, waarbij we feitelijk na de eerste schrikreactie tot een uitgebreide analyse van de omgeving komen. Ook in het geval van morele emoties lijkt het er sterk op dat we eerst de emotie vertonen. Het gaat dan om situaties waarop je onmiddellijk reageert met ontroering of juist afschuw of walging. Je ziet hoe iemand zich belangeloos inzet voor een gehandicapte medemens, of juist zaken als incest of seks met een lijk. Deze laatste zin is overigens kenmerkend voor Vingerhoets stijl: met regelmaat onverbloemd praktisch expliciet.

Emotie & cultuur

Een belangrijke term in dit kader is display rules, waarmee verwezen wordt naar regels in een cultuur over hoe en wanneer bepaalde emoties geuit mogen worden. Lang niet altijd mogen de ware emoties getoond worden. Denk aan begrafenissen. In de westerse wereld dien je je daar zeer ingetogen te gedragen. In het Nabije Oosten kunnen begrafenissen gepaard gaan met extreme uitingen van verdriet, zoals de kleren verscheuren, zich bezoedelen met as of stof, en soms zelfs in onze ogen haast neigen naar uitingen van agressie. Weer heel anders zijn begrafenissen in Suriname, waarbij het er soms ogenschijnlijk vrolijk aan toe kan gaan.

Emotie, persoon & psychopathologie

Vingerhoets blijft op dit gebied wat achterwege. Welke factoren spelen een rol bij  de grote verschillen die er bestaan tussen mensen als het gaat over hun emotionele reactie op gebeurtenissen? Wat maakt dat bij sommigen emoties oncontroleerbaar zijn of bij anderen zelfs juist helemaal afwezig lijken te zijn? Juist deze verschillen zijn intrigerend en Vingerhoets bespreekt theorievorming hierover nauwelijks. Ook inzichten op het gebied van de geestelijke gezondheidsproblematiek en de behandeling van dergelijke problemen, die over het algemeen terug te voeren zijn tot juist een emotionele onbalans, blijven in het boek onderbelicht.

Ook de bevindingen dat emotie sneller is dan gedachte legt een staaf dynamiet aan de fundamenten van de cognitieve gedragstherapie en tal van daarvan afgeleide psychologische therapievormen die op dit moment volop gebruikt worden binnen de ggz wereldwijd. Binnen dit therapiemodel wordt er immers vanuit gegaan dat de gedachte de emotie stuurt waarbij dan in de therapie geoefend wordt met corrigerende gedachten om de ongewenste emotionele respons uit te laten doven.

Interessant wordt het als dit model, dat dus niet gebaseerd kan zijn op wetenschappelijke kennis, onder vakgenoten wordt aangeprezen als “evidence based medicine”. Mocht er sprake zijn van “bewezen effectieve” behandelingen dan kan dat zo zijn maar dan alleen omdat therapeuten en cliënten elkaar napraten en beiden in dit model iets geloven te vinden dat houvast geeft. Zo zijn er in het verleden wel meer modellen geopperd om psychisch leed te verzachten waar stevig in geloofd werd waarbij ook de diverse religies niet vergeten kunnen worden. Onder “evidence based” zullen heel wat mensen toch iets anders verstaan. Ligt hier misschien ook de missende schakel die verklaart waarom die therapieën in de praktijk minder effectief zijn dan je zou verwachten? Zitten psychologen in hun vaak cognitief georiënteerde behandelingen op het verkeerde spoor?  Deze punten lijken buiten Vingerhoets aandachtsgebied te liggen. Dat is jammer.

Welke emotie?

Vingerhoets behandelt ze allemaal: angst en vrees, boosheid, spijt en berouw, schuld en schaamte, liefde en verliefdheid, jaloezie, afgunst en leedvermaak. Dan gaat hij alweer verder, in de volgende hoofdstukken behandelt Vingerhoets achtereenvolgens verdriet, rouw en depressie, heimwee en nostalgie, walging en tot slot dan nog de positieve emoties. Om bij dat laatste te beginnen: positieve en negatieve emoties is wat mij betreft eigenlijk een veel gebruikt maar onhelder onderscheid. In wezen zijn alle emoties positief omdat ze wezenlijk bijdragen aan ons bestaan en veiligheid. Vingerhoets bedoelt met positieve emoties vrolijkheid, ontroering, trots en hoop.

Het is fijn dat dit eens even allemaal voor ons op een rijtje gezet wordt. Vingerhoets heeft een heldere en luchtige stijl van schrijven en weet met heel veel voorbeelden uit de dagelijkse praktijk het beschrevene goed concreet te maken.

Lang leve de emotionele mens!

In recente boeken – zoals Frans de Waals Een tijd voor empathie of Rutger Bregmans De meeste mensen deugen – overheerst het optimistische beeld dat de mens van nature goed is. Kijkend naar de emotionele uitrusting van de mens concludeert Vingerhoets dat deze stelling aanpassing behoeft. Keer op keer weer blijkt dat we, afhankelijk van de omstandigheden tot veel goeds maar ook tot veel slechts in staat zijn. Wellicht is de vraag niet goed en is de betere variant: wie is onder welke omstandigheden goed of slecht? Daarbij wil Vingerhoets uiteindelijk toch ook wel overhellen naar de conclusie dat de meeste mensen emotioneel wel deugen, waardoor ze ook moreel wel deugen. Voor Vingerhoets de hoogste tijd dat emoties de waardering krijgen die ze verdienen. Treffend beëindigt hij zijn boek: lang leve de emotionele mens!

Voor mij nu, aan het eind van deze recensie gekomen, ook de hoogste tijd Vingerhoets en zijn boek eveneens de waardering te geven die zij verdienen: lang zullen zij leven!

Boeken / Fictie

Door het oog van de lijdende

recensie: De overlevenden - Alex Schulman

De naam Alex Schulman zegt ons nog niet zoveel in Nederland. Daar kan nu verandering in komen, met de komst van zijn debuutroman De overlevenden. Een autobiografisch verhaal over een verstoorde familie.

Hevige treurnis

Hij is samen met Sigge Eklund hét gezicht van de meest beluisterde podcast van Zweden: ‘Alex & Sigges podcast’. Een kletserige, zogenaamde ‘zelfspodcast’, waarin de Zweedse heren het nieuws van de week doornemen. Ondanks het feit dat dit een grote inkomstenbron vormt (één aflevering levert maar liefst 20.000 euro op), wil Schulman zich gaan richten op zijn schrijverschap. Eerder publiceerde hij al vijf succesvolle autobiografische boeken. Daarin schreef hij over zijn (redelijk tot zeer) bekende familieleden en de scheve verhoudingen binnen zijn familie: vader Allan Schulman, tevens journalist en tv-producent, moeder Lisette Schulman (die kampte met een alcoholprobleem) en zijn snel ontvlambare opa Sven Stolpe, een schrijver die leed onder de affaire van zijn vrouw.

Wie in zijn familiegeschiedenis duikt, kan er bijna niet omheen: de personages in Schulmans debuutroman De overlevenden lijken afspiegelingen van het gezin, dat beladen blijkt te zijn met een soort hevige treurnis. Voor het zwart op wit stellen van hun familiegeschiedenis heeft hij een grote prijs moeten betalen. Zo laat hij in een interview met de Volkskrant (16 mei 2021) weten dat de publicatie van Bränn alla mina brev (vertaling: Verbrand al mijn brieven), waarvan de filmrechten zijn verkocht, ertoe leidde dat sommige familieleden niet meer met hem willen praten. Het is maar de vraag of Schulman er met zijn nieuwe boek De overlevenden alle brandende schepen voorgoed achter zich heeft gelaten.

Huilende broeders

Het boek start met één verhaallijn, die al snel verweven raakt met een andere verhaallijn. In hoofdstuk één rijdt een politieauto op een broeierige juninacht naar een afgelegen plek in Zweden. Twee broers zijn slaags geraakt tijdens het uitstrooien van de as van hun moeder. De ruzie lijkt gepaard te gaan met een dieper soort verdriet dat de broers aantast en hen radeloos maakt. In hoofdstuk 2 word je terug in de tijd gelanceerd: de drie broers – Benjamin, Pierre en Nils – zijn nu drie jonge losbollen en houden een gevaarlijke zwemwedstrijd in de buurt van het buitenhuis waar ze hun zomervakantie doorbrengen. Al meteen blijkt hoe labiel hun ouders zijn:

“Benjamin wist dat papa en mama verschillend konden reageren. Soms mocht je in 

mama’s armen kruipen en krabbelde ze je langzaam over je rug. Andere keren 

ontstond er irritatie en was het moment verloren.”

De ouders zijn sporadisch verzwaard door de alcohol en te suf om hun kinderen in de gaten te houden. De moeder bestraft haar kinderen op een buitensporige, strenge wijze: wie zich in haar ogen ‘misdraagt’ – vaak draait het om kleine futiliteiten – mag even stoom afblazen in het vochtige en pikdonkere kolenhok. De vader lijkt in eerste instantie de ‘betere’ ouder te zijn (’the good cop’ van het stel), maar als een van zijn zonen iets riskants doet tijdens een autotochtje, slaat hij er op los.

Het moge duidelijk zijn dat de drie kinderen gevormd worden door de mishandeling en de verwaarlozing waaraan ze zijn blootgesteld. Toch zijn er ook kleine momenten van geluk. Daarmee lijkt de schrijver de gehele gezinssituatie te bagatelliseren. Daarin slaagt hij maar gedeeltelijk: dit boek kenmerkt zich door de beklemmende sfeer en de uitzichtloosheid. Kort gezegd, dit boek staat bol van de conflictsituaties, de spottende insinuaties en de pijnlijke woordenwisselingen. Het is dan ook lastig om je vast te bijten in het verhaal: wil je je wel moeien in een familie die zo op de afgrond afstevent?

Afstandelijk

Niet alleen de inhoud van het boek maakt dat identificatie moeilijk is, ook de schrijfstijl beklijft niet echt. Het is eerder vanwege de weinige pagina’s dat het boek telt, dat je er doorheen vliegt. Zeker niet door een soepele schrijfstijl. De stijl die Schulman zich permitteert, is al even afstandelijk als zijn autobiografisch getinte verhaal. Daar komt nog eens bij dat de plot een afschuwelijke uitkomst geeft. De vraag is of het verhaal bij die laatste pagina had moeten stoppen. Op het einde duizelt je hoofd namelijk van de vragen. Juist dat open einde nodigt uit tot een vervolg. Een vervolg dat je maar moet willen lezen, want de ontknoping – een grandioos familiedrama – is te verdrietig voor woorden.

Ondanks dat het verhaal en de schrijfstijl wat afstandelijk overkomen, is het knap hoe Schulman zijn persoonlijke en pijnlijke relaas zo op papier weet te zetten. Hoe lastig moet het zijn om de misère in je leven te fictionaliseren, om er een debuut van te maken dat de tongen losmaakt in je naaste omgeving. Daarvoor verdient Schulman in ieder geval alle lof.