Boeken / Achtergrond
special: 4. De Revisor

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een dwarsdoorsnede wordt gegeven van het aanbod aan Nederlandstalige literaire tijdschriften. Vandaag nummer vier: De Revisor.

Begin dit jaar werd het voortbestaan van het gerenommeerde tijdschrift De Revisor bedreigd door een negatief subsidieadvies. Het tijdschrift zou vlees noch vis zijn, het zou in niveau sterk achteruit gegaan zijn en het zou niet langer het typerende Revisor-proza leveren. Dit oordeel werd van verschillende kanten bestreden met het argument dat de commissie partijdig en bevooroordeeld zou zijn. Lezing van de huidige jaargang wijst uit dat de stukken in De Revisor van wisselende kwaliteit zijn, maar dat het te ver voert om het tijdschrift om die reden op te doeken, aangezien elk nummer is voorzien van een stevige ruggengraat van tenminste een paar uitstekende stukken.

Gogol

~

De Revisor werd in 1974 opgericht en was in feite de voortzetting van het tijdschrift Soma, dat slechtst drie jaar bestaan heeft. De naam van dit destijds nieuwe tijdschrift was ontleend aan Gogols toneelstuk De Revisor. Op het eerste gezicht een weinig voor de hand liggende naam, aangezien de hoofdpersoon uit dit toneelstuk – zoals al Gogols personages – allerminst een voorbeeldig mens genoemd kan worden. Kijkt men echter naar het doel dat Gogol (die niet vies was van moralisme) met het toneelstuk had, dan wordt de link duidelijk. Zoals Gogol de hypocrisie van de burgerlijke Russen wilde ontmaskeren, zo lijkt het tijdschrift De Revisor de hypocrisie van de Nederlandse letteren aan de orde te willen stellen.

Steen des aanstoots

In de beginjaren was De Revisor een ingetogen, ja bijna academisch tijdschrift waarin Literatuur bedreven werd en er tevens plaats was voor stevige beschouwingen over literatuur, en meer in het algemeen esthetica. Het was tevens een tijdschrift zonder programma, zonder ideologie. Bij het eerste nummer in 1974 schreef de toenmalige redactie:

Een nieuw tijdschrift vereist een Verantwoording. Wat zijn de uitgangspunten? Mag men eindelijk een literair blad begroeten dat weer wat nieuws brengt, een nieuwe formule, een nieuwe mentaliteit, stroming of beweging in overeenstemming met de geest van deze snel veranderende tijd? Kan er gesproken worden van een reveil, wordt hier een nog onbekende generatie met exclusieve ideeën gepresenteerd?
Nee, wie naar dat alles hunkert komt bedrogen uit.

~

Hiermee presenteerde De Revisor zich als een tijdschrift dat zonder strikte richtlijnen een podium wilde zijn voor de Nederlandse literatuur en literatuurbeschouwing. In de loop der jaren leverde het een aantal spraakmakende nummers op en werden er tevens interessante debatten gestart. Het was een invloedrijk tijdschrift dat vele getalenteerde schrijvers heeft voortgebracht, maar dat ook geregeld op flinke kritiek kon rekenen. De terugkerende steen des aanstoots was daarbij het vermeende academische karakter van De Revisor en de grote aandacht die besteed werd aan de vorm, wat volgens de criticasters ten koste ging van de inhoud. Nu, jaren later, is het tij gekeerd en verwijt men de redactie te weinig diepgang en een gebrek aan het typische Revisor-proza, waarin de vorm naar verluidt zo centraal zou staan.

Populisme?

Sinds de harige profeet Ilja Leonard Pfeijffer de redactie is komen versterken, menen sommige lieden dat De Revisor definitief zijn diepgang heeft verloren. Pfeijffers luidruchtige presentatie en zijn altijd scherpe pen zouden de deur hebben opengezet naar het populisme en de schreeuwerigheid. Uit het voorwoord bij nummer 2 van jaargang 32, dat zich laat lezen als een beginselverklaring, blijkt echter dat er qua intenties niet zo gek veel is veranderd bij De Revisor:

De Revisor is voornamelijk in het hier en nu van de Nederlandse literatuur geïnteresseerd en probeert zijn themanummers daar ook mee te verbinden. Bij ons geen academici, geen Oost-Europese ballingen, geen interessante Franse soixante-huitards, we zijn precies wat op de rug staat: een literair tijdschrift voor Nederland en Vlaanderen.

In het voorwoord wordt stelling genomen tegen een niet nader genoemde vijand die vermoedelijk in twee hoeken gezocht moet worden: de academici die de literatuur verstikken en de populisten die de literatuur verkwanselen. Voorwaar een nobel streven. Vergeleken met het hierboven geciteerde voorwoord bij het allereerste nummer, lijken de beginselen echter nauwelijks veranderd te zijn. Men wijst nog steeds elke vorm van ideologie af en probeert zich nog steeds verre te houden van de literaire mode en goedkope nieuwlichterij.

IJlroman

~

In het oktobernummer staat De Revisor in twee ongelijksoortige essays stil bij het werk van de tien jaar geleden overleden W.F. Hermans, wiens Verzameld werk binnenkort staat te verschijnen. Het eerste essay is van Tonnus Oosterhoff en gaat over de werkelijk ongekende hoeveelheid fouten die Oosterhoff in het werk van Hermans heeft ontdekt. In tegenstelling tot letterfrikken is Oosterhoff niet bereid om hieruit te concluderen dat Hermans kennelijk een inferieure prulschrijver is, integendeel. Oosterhoff interpreteert De donkere kamer van Damocles als een ijlroman en legt op fascinerende wijze uit dat juist de fouten van Hermans zijn werk hun charme en kracht verlenen. In feite beschrijft Oosterhoff hier een eigen poëtica die hij zelf al had toegepast in zijn verhalenbundel

~

, waarin eenentwintig Nederlandse en Vlaamse dichters elk een eigen portie Whitman voor hun rekening namen. Het nummer opent met het heerlijk pompeuze voorwoord dat Whitman bij de eerste editie uit 1885 had geschreven, en dat helaas niet in de vertaling van die bundel was opgenomen. Verder zijn de beschouwingen, impressies en opmerkingen van een achttal vertalers opgenomen; het niveau van deze bijdragen is wisselend. Op zich is het een uitstekend idee om een aantal vertalers aan het woord te laten, maar het nadeel ervan is dat de reflectie op Whitmans poëzie een beetje achterwege blijft. Alleen Pfeijffers bijdrage, waarin hij probeert aan te tonen dat Whitmans poëzie van inferieure kwaliteit is, gaat wat meer de diepte in. Ondanks Horace Traubels (al te?) uitgebreide verslag van Whitmans en Merel Leemans essay over Whitman en Amerika, blijft de historisch achtergrond die Whitmans poëzie van een context zou voorzien, ietwat summier. Als de beschouwingen van de vertalers waren aangevuld met een uitgebreid essay over Whitman en zijn tijd, dan zou dit nummer net iets vollediger zijn geweest.

Xtreme Make Over

Nummer 2 van de 32e jaargang heeft als thema ‘Xtreme Make Over’ meegekregen – gelukkig betekent dit niet dat het uitvoerig stilstaat bij het gelijknamige tv-programma. De redactie heeft zich met dit nummer ten doel gesteld te laten zien hoe ‘kansloos murmelend proza met behulp van plastische chirurgie kan worden omgevormd tot krachtige, bloeiende literatuur’. Dit uitgangspunt leverde een drietal interessante bijdragen op waarbij W.F. Hermans, Harry Mulisch en Ilja Leonard Pfeijffer op de operatietafel belandden. Deze laatste was zelf als dokter van Harry Mulisch opgetreden, maar had er zo’n tetterend en zwaar gestileerd geheel van gemaakt dat een andere dokter de boel weer moest komen fiksen. In nummer 1 ten slotte vallen de vertalingen met inleidingen op van een verhaal van de Est Andrus Kivirähk en van de Roemeen Alexandru Ecovoiu. Al met al biedt De Revisor een afwisselende verzameling essays, beschouwingen, verhalen en gedichten, waartussen altijd enkele bijdragen oplichten die je tot lezen weten te verleiden.

De Revisor
– Losse nummers: € 11,00
– Abonnement: € 53,00 p/j // CJP: € 44,00 // Buitenland: € 66,00
– ISSN 0302-8852
– Uitgeverij Querido
De Revisor verschijnt 5x per jaar.

Zie ook in deze reeks: 1. Het Trage Vuur, 2. Passionate Magazine, 3. Tzum, 5. Armada, 6. Bunker Hill, 7. Raster, 8. De Gids, 9. Hollands maandblad, 10. Hard gras, 11. Parmentier, 12. Deus ex Machina, 13. Het liegend konijn, 14. Lava en 15. Yang.