Muziek / Album

Voortdurend een armlengte verwijderd

recensie: Weyes Blood - Front Row Seat To Earth
gedeelte van albumhoes 'Front Row Seat To Earth' van Weyes Blood

De stem van Natalie Mering – Weyes Blood – beweegt zich als een ijl en glazig spook; voortdurend op armlengte afstand van de luisteraar. Sinds de kille folkplaat The Innocents uit 2014 heeft Mering echter een voorwaartse, meer benaderbare beweging ingezet. Keek de zangeres op die plaat nog als in ijs gevat recht de plaathoes uit, op Front Row Seat to Earth is er zelfs bijna oogcontact. Er is iets veranderd.

Front Row vangt evenwel aan in de ruimte tussen haar dagboek en het naar buiten zingen ervan. Mering zingt: ‘I stand apart from the rest’. Naarmate het nummer vordert ontstaat er uit de galm van haar stem en de piano een schrale, koude galm. Een aanhoudend frisse wind. Als je Natalie Mering ziet zingen is het alsof ze ergens een vlies tussen haar en de omgeving optrekt. Haar eigen cocon.

Op de cover van Front Row heeft Mering zich in helblauw dekschild en afgetrapte gympen gehesen, en bevindt ze zich in een bijna onaards uitzicht. Een warm, beige maanlandschap. Ergens raakt de luisteraar het spoor bijster, en wordt welhaast gedwongen het werk vanaf afstand te bekijken.

Nevel

Producer Chris Cohen, die dit jaar nog met een eigen kosmische folkplaat kwam – As If Apart – vult de ruimte met harpen, piano’s en de nevel van Merings stem. Nevel die soms akelig dicht in de buurt komt van Enya. ‘Can’t Go Home’ bestaat bijvoorbeeld uit weinig meer dan een mistbank van Merings stem, elektronisch aangetast. Er lijken woorden in te hangen, maar die zijn niet te ontraadselen. In tekst beweegt Mering zich over een brug die geen eind lijkt te kennen. Links en rechts raast de tijd voort, maar gevoelsmatig is alle voortgang verdwenen. Het einde wordt vroegtijdig afgekapt, waardoor de luisteraar haast in ‘Seven Words’ wordt geduwd, een nummer dat eveneens gevangen zit tussen de herinnering aan gisteren en het uitzicht op morgen. Mering voert het idee van vastzitten tussen gisteren en morgen uiterst consequent door, waardoor de lichte triomf van het ‘Now I Face Tomorrow’ geen echte triomf is, maar net zo goed een weg die eindigt in vreemde stilstand. De suggestie van uitzicht blijkt geschilderd op een massief vlakke muur.

Vrij

Ergens vindt Mering toch de vrijheid om zich te  bewegen, al is het in een afgefakkeld schemerland uit de clip van ‘Generation Why’. Bloedende machines en ronddolende randfiguren die groene limonade drinken. Er wordt ergens dus nog (een onduidelijk soort) plezier gemaakt. In ‘Away Above’, het schone besluit van Front Row, zingt Mering ‘I don’t feel bad for you / And that’s what makes us free’. Een vederlicht folknummer met gitaar, handpercussie en kristalzuivere harmonieën. Frisse zeelucht.

Het zou een prachtige afronding vormen van de plaat, ware het niet dat Mering de vreemdste slag voor het eind bewaart. Niet in de vorm van een nummer, maar in de vorm van kapot doorgeseinde radiofragmenten. Front Row to Seat to Earth is dus niet de zoveelste smaakvol georkestreerde folkplaat en Mering is niet de zoveelste langharige muze. Onder de harpen, stoffige orgeltjes en stemmige koorstukken is er ergens een hoek af. Er bevindt zich een armlengte tussen Mering en de wereld daarbuiten. Een intrigerende ruimte die zich als vanzelf vult met suggestie, waanbeelden en dagdromerij.