Theater / Voorstelling

Let’s Buddha baby!

recensie: The Buddha family

De theaterfirma Growing up in Public heeft met de voorstelling The Buddha Family weer eens de tanden in één van de wereldreligies gezet. En net als bij eerdere voorstellingen wordt het spel begeleid door muzikanten, die over het podium wandelend onderdeel worden van het stuk. Jazzmuziek en boeddhisme leveren de inspiratie voor een veelzijdige, prikkelende komedie over wat mensen beweegt.

~

Een boeddhistische monnik verschijnt op een avond voor de deur van een echtpaar dat net aan een zondags dineetje voor twee is begonnen. Het is geen gezellig avondje dat hij verstoort: de man en de vrouw begrijpen elkaar duidelijk al lang niet meer. De monnik, Monk genaamd, valt binnen in een wereldje van eenzaam samenzijn, dat hij maar al te gemakkelijk naar zijn hand zet. Want onder zijn boeddhistische spreuken van onthechting, zelfverloochening en opgaan in het al gaan hele andere bedoelingen schuil…

Kaasfondue

Monk nodigt zichzelf aan tafel en doet zich tegoed aan kaasfondue, goede wijn en sigaren. Na afloop van zijn maaltijd pist hij vervolgens voldaan in de plantenbak, om even later met zijn hoofd op de schoot van de vrouw tevreden glimlachend in slaap te vallen. Het eind van het liedje is dat de monnik zich het leven van de man toeëigent, met vrouw en al. De man scheldt en moppert, maar kijkt vooral machteloos toe vanaf de bank hoe zijn veilige wereldje instort. De vrouw bloeit op van de bevrijdende moraal (of eigenlijk: moraalloosheid) die de monnik predikt. Als je je natuur volgt betekenen schuld of schaamte helemaal niks meer, en doe je gewoon precies waar je zin in hebt, zo ontdekt ze onder Monks begeleiding. En Monk schenkt zich ondertussen genoegzaam nog eens een wijntje in…

Zo kort samengevat lijkt The Buddha Family te gaan over winnaars en verliezers, over de nutteloosheid van moraal, het recht van de sterkste. De mooie woorden van het boeddhisme worden gepresenteerd als een zoveelste schaapsvel voor het beest in de mens. Maar het mooie van een voorstelling van Growing up in Public is dat die boodschap niet alles is. Natuurlijk is Monk de bedrieger en praatjesmaker die er met de buit van doorgaat. Maar er is meer. Het gemak waarmee de monnik de orde tussen het echtpaar verstoort biedt ook een kijk op het kwetsbare, onnatuurlijke bestaan van de man en de vrouw. En al Monks praatjes over afstand nemen van het aardse, je ontdoen van je ego… Is dat niet precies dat wat de man doet, door Monk z’n gang te laten gaan en zich op de bank terug te trekken om daar ’te versterven’? Is de man daarmee misschien niet de ware boeddhist? Het zijn vooral vragen die overblijven, geen antwoorden.

Knipogen

Growing up in Public prikt graag de illusies van goed en kwaad door. De kracht van hun voorstellingen ligt erin dat ze het voor de hand liggende gevaar omzeilen zelf een moraal te gaan prediken. De slotsom is geen existentialistische zwartgalligheid of een luchtig modern relativisme. Het mooie en eigene van de stukken van Growing up in Public is juist dat er geen slotsom lijkt te zijn. Er is te veel tegelijk gebeurd, er zijn te veel knipogen uitgedeeld om aan het eind alles onder een noemer te brengen. Het gaat meer om alles op de kop zetten, verwarren dan om ontluisteren.
Het boeddhisme krijgt geen veeg uit de pan, ook al wordt duidelijk dat de boeddhistische monnik weinig waarmaakt van zijn principes. De man is ook geen echte held in zijn tragische lijden. Het publiek lacht als hij als Jezus aan het kruis, alleen nog een doekje om zijn middel, zijn armen hulpeloos spreidt en zegt dat hij enkel liefde wil. De voorstelling The Buddha Family geeft een steeds verspringende kijk op ons bestaan en op de grote woorden die we gebruiken om daar zin aan te geven. Bij vlagen wel serieus, misschien zelfs tot nadenken stemmend, maar nooit zwart-wit moraliserend.

Poëzie

Deze open blik zit hem ook in de vorm van de tekst. Daphne de Bruin schreef een tekst in vele korte scènes met steeds een ander perspectief, een andere kijk op de zaak. Het tekstboekje doet af en toe denken aan een dichtbundel. Kleine blokjes tekst in korte zinnen, waarin één gevoel, één indruk centraal staat. Als een waar dichteres verstaat Daphne de Bruin de kunst van het weglaten: de machteloosheid van de man spreekt uit afgebrokkelde zinnetjes als ‘Ik hou nog net zoveel‘. Net als in gedichten heeft de tekst een aparte regelval:

‘de man
of beter
wat er over is van de man
haalt moeizaam adem
het karkas van zijn lichaam
hangt verwrongen over de bank
het grootste deel
van zijn huid en spieren zijn weg
de bloederige resten
vormen een merkwaardige verzameling’.

Natuurfilms

De man geeft vaker dit soort merkwaardig aandoende commentaren op zichzelf. Dapnhe de Bruin heeft zich niet alleen door het boeddhisme laten inspireren, uit het stuk spreekt ook haar fascinatie voor natuurfilms. En dan vooral voor de commentaarstem die alles benoemt wat het een of andere diertje doet en gedragingen registreert zonder daar een oordeel aan te verbinden. In dit stuk beschrijft de man zijn gedrag alsof hij de hoofdrol speelt in een natuurdocumentaire op Discovery. Leuk is ook het spel met tekst en beeld: terwijl de man dit uitspreekt zit hij op de bank, alleen nog gekleed in zijn schamele Jezus-uitdossing, maar gezond en wel. En zo zegt hij vaker iets te doen, terwijl hij het juist niet doet. Dit soort speelse dubbelzinnigheid sluit ook weer een eenduidige moraal uit. En zo weet Growing up in Public met The Buddha Family alles weer eens op losse schroeven te zetten.

GrowingUpInPublic.nl