Film / Achtergrond
special: Een gesprek met Rúnar Rúnarsson

Emoties op 16 mm

De IJslandse regisseur Rúnar Rúnarsson (1977) vertelt over zijn recente debuutfilm Volcano: zijn familiegeschiedenis, de IJslandse natuur, zijn sollicitatie bij de filmacademie, en de textuur van 16 mm.

Je bent een van de weinige jonge regisseurs die oprechte films maken over ouderen, maar je hebt ook korte films over kinderen gemaakt.

~

Het gaat mij om mensen die in een overgangsfase in hun leven zitten. Jonge kinderen verliezen hun onschuld, ouderen hebben hun onschuld misschien verloren, maar ze hebben wel het inzicht om iets in hun leven te kunnen veranderen.

Misschien is het omdat ik het geluk heb gehad dat ik mijn hele leven al omringd ben door oude mensen. Ik heb altijd een goede band gehad met mijn oma en zelfs met mijn grootoma. Ik heb ook vrienden die veel ouder zijn dan ik.

Is er een direct verband tussen de film en je eigen leven?
Hier en daar komen een paar elementen in de film terug. Maar het is geen kwestie van kopiëren en plakken. Ik schrijf soms over mijn eigen interpretatie van de mensen van wie ik houd en hun leven.

Je korte film The Last Farm (2003) heeft veel weg van Volcano. Tussen de twee films heb je een opleiding aan de filmacademie in Denemarken afgerond. Wat is het verband tussen de films?

Scène uit <em>The Last Farm</em>

Scène uit The Last Farm

Ik ben opgegroeid in Reykjavik, maar de familie van mijn beide ouders komt van het platteland. Veel mijn familieleden, zoals mijn oma en mijn overgrootmoeder, hebben hun vertrouwde omgeving verlaten. Je thuis verlaten nadat je je leven lang met iemand samen bent geweest — daarbij spelen persoonlijke waardigheid en trots een rol.

De films zijn zeker verwant. Ik heb The Last Farm ontwikkeld tot een speelfilm en uit die film heb ik een paar scènes gebruikt voor Volcano. De lange versie van The Last Farm wordt mijn derde of vierde film, mijn eerste Engelstalige.

Ik ben eind 2004 begonnen met het scenario voor Volcano, vlak voordat ik aan de filmacademie begon. Bij de selectieprocedure moet je van alles produceren in schriftelijke toetsen. Ik kreeg vervolgens in een mondelinge toets vijf minuten om een project te pitchen, maar ik was door mijn ideeën heen na het schriftelijke gedeelte. Ik werd dus gedwongen om iets nieuws te verzinnen. Toen ik in de herfst van 2005 aan de opleiding begon, had ik de eerste versie van het script af. Ik heb het gaandeweg verder ontwikkeld terwijl ik met andere projecten bezig was.

Ik werk zo met acteurs dat mijn dialogen een blauwdruk zijn voor de personages. Tijdens de repetities laat ik de acteurs zelf hun woorden verzinnen binnen het kader van de personages en het verhaal. Voor mij is het heel belangrijk om acteurs geen tekstregels op te dringen.

Improviseren ze voor de camera?
Ik gebruik improvisatie meer om een achtergrondverhaal te maken, zodat de acteurs een idee hebben van de levens van de personages voordat de film begint. Tijdens de opnames kun je daarnaar terugverwijzen. De dialogen komen meestal tijdens repetities tot stand. Maar tijdens de opnames worden er ook dingen bedacht en nuances veranderd.

Je hebt de mooiste shots voor het einde van de film bewaard.
Het is heel gemakkelijk om te veel natuurscènes te draaien als je een film in IJsland opneemt. We hebben juist geprobeerd om de omgeving als onderdeel van het verhaal te gebruiken.

Scène uit <em>Volcano</em>

Scène uit Volcano

Ik bereid heel veel voor. We zijn eind september (2010, red.) begonnen met de opnames, maar we zijn in juni al begonnen met storyboards en het oefenen van de scènes met een assistent om een visueel narratief te ontwikkelen. We hebben maar 30 procent daarvan gebruikt. Maar hoe goed voorbereid je ook bent, er ontstaan altijd problemen.

En soms heb je geluk: je krijgt de mogelijkheid om iets anders te doen. De scène die jij bedoelt, is daar een voorbeeld van. Die stond niet in het scenario. Het was rotweer, maar op het moment dat we de camera aan het inpakken waren trokken de wolken ineens weg en brak het licht door. We hebben het scenario aangepast om die scène in te passen. Je kunt alleen op zulke dingen voorbereid zijn als je een goede band met je cameraman hebt.

Is het tegenovergestelde ook gebeurd?
Natuurlijk. Ik geloof geen enkele regisseur die beweert dat hij geen compromissen heeft gesloten. Zoiets bestaat niet. Ik had bijvoorbeeld de scène waarin de man op zee gaat, graag langer willen hebben. Het is heel moeilijk op open water te filmen en we hadden maar één dag. Die boot is trouwens bij de derde take echt gezonken, met de acteur en al.

De film heeft eigenlijk de vorm van sociaal-realistisch gootsteendrama, maar niet de inhoud.
Dankjewel, dat is een mooi compliment. In melodrama worden de emoties uitgesproken, dat is voor mij meer iets voor theater dan voor film. Ik heb met mijn team geprobeerd om de emoties op een andere manier, via het narratief en via de camera en de geluidsband uit te beelden.

Maar waarom heb je de film op 16mm gedraaid?
Mijn cameravrouw is een klein Zweeds meisje en ik gebruik graag lange handheld takes. Dat is dus niet te doen met een 35 mm-camera met zo’n zwaar patroon. 16 mm is ook niet zo duur, en kan zelfs goedkoper zijn dan RED en andere nieuwe formats. Bovendien houd ik van de de korrel en de authentieke textuur van 16 mm.

Ik heb eens een essay gelezen over analoog versus digitaal wat betreft geluid en beeld. De conclusie was dat je digitale opnames verwerkt met het rationele gedeelte in je hersenen en analoge met het emotionele deel. En de manier waarop ik mijn verhaal vertel, is vooral emotioneel, dus dit format past goed bij mij.

Dit is een aangepaste en ingekorte weergave van een gesprek met de regisseur tijdens het Noordelijk Film Festival 2011. Volcano draait momenteel in zes steden.