Film / Achtergrond
special: De carrière van aartsmislukkeling Orson Welles

Leven na Hollywood

Eenentwintig jaar na zijn dood heerst nog steeds het beeld van de onhandelbare en decadente vreetzak die nooit de belofte van zijn jeugd waarmaakte, en die de filmstudio’s steevast meer kostte dan zijn films opbrachten. Waarom hoereerde hij zichzelf aan zoveel reclamemakers? Waarom maakte Orson Welles (1915-1985) nooit meer een film als Citizen Kane (1941)? In What Ever Happened To Orson Welles? toont filmkenner Joseph McBride een kant van Welles die tot nu toe onderbelicht bleef: van de hardwerkende kunstenaar die zich gedwongen zag tot onafhankelijkheid.

Orson Welles wordt geboren in Kenosha, Wisconsin, 1915. Zijn moeder sterft als hij negen is; zes jaar later drinkt zijn vader zich dood. De jonge Orson wordt min of meer opgevoed en gevormd door surrogaatvader en leraar Engels Roger Hill. Met een theatercarrière in gedachten verhuist Welles naar Engeland, en daarna Ierland. Maar succes blijft uit.

Library of Congress, Prints and Photographs Division, Van Vechten Collection, reproduction number LC-USZ62-119765
Library of Congress, Prints and Photographs Division, Van Vechten Collection, reproduction number LC-USZ62-119765

In 1937 verhuist Welles terug naar de Verenigde Staten en richt samen met John Houseman het Mercury Theater op, een toneelgezelschap met aandacht voor sociale en ‘progressieve’ thema’s. Op radiostation CBS krijgt het gezelschap vrij vlot een eigen programma. Een jaar later is Welles op slag wereldberoemd: onder zijn leiding jaagt The Mercury Theater On The Air de Amerikaanse bevolking de stuipen op het lijf met een zeer overtuigende radioadaptatie van H.G. Wells’ War of the Worlds. Terwijl honderdduizenden Amerikanen bijkomen van de schrik, krijgt Welles een contract aangeboden door de RKO-studio. Die filmmaatschappij heeft, vanwege financiële miserie, dringend behoefte aan een wonderjongen.

Maar het duurt nog even voor hij met een echte speelfilm komt. Eigenlijk wil hij debuteren met een bewerking van Joseph Conrads Heart of Darkness, met zichzelf in de rol van de kwaadaardige kolonialist Kurtz. Het moet ondermeer een aanklacht worden tegen de nazi’s, maar RKO weigert het scenario, net als die van twee andere films, zowel vanwege de geschatte kosten als de politieke subtekst.

Citizen Kane

Bij het vierde project houdt Welles dus zoveel mogelijk zijn mond wat betreft onderwerp en budget. Samen met Herman Mankiewicz schrijft hij het scenario voor Citizen Kane (1941), over een mediamagnaat die ondanks zijn succes en enorme winsten maar niet gelukkig kan worden. Het verhaal is onder andere losjes gebaseerd op het leven van machtige industriëlen als William Randolph Hearst en Henry Ford, die in die tijd publieke figuren waren.

Hearst, een reactionaire communistenvreter, kan niet lachen om de adaptatie. Hij gebruikt al zijn mogelijkheden, van slechte recensies tot regelrechte intimidatie, om distributie van de film te voorkomen. En dat lukt. Citizen Kane wordt, ondanks de goede ontvangst door filmcritici, nauwelijks vertoond omdat bioscoopeigenaren niet opdurven tegen Hearst. RKO zit met een meesterwerk dat niemand kan zien, en dan heeft Welles ook nog zijn budget een ietsepietsie overschreden.

Met de volgende film, The Magnificient Ambersons (1942) gaat het niet veel beter: ook dit keer blijft Welles niet binnen het budget en de film is volgens de studiobonzen te lang en te treurig. Als Welles het land uit is voor een ander project zetten ze de schaar erin en draaien er gelijk een nieuw einde aan. Toch flopt de film. En niet alleen omdat hij zo slecht zou zijn: Hearst is nog steeds boos, en de distributeurs zijn nog steeds bang.

Na Citizen Kane en The Magnificient Ambersons zit Welles met de reputatie van duur en onverkoopbaar genie. Daar komt nog bij dat hij niet in dienst zit, niet met de jongens meevecht tegen de nazi’s. De regering besluit Welles een documentaire te laten maken. Om de gevoelens van broederschap te versterken tussen de beide Amerika’s moet Welles naar Brazilië om het carnaval filmen. Zo kan hij toch een bijdrage leveren aan the war effort. Maar in de kranten verschijnen berichten over geflikflooi met lokale zwarte vrouwen – nogal een aantijging in die tijd.

Ondertussen zit de Braziliaanse regering niet te springen om documentairemateriaal over de sloppenwijken. Als één van Welles’ acteurs, een Braziliaanse volksheld, ook nog eens om het leven komt tijdens de opnames hebben de autoriteiten een mooi excuus om hem het land uit te schoppen. De film, die It’s All True had moeten gaan heten, wordt niet afgemaakt en Welles keert terug naar de VS. Daar wordt hij door de studiobazen uitgefoeterd en ontslagen, omdat hij opnieuw het budget overschreden zou hebben. Welles snapt niet hoe dat kan, maar zijn eigen boekhouding is te onoverzichtelijk om de beschuldiging te kunnen weerleggen.

Wijn en diepvriesdoperwtjes

Filmprofessor Joseph McBride geeft in What Ever Happened To Orson Welles? een zeer gedetailleerde weerlegging van het argument van RKO. Na bepaling van het exacte budget, en een schatting van de precieze budgetoverschrijdingen, blijkt dat Welles misschien maximaal vijftien procent teveel uitgaf. Niet weinig, maar niet ongewoon in die tijd en niet genoeg om een regisseur te ontslaan.

~

McBrides consciëntieuze benadering van het onderwerp is tekenend voor de rest van zijn boek, waarin hij een beeld probeert te schetsen dat we niet vaak zien: Welles als de altijd werkende, onafhankelijke kunstenaar. Na It’s All True komt de regisseur nog met een paar Hollywoodfilms. Hij heeft succes met The Stranger in 1946, en veel later Touch Of Evil (1958). Maar The Lady From Shanghai (1947), met zijn toenmalige vrouw Rita Hayworth in de hoofdrol, en MacBeth floppen genadeloos. De consensus onder biografen en filmkenners is dat het vanaf dan eigenlijk alleen maar bergafwaarts gaat met hem, tot de man aan het eind van zijn leven enkel nog reclames inspreekt voor wijn en diepvriesdoperwtjes. Met het daarmee verdiende geld zou Orson, inmiddels tonnetje-rond, zijn vreetfestijnen bekostigen.

Maar in werkelijkheid, zo is het betoog van McBride, deed Welles al die spotjes om zijn schier eindeloze rij projecten te financieren. Orson Welles bleef tot op het einde productief, alleen had hij geen publiek meer. Niemand wilde hem meer zien.

Voordat hij veroordeeld was tot het aanprijzen van wijn, was acteren in andermans films Welles’ gebruikelijke manier van fondsenwerving. Goed voorbeeld is zijn rol in The Third Man (Carol Reed, 1949), een film die goeddeels drijft op de acteerprestatie van Welles. Daarnaast maakte hij voor de BBC een aantal tv-series. Het was van dat geld dat hij, nadat RKO en Hearst zijn Amerikaanse carrière om zeep hadden geholpen, in Europa begon aan een reeks niet heel bekende literatuurverfilmingen. Onder andere Kafka’s Der Prozess (als Le Procès in 1962) en een film over Falstaff (Chimes at Midnight in 1965), de dronkaard uit Shakespeare’s toneelstukken over Hendrik VI, komen uit die periode.

Welles vs. New Hollywood

In de jaren zeventig begon Welles aan een van de belangrijkste projecten van zijn latere leven: The Other Side of The Wind. John Huston speelt Jake Hannaford, een beroemde regisseur die na teleurstellende projecten probeert mee te liften op de hype van New Hollywood. Na een confrontatie met zijn latente homoseksuele gevoelens voor de ster van zijn nieuwe, ‘progressieve’ film rijdt Hannaford zich op zijn verjaardag te pletter.

Je krijgt van McBrides beschrijvingen niet het idee dat Welles jaloers was op de jonge New Hollywood-generatie, die alles mocht maken wat ze wilde. Maar het moet toch gestoken hebben dat een broekie als Francis Ford Coppola ruim baan kreeg om Heart Of Darkness te verfilmen. Eerder had Welles nota bene nog auditie gedaan voor de rol van Don Corleone in Coppola’s The Godfather, maar die rol werd hem afgepakt door Marlon Brando. Diezelfde Brando speelde nu de krankzinnige kolonel Kurtz, de rol waar Welles dertig jaar eerder zijn zinnen al op had gezet.

Hoewel de opnames voor The Other Side een goede zes jaar(!) liepen, bleef de film onafgerond tot aan Welles’ dood in 1985. Het geld raakte op in die zes jaar, en sommige sleutelscènes konden niet opgenomen worden.

Dat onvermogen iets af te maken wordt meestal geduid als de last van Welles’ debuut: de regisseur zou zijn projecten niet meer afmaken omdat hij bang was nooit meer het niveau van zijn eerste werk te halen. McBride ziet het eerder als een symptoom van Welles’ passie voor film. Welles bleef liever filmen, in plaats van de film af te maken, omdat een afgeronde werk voor de kunstenaar niet langer interessant is.

Dat constante opnemen met steeds kleiner wordende fondsen levert uiteindelijk films op als Moby-Dick (postuum uitgebracht in 1999, niet te verwarren met John Hustons versie uit 1956, waarin Welles Father Mapple speelt). Bij de opnames van dergelijk materiaal in de jaren tachtig is Welles veroordeeld tot tweepersoonssets. Hij speelt alle rollen en hanteert de clap (dat bordje met informatie erop, dat dichtgeslagen wordt aan het begin van elke take), terwijl zijn vaste cinematograaf Gary Graver de lichten opstelt en de camera bedient. Bij gebrek aan geld vult Welles op een gegeven moment een filmblik met spiegelscherven en water en zet er een lamp op. Het creëert de illusie dat acteur en kijkers op zee zitten. Voor een luie, vette hasbeen getuigt dat van veel doorzettingsvermogen.

Korrel zout

McBrides’ boek heeft een prettige, anekdotische en min of meer chronologische structuur met korte paragraafjes. Elk filmproject wordt zorgvuldig uitgeplozen. Vooral het hoofdstuk over The Other Side geeft een helder beeld van de professionele en persoonlijke moeilijkheden van Welles’ leven na Hollywood. In plaats van een zuur, verwijtend verslag van wat had kunnen zijn, krijgen we een mooie kijk op wat eufemistisch Welles’ ‘onafhankelijke periode’ zou kunnen heten.

Enig nadeel is wellicht dat McBride als verteller erg nadrukkelijk aanwezig is. Het enige lange citaat in het hele boek is uit een van McBrides eigen artikelen, en de schrijver laat zichzelf uitvoerig aan het woord over zijn persoonlijke ervaringen als figurant in The Other Side. Vanwege zijn nauwkeurig beschreven vriendschappelijke gevoelens voor Welles krijgt het boek soms iets van een apologie. Toch doet dat alles geen afbreuk aan McBrides betoog. We nemen hem met een korrel zout, en dan nog blijft het boek goed leesbaar en Welles’ carrière indrukwekkend en bewonderenswaardig.

Joseph McBride • What Ever Happened To Orson Welles? A Portrait Of An Independent Career • Uitgever: The University Press of Kentucky • Prijs: € 29.95 • 344 bladzijden • Isbn 0 8131 2410 7