Film / Reportage
special: BUT Film Festival 2016, Breda

Bloed, seks en nog meer bloed

Een man heeft seks met een ontbindend lijk en een schoolmeisje amputeert penissen met haar vagina. Dit jaar werd voor de elfde keer het BUT Film Festival georganiseerd, waar de beste (en slechtste) B-, Underground en Trashfilms werden vertoond.

Aan de poort op de Sint Janstraat in Breda wapperen enkele groen-rode banners waarop een naakte vrouw in een gehaktmolen verdwijnt. Ze functioneren haast als waarschuwing voor de nietsvermoedende passant: pas op, betreden op eigen risico. Toch gaat er niets afschrikwekkends schuil achter de poort. Er staan twee tentjes waar enthousiaste vrijwilligers dvd’s en bier, T-shirts en broodjes verkopen. Een vrouw telt de drankbonnen van gisteravond. ‘We moeten eens afleren zo gezellig te doen,’ zegt ze. Ze heeft nog een flinke stapel te gaan.

De sfeer is intiem en gezellig, kneuterig haast. Ondanks de tien voorgaande edities van het BUT Film Festival, hangt er een stemming in de lucht van een uit de hand gelopen buurtfeestje. Een stel vrienden met een onbegrijpelijke liefde voor bloederige B-films wier geniale idee groter geworden is dan henzelf. Het gevoel klopt. Net als de beste B-films, teert het BUT Film Festival op het enthousiasme van haar vrijwilligers en organisatoren.

Genitaliën en geweld

Een blik op het filmprogramma toont echter wat er achter het vriendelijke voorkomen van het kassameisje schuilgaat: een onverbloemde liefde voor genitaliën en geweld. In de Finse horrorkomedie Bunny: The Killer Thing (Joonas Makkonen, 2015) is een moordlustig monsterkonijn op zoek naar pussy, en een titel als Death-Scort Service (Sean Donohue, 2015) laat eveneens weinig aan de verbeelding over.

Tussen alle B-bruutheid bevindt zich ook een klein pareltje genaamd Haman (Tetsuya Okabe, 2015), een Aziatisch horrordrama dat je nooit op zou zetten op een loze donderdagavond. De film gaat over het schoolmeisje Haruka. Ze komt tijdens haar ontmaagding tot de verschrikkelijke conclusie dat haar vagina een stel tanden bezit dat de penis van haar minnaar afbijt als ze klaarkomt. Neem maar even de tijd om daar over na te denken.

De film onderscheidt zich van de gebruikelijke BUT-film door zijn verstilde presentatie. Het groteske uitgangspunt blijkt voor Okabe geen reden om niet zijn tijd te nemen voor de personages en hun emoties. Vooral de uitgesponnen seksscènes zijn een genot om naar te kijken – in elk geval tot het hoogtepunt de mannelijke helft van het publiek in gruwel achterlaat. Het is jammer dat de film tegen het einde een tamelijk ongeloofwaardige wending neemt. De sterke regie en het zwart-humoristische commentaar op de rol van seks in een relatie maken deze film zeker een aanrader.

Moordende clowns

Het BUT-thema van dit jaar was CarnEvil, een woordspeling zo melig is als het gros van de vertoonde films. Het horrorcircus pakte uit met onder andere Killer Klowns from Outer Space (Stephen Chiodo, 1988) en de Italiaanse kannibalenklassieker Eaten Alive! (Umberto Lenzi, 1980), compleet met begeleidende documentaire over het subgenre.

Het absoluute hoogtepunt was de groteske Mexicaanse cultfilm Santa Sangre (Alejandro Jodorowsky, 1989), wat met een gerust hart een visueel meesterwerk genoemd mag worden. Jodorowsky weet elke scène vol te proppen met bizarre personages en surrealistische gebeurtenissen, allemaal even prachtig gefilmd. Het is een B-film in de puurste zin van het woord – het budget bedroeg nog geen miljoen dollar –, maar ziet eruit alsof hij het BNP van een kleine natie heeft opgeslokt. Dat dit een persoonlijke favoriet was van de programmeur die het inleidend praatje verzorgde, kon de stampvolle zaal maar al te goed begrijpen.

Seks met een ontbindend lijk

Een ander hoogtepunt bevond zich aan de andere kant van het kwalitatieve spectrum: Belgische B-slasher Lucker (Johan Vandewoestijne, 1986) – ook wel bekend als Lucker the Necrophagous, wat waarschijnlijk niets betekent. Met zijn afschuwelijk lelijke camerawerk, onbegrijpelijke montage en hilarische acteerprestaties, doet de film moeiteloos een gooi naar de titel Allerslechtste Film Allertijden. Zelfs al zou je het proberen, het zou je niet lukken een film te maken zo slecht als deze.

Nick Van Suyt speelt John Lucker, een kalende seriemoordenaar met bakkebaarden en een pilotenbril. In de openingsscène introduceert zijn dokter hem als volgt: “His name is John Lucker. A few years ago, he murdered eight girls. Raped them afterwards. And when I mean afterwards, I mean while some of the corpses were decomposing!” Kort daarna steekt hij een schroevendraaier in zijn dokters gezicht. Het is geweldig.

Natuurlijk duurt het niet al te lang voordat Lucker daadwerkelijk seks heeft met een ontbindend lijk. Na een prostituee te hebben vermoord, wacht de Belg een goede vier weken voordat hij op haar rottende lichaam klimt en een hoogtepunt beleeft dat zijn weerga niet kent. De scène is even smerig als incompetent en duurt tegelijkertijd een eeuwigheid en niet lang genoeg. Iedereen die dit kan kijken zonder te schateren van het lachen, heeft geen gevoel voor humor of een bijzonder specifieke fetisj. En in dat laatste geval, is het misschien een idee om The Afterman (Rob Van Eyck, 1985) te kijken, waarin Van Suyt een rolletje schijnt te hebben als bald rapist farmer.

Meester van de Italiaanse B-film

Naarmate de dag vordert, loopt het pleintje aan de Sint Janstraat vol met een bont gezelschap alto’s, metalheads en een kerel met een polo om zijn schouders. Er wordt bier gedronken, wiet gerookt en geluisterd naar maffe bandjes wier psychedelica – helaas! – ook voor de filmkijkers in zaal 2 te horen is. In het Chassé Theater, vijf minuten verderop, is Italiaanse B-filmregisseur Enzo G. Castellari te gast, die inleidingen geeft bij de hoogtepunten uit zijn imposante carrière.

Sinds Inglourious Basterds (Quentin Tarantino, 2008) is The Inglorious Bastards (1978) waarschijnlijk Castellari’s bekendste film. Maar hij maakte ook Mad Max-rip off 1990: The Bronx Warriors (1982) en oorlogsfilm Eagles over London (1969). Zijn onbetwiste meesterwerk – naar eigen zeggen – is echter de spaghettiwestern Keoma (1976), een film die zonder script werd gedraaid en waarvan hij de scènes ter plekke improviseerde.

Dat gegeven in acht genomen, is het een wonder dat Keoma er zo voortreffelijk uitziet. Castellari verrast meermaals met onverwachte camerastandpunten en slim vormgegeven flashbacks. Zijn keuze om de soundtrack te vullen met melancholische singer-songwriterliedjes – tijdens het monteren luisterde hij veel naar Bob Dylan en Leonard Cohen – verrast ook, maar niet altijd in positieve zin. Dat, en het zwabberende verhaal, worden gelukkig gecompenseerd door Castellari’s scherpe oog voor actiescènes. Keoma is geen aanrader, maar wél de moeite waard om in de bioscoop te hebben gezien.

Liefhebbers van bloed, seks en nog meer bloed komen zeker aan hun trekken op het BUT Film Festival. Van hilarisch tot pijnlijk, van grotesk tot verstild, in Breda is wat te vinden voor elke filmliefhebber met een open geest en/of een voorliefde voor bagger. En die paar lui die kicken op seks met een ontbindend lijk, die moet je maar voor lief nemen.