Kunst / Achtergrond
special: Tijdelijke openstelling Stedelijk Museum

Temporary becomes long-term

.

en kunnen nu opnieuw in het museum terecht voor deel 2. Voor de definitieve heropening inclusief nieuwbouw, durft men in het museum nog steeds geen definitieve datum te noemen.

Volgens directeur Ann Goldstein moeten we deze tijdelijke openstellingen echter wel beschouwen als het begin van het nieuwe museum, niet als een opvulling van de tijd tot de al maar uitgestelde definitieve heropening. De tijdelijke openstelling moet de bezoekers vast de gelegenheid geven om het museum (opnieuw) te ontmoeten; in wat Goldstein beschrijft als een transitie fase tussen  gebouw en museum. De tentoonstelling Taking Place is daarbij de eerste stap naar de totstandkoming van het nieuwe Stedelijk Museum, dat een levend en actief museum moet worden, gedreven door kunstenaars. Taking Place heeft in deze zin een dubbele betekenis, die van weer plaats nemen in het gebouw en in de zin van iets wat staat te gebeuren.

Mario Garcia Torres, Preliminary Sketches from the Past and for the Future (2007) Foto Sjoerd Knibbeler

Mario Garcia Torres, Preliminary Sketches from the Past and for the Future (2007) Foto Sjoerd Knibbeler

Site specific
Taking Place bevatte werken van de jaren vijftig tot heden, waarvan de meesten als gemeenschappelijke noemer een directe verbintenis met het museum, en meer specifiek het museumgebouw hebben. De vroegste werken zijn de twee wandschilderingen die Karel Appel in de jaren vijftig in het gebouw maakte, de meest recente werken ontstonden tijdens de verbouwing van het museum en zelfs op de tentoonstelling zelf. Het werk van Roman Ondák in een van de zalen vult langzaam maar zeker de vier wanden met zwarte streepjes die de lengte van de museumbezoekers markeren. Hierdoor ontstaan ook een soort wandschildering, zij het een die dynamisch en tijdelijk van aard is. Er zijn meer werken die een dergelijke letterlijke verbinding met het museumgebouw aangaan, bij andere werken is de relatie inhoudelijk of beide.

Gedurende de verbouwing van het museum kregen verschillende kunstenaars de opdracht een werk te maken. Navid Nuur haalde een rode baksteen uit het gebouw waarmee hij in een andere zaal de tekst ‘What is lost in time will be found in time’ op de tot dan toe onberispelijk witte muur schreef. Jan Theun van Rees fotografeerde het bouwproces. Het gestripte museum dat werd klaargemaakt voor haar interne facelift vormde ook het decor voor de foto’s die Mario Garcia Torres in 2007 in het museum maakte van mensen in het lege gebouw. Naast deze speciaal voor de tentoonstelling gemaakte werken is ook kunst uit de eigen collectie geselecteerd waarin het museumgebouw een rol speelt. Zoals een foto van Louise Lawler uit 1995 met daarop werken van Jeff Koons en Donald Judd die destijds in het Stedelijk tentoongesteld werden.

Ger van Elk maakte een nieuwe versie van zijn werk Vloersculptuur 1969-1980 dat hij al eerder in het museum uitvoerde. Door een deel van het parket zeer goed op te poetsen ontstaat een driehoek op de vloer. De uitvoering van het werk is dermate subtiel dat het werk door velen in eerste instantie over het hoofd wordt gezien. Het werk Route langs 18 hoeken dat Willem de Rooij in 1993 maakte, heeft in het verbouwde gebouw een nieuwe betekenis gekregen. Het werk bestaat uit een brochure met foto’s van 18 hoeken in het museum waarop steeds een klein stukje van de vloer, de plinten en twee muren te zien is. Oorspronkelijk was het werk bedoeld om de bezoekers te wijzen op deze onopgemerkte details van de tentoonstellingszalen. Nu roept het werk de inmiddels vervangen vloer in herinnering.

Nostalgisch museumgebouw?
Hoewel er al veel veranderd is, doet de entree van het museum vooralsnog vertrouwd aan. De ronde bogen in het museumgebouw van A.W. Weissman, met de in 1983 door Daniel Buren toegevoegde strepen en de oude vloer. Daarachter de trap naar boven met de oorspronkelijke leuningen en architectonische details. Het lijkt wel allemaal wat witter. Een ervaring die zeker op gaat in de tentoonstellingszalen die grondig zijn aangepakt, al het oude is daar nauwkeurig weggewerkt. Het is allemaal wat strakker, de wanden, de nieuwe vloer. Alleen in de Appelbar ligt nog een klein stukje van het eens zo kenmerkende visgraatparket.

Tussen de tentoonstelling door zijn volgens het museum bewust ook verschillende ruimten leeg gelaten om ‘het gebouw te kunnen ervaren’. Met de werken van Willem de Rooij en Diana Thater, waarbij de betreffende zalen ook al werden leeg gelaten was dit eigenlijk overbodig. Het werk van Thater Wit is de kleur uit 2002 verwijst naar het witten van de museummuren in 1938. Een proces dat met de verbouwing nog eens is over gedaan. De leeg gelaten witte ruimten doen zonder kunst nogal steriel aan, vooral bij de kabinetten valt dit op. Ze lijken ruimer en daardoor ook minder intiem. Wellicht dat als ze straks weer gevuld zijn met werken uit de collectie vroegmoderne kunst ze toch nog wat nostalgische gevoelens zullen opwekken.

Henri Matisse, La perruche et la sirène, 1952–1953

Henri Matisse, La perruche et la sirène, 1952–1953

Terugkeer van de collectie
Dit is bij de terugkeer van de collectie bij Temporary Stedelijk 2 nog niet het geval. De nostalgie zit hem daar vooral in de presentatie over enkele beroemde tentoonstellingen uit het verleden van het museum. Het terugblikken op de roemruchte tentoonstellingen Bewogen Beweging (1961) en Dylaby (1962) uit de tijd van Willem Sandberg lijkt Goldsteins’ streven naar levendigheid in het museum te benadrukken. In de andere vleugel staat in het teken van TV-kunst. Hiervoor blijken de kabinetten op bescheiden huiskamerformaat ook een gepaste omgeving te bieden. De klassiekers zijn op de eerste verdieping te vinden onder de noemer Making Histories: changing views of the collection, volgens de folder een dwarsdoorsnede uit de museumcollectie.

Waar de werken in Taking Place duidelijk een gemeenschappelijke noemer hadden, is bij de dwarsdoorsnede van Making Histories eerder sprake van een allegaartje. De erezaal is gewijd aan ‘iconen van de abstracte kunst’ en daarvoor klimatologisch op orde gebracht. Om meer werken kwijt te kunnen zijn twee schotten in de zaal geplaatst. Deze verliest daardoor haar ruime karakter en komen de werken minder goed tot hun recht als dat ze gedaan hadden in een open zaal. De iconen van onder meer Matisse, Malevich, Mondriaan, Klein en Newman worden in de overige zalen omringd door verschillende richtingen in de moderne kunst, design en hedendaagse kunst. Ook het werk van Donald Judd uit de foto van Lawler staat bij deze tentoonstelling weer zelf op zaal.

Het is aardig om oude bekenden als deze uit de museumcollectie terug te zien en herinnerd te worden aan de veelzijdigheid van de verzameling, maar in z’n totaliteit beklijft deze tentoonstelling niet. Het wachten blijft op het nieuwe Stedelijk, dat inmiddels op zijn vroegst in 2012 open gaat. Ondertussen duurt het tijdperk van het Temporary Stedelijk voort en volgen wellicht nog een deel 3 en 4. Hopelijk hebben de tentoonstellingen dan minder een ‘in afwachting van…’ karakter. Dit was bij het Temporary Stedelijk 1 wel erg goed geslaagd maar maakt bij deel 2 nauwelijks indruk. Als tijdelijk lang gaat duren vraagt dit om een andere aanpak.