Theater / Voorstelling

Koud, kouder, doorkauwen en slikken

recensie: Het Nationale Toneel - Parasieten

‘Als jij je van kant maakt, pis ik op je graf’, is de rustige conclusie van Petrik tegen zijn zwangere vrouw Friderike vlak voordat ze zijn slang opeet, het beest weer uitkotst en bij hem weggaat. Als ze aankomt bij haar zus Betsi en diens kreupele man Ringo, is een warm onthaal onmogelijk in het zweterige geel betegelde ziekenhuis decor vol koude emotie en zelfwroeging. Dan ontstaat er een lange rit aan onderkoeld bijten en zuigen.

~

Parasieten van regisseur Susanne Kennedy speelt zich af in een geel betegelde ruimte met twee ingemetselde kweekbakken met levende vliegjes. Het is er heet, de lichamen zijn bezweet en het stuk begint als de uitgedroogde acteurs langzaam tot bijna leven komen. Friderike gaat logeren bij haar zus Betsi die voor haar kreupele man Ringo zorgt. Ringo heeft een ongeluk gehad en krijgt geregeld bezoek van de veroorzaker van het ongeluk: Multscher, die zijn schuldgevoel wilt wegwerken door een poging te wagen voor hem te zorgen. Ze klemmen zich aan elkaar vast, zuigen op wat ze nodig hebben van elkaar en bijten van zich af als ze zelf genoeg hebben. Het enige verloop is het steeds kleverig wordend web van uitzichtloosheid en een plastisch uitgesproken gevoel van spijt.

Uitzichtloosheid

De personages zijn statisch, ze nemen houdingen aan die plaatjes vormen op het podium. Gaan zitten of liggen op cue. Een groot deel van het einde ligt Petrik aan de zijkant koortsachtig te slapen.

De scènewisselingen worden vormgegeven door een langzaam bevriezen van de een en het wakker worden van een ander. Alsof het moet, alsof ze letterlijk aan de beurt zijn.  Een goede vondst van regie stagiair Annechien de Vocht, afstuderend maker aan de Toneelacademie Maastricht, is het stoïcijns platdrukken van een babykatje in een doosje. Het idee is zo gruwelijk en tegelijkertijd rustig uitgevoerd dat het publiek siddert van afgrijzen. De beelden zijn krachtig, de kostuums en het decor waar niemand uit kan via de zijkant zet alles tegelijkertijd zowel in de ijskast als in de oven, maar dan.

Hopen op de humor

De overlevingsdrang in tijden van wanhoop wordt niet gevoeld, de hunkering naar liefde en menselijkheid wordt wel uitgesproken maar niet geloofd. De teksten van Marius von Mayenburg zijn rauw en zwartgallig, met een dosis zwarte humor. Het probleem is dat deze door de spelvorm te weinig naar voren komt. Het collectief doet hun teksten grotendeels alsof ze die voorlezen, een duidelijke vormkeuze om als publiek volledig onderkoeld te raken. Daarmee worden de personages afgeschreven. De uitzichtloosheid is duidelijk, daarna gunt niemand ze meer iets. Jorre Vandenbussche als Ringo onderscheidt zich door een sporadisch naar de hemel uitgesproken monoloog te voeren waarin hij zich iets herinnert dat een lichtje in zijn ogen teweeg brengt. Ook zijn poging echt uit de rolstoel te ontsnappen raakt aan wat het publiek nodig heeft om mee te gaan in de uitzichtloosheid. Maar omdat hij eerder wel uit zijn rolstoel stapt om een seks aanbod kil af te wijzen, of het nou in een droom is of niet, maakt zijn daadwerkelijke ontsnappingspoging te weinig te laat.

~

De zwarte humor komt nagenoeg alleen tot zijn recht bij acteur Bas Keyzer, die met zijn gigantische lijf in alle rust en onhandigheid kapot gaat van verdriet om het vertrek van zijn liefde. Bij hem voel je door alle vormkeuzes heen het verdriet van een klunzige teddybeer. Anniek Pheiffer verdient credit met het volledig inbouwen van de mechanisch manische depressieve Friderike. Pheiffer schakelt zeer onverwacht binnen de marges van haar depressieve karakter wat toch ook op de lachspieren werkt. Bij haar is door de waas van kilte een spoor te herkennen van hoe ze zou kunnen zijn als ze gelukkig was. Toch ontsnapt het publiek niet aan de gedachte als Friderike terwijl haar bami koud wordt rustig opmerkt: ‘Ik kauw mijn wang stuk, ik eet mijn hoofd op van binnenuit’ Doe het dan gewoon, ga nou maar.

Parasieten is geen avond leuk theater. Zo is het ook niet bedoeld, maar de stapeling van tekst, spelvorm en decor doet de spiraal naar uitzichtloosheid niet naar binnenslaan bij het publiek. De Parasieten op het podium zijn halfdood, nog levend genoeg om als het publiek weg is weer verder te zuigen. Uitgeblust verlaat het publiek de zaal.

Parasieten is van 5 tot en met 30 mei te zien in het Nationale Toneel Gebouw en van 2 tot en met 6 juni in Frascati Amsterdam.